gepubliceerd op 24 mei 2000
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij verzoekschriften die aan het Hof zijn toegezonden bij op 10 maart 2000 ter post aangetekende brieven en ter griffie zijn ingekomen op 13 maart - de wet van 4 mei 1999 houdende instemming met het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat e(...)
ARBITRAGEHOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij verzoekschriften die aan het Hof zijn toegezonden bij op 10 maart 2000 ter post aangetekende brieven en ter griffie zijn ingekomen op 13 maart 2000, heeft de v.z.w. Centre de recherche-action et de consultation en sexo-criminologie (CRASC), met zetel te 1082 Brussel, Gebroeders Becquélaan 8, beroep tot vernietiging ingesteld van - de wet van 4 mei 1999 houdende instemming met het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat en het Waalse Gewest inzake de begeleiding en behandeling van daders van seksueel misbruik, - het decreet van het Waalse Gewest van 1 april 1999 houdende instemming met het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat en het Waalse Gewest inzake de begeleiding en behandeling van daders van seksueel misbruik, - de wet van 4 mei 1999 houdende instemming tot het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat en de Vlaamse Gemeenschap inzake de begeleiding en behandeling van daders van seksueel misbruik, en - het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 2 maart 1999 houdende de goedkeuring van het samenwerkingsakkoord van 8 oktober 1998 tussen de federale Staat en de Vlaamse Gemeenschap inzake de begeleiding en behandeling van daders van seksueel misbruik (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 11 september 1999), wegens schending van de regels die door of krachtens de Grondwet zijn vastgesteld voor het bepalen van de onderscheiden bevoegdheid van de Staat, de gemeenschappen en gewesten, en van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.
Die zaken zijn ingeschreven onder de nummers 1905, 1906, 1907 en 1908 van de rol van het Hof en werden samengevoegd.
De griffier, L. Potoms.
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest nr. 85.743 van 1 maart 2000 in zake L. Quartier tegen het Vlaamse Gewest, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 4 april 2000, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Schendt artikel 21, tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State de artikelen 10 en 11 van de Gecoördineerde Grondwet, op zichzelf genomen en samengelezen met de artikelen 13 en 160 van de Grondwet en artikel 6.1 van het E.V.R.M., doordat twee verschillende categorieën van personen, zijnde (1) de verzoekende partij die geen memorie indient, om reden dat hij geen belang meer heeft bij de zaak, dit wil zeggen, geen interesse meer in de zaak betoont, en (2) de verzoekende partij die geen memorie indient, om reden dat hij geen belang meer heeft bij de memorie, doordat hij, wegens afwezigheid van een antwoord van tegenpartij, niets meer toe te voegen heeft aan datgene wat reeds werd uiteengezet in het verzoekschrift, op gelijke wijze worden behandeld ? 2. Schendt artikel 21, tweede lid, van de gocoördineorde wetten op de Raad van State de artikelen 10 en 11 van de Gecoördineorde Grondwet, op zichzelf genomen en samengelezen met de artikelen 13 en 160 van de Grondwet en artikel 6.1 van het E.V.R.M., doordat een onderscheid in behandeling wordt ingevoerd tussen gelijke categorieën van personen, zijnde (1) de verzoekende partij die tijdig een louter formele memorie indient, stellende dat hij niets meer toe te voegen heeft aan zijn verzoekschrift, omdat de tegenpartij geen memorie van antwoord ingediend heeft, en zijn procesbelang alzo behoudt, en (2) de verzoekende partij die geen formele memorie indient, omwille van het feit dat de Belgische Staat geen memorie heeft ingediend, en zijn procesbelang alzo verliest ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 1938 van de rol van het Hof.
De griffier, L. Potoms.