gepubliceerd op 14 maart 2002
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij beschikkingen van 27 december 2001 en 21 februari 2002 in zake C. Van Ooteghem en in zake J. Goedertier en C. Key, waarvan de expedities ter g « Houdt artikel 378, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, juncto artikel 410 van hetzelfde Wetbo(...)
ARBITRAGEHOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij beschikkingen van 27 december 2001 en 21 februari 2002 in zake C. Van Ooteghem en in zake J. Goedertier en C. Key, waarvan de expedities ter griffie van het Arbitragehof zijn ingekomen op 24 januari 2002 en 28 februari 2002, heeft de vrederechter van het derde kanton Gent de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Houdt artikel 378, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, juncto artikel 410 van hetzelfde Wetboek, een schending in van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre dit voorziet in een verschuldigd zijn van griffierechten voor de verzoeken uitgaande van de ouders van een minderjarig kind, terwijl voor de verzoeken in toepassing van artikel 410 van het Burgerlijk Wetboek door de persoon van de voogd over een minderjarig kind krachtens artikel 162, 42°, junctis de artikelen 279 en 280 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten geen griffierechten verschuldigd zijn ? » Die zaken zijn ingeschreven onder de nummers 2328 en 2378 van de rol van het Hof en werden samengevoegd.
De griffier, L. Potoms.