gepubliceerd op 15 februari 2001
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 30 november 2000 in zake het Ministerie van Financiën en het openbaar ministerie tegen P. Crijnen en anderen, waarvan de expeditie « 1. Is het zo dat de bepalingen van het Koninklijk Besluit van 18 juli 1977 tot coördinatie van de(...)
ARBITRAGEHOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 30 november 2000 in zake het Ministerie van Financiën en het openbaar ministerie tegen P. Crijnen en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 18 december 2000, heeft de Correctionele Rechtbank te Antwerpen de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Is het zo dat de bepalingen van het Koninklijk Besluit van 18 juli 1977 tot coördinatie van de algemene bepalingen inzake douane en accijnzen (A.W.D.A.), zijnde onder meer doch niet uitsluitend de hoofdstukken XVIII (` Bewaking en verzegeling '), XIX (` Tolkring '), XX (` Visitatie en peiling '), XXI (` Bijzondere bepalingen betreffende visitatie en peiling inzake de accijnzen '), XXII (` Controlemaatregelen '), XXIII (` Recht van administratief beroep '), XXIV (` Boeten en straffen in het algemeen '), XXV (` Processen-verbaal, bekeuringen, aanhalingen en vervolgingen '), XXVII (` Dadelijke uitwinning, voorrecht en hypotheek ') en XXVIII (` Plichten en rechten der ambtenaren en hun bescherming ') van de Algemene Wet inzake Douane en Accijnzen, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schenden, omdat de strafvordering en de strafrechtspleging inzake douane en accijnzen op een aantal cruciale punten verschilt en afwijkt van de strafvordering en de strafrechtspleging in het algemeen en aldus twee categorieën van vervolgde personen tot stand brengt (met name enerzijds degenen die worden verdacht van misdrijven inzake douane en accijnzen en anderzijds degenen die verdacht worden van misdrijven van gemeen recht), waardoor een grondwettelijk niet-toelaatbare discriminatie ten nadele van degenen die worden verdacht van misdrijven inzake douane en accijnzen tot stand wordt gebracht ? 2. Schenden artikel 11 van de algemene wetgeving van Douane en Accijnzen alsook artikel 32 van de wet van 7 januari 1998 betreffende de structuur en de accijnsrechttarieven op alcohol en alcoholische dranken de artikelen 10 en 11 gelezen in betrekking met de artikelen 170, § 1, en 171 van de Grondwet doordat zij de categorie van accijnsrechtplichtigen grondwettelijke garanties ontneemt zoals geboden aan alle burgers, zonder enige uitzondering, in de artikelen 170, § 1, en 172 ? 3.Schenden de artikelen 197 en 198, § 3, van de A.W.D.A., met betrekking tot de huiszoekingen, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, op zichzelf gelezen of in samenlezing met het artikel 8 van het E.V.R.M., gelet op het feit dat de waarborgen die zij bieden gevoelig zijn verminderd ten opzichte van deze waarvan elke burger geniet uit hoofde van het gemeen strafrecht (artikelen 87, 88 en 89bis van het Wetboek van strafvordering) ? 4. Schenden de artikelen 85 en 100 van het Strafwetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, daar waar de Strafrechter, die fictieve uitvoer van goederen onderworpen aan accijnzen moet herkennen, geen verzachtende omstandigheden zou toestaan voor de boetes verschuldigd op basis van de Wet der Douane en Accijnzen, terwijl hij anders het vonnis zou kunnen opschorten in toepassing van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie ? 5.Schenden de artikelen 85 en 100 van het Strafwetboek en het artikel 73quinquies van het BTW-wetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, daar waar de strafrechter, die fictieve uitvoer van goederen onderworpen aan accijnzen moet herkennen, verzachtende omstandigheden zou toestaan voor de boetes verschuldigd op basis van het BTW-wetboek, waar dit niet zou kunnen voor de boetes verschuldigd volgens de Wet der Douane en Accijnzen, terwijl deze uitvoeringen [lees : uitvoer], welke de ontdoken belastingen ook zijn, niet eenvoudiger of minder eenvoudig te ontdekken zijn [lees : is] ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 2097 van de rol van het Hof.
De griffier, L. Potoms.