gepubliceerd op 02 februari 2001
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 12 december 2000 in zake C. Lingurar tegen het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van Charleroi en de Belgische Staat, w « 1. Schendt artikel 57, § 2, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare cen(...)
ARBITRAGEHOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 12 december 2000 in zake C. Lingurar tegen het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van Charleroi en de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 17 januari 2001, heeft de Arbeidsrechtbank te Charleroi de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Schendt artikel 57, § 2, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, zoals gewijzigd bij de wet van 15 juli 1996 alsmede bij het arrest van het Arbitragehof van 22 april 1998, al dan niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, gelezen in samenhang met de artikelen 23 en 191 van de Grondwet, artikel 11.1 van het Internationaal Verdrag van New York van 19 december 1996 [lees : 1966] inzake economische, sociale en culturele rechten en de artikelen 3 en 13 van het Verdrag van Rome van 4 november 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, doordat het voorziet in een verschillende behandeling : - enerzijds, van de vreemdelingen aan wie een bevel om het grondgebied te verlaten is betekend en die beroep hebben ingesteld bij de Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen, de Vaste Beroepscommissie voor vluchtelingen of de Raad van State, en - anderzijds, van diegenen aan wie eenzelfde bevel om het grondgebied te verlaten is betekend, maar die een aanvraag tot erkenning van staatloosheid hebben ingediend ? 2. Schendt artikel 57, § 2, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, zoals gewijzigd bij de wet van 15 juli 1996 alsmede bij het arrest van het Arbitragehof van 22 april 1998, al dan niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, gelezen in samenhang met de artikelen 23 en 191 van de Grondwet, artikel 11.1 van het Internationaal Verdrag van New York van 19 december 1996 [lees : 1966] inzake economische, sociale en culturele rechten en de artikelen 3 en 13 van het Verdrag van Rome van 4 november 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, doordat het voorziet in een verschillende behandeling : - enerzijds, van de vreemdelingen aan wie een bevel om het grondgebied te verlaten is betekend en die beroep hebben ingesteld bij de Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen, de Vaste Beroepscommissie voor vluchtelingen of de Raad van State, en - anderzijds, van diegenen aan wie eenzelfde bevel om het grondgebied te verlaten is betekend, maar die een aanvraag tot regularisatie van verblijf op grond van artikel 9, § 3, van de wet van 15 december 1980 hebben ingediend ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 2114 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.