Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 12 januari 2000

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 9 november 1999 in zake N. Hellebroeck tegen de v.z.w. Algemene Compensatiekas voor Werknemers, waarvan de expeditie ter griffie va « Schendt artikel 42, § 1, derde lid, 2°, van het koninklijk besluit van 19 september [lees : (...)

bron
arbitragehof
numac
1999021612
pub.
12/01/2000
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 9 november 1999 in zake N. Hellebroeck tegen de v.z.w.

Algemene Compensatiekas voor Werknemers, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 19 november 1999, heeft de Arbeidsrechtbank te Dendermonde de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 42, § 1, derde lid, 2°, van het koninklijk besluit van 19 september [lees : december] 1939 tot samenvatting van de wet van 4 augustus 1930 betreffende de kinderbijslagen voor de loonarbeiders, ingevoerd door artikel 1 van het koninklijk besluit van 21 april 1997 houdende sommige bepalingen ter uitvoering van artikel 21 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels (Belgisch Staatsblad van 30 april 1997) en bekrachtigd door artikel 8 van de wet van 12 december 1997 tot bekrachtiging van de koninklijke besluiten genomen met toepassing van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de pensioenstelsels en van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie (Belgisch Staatsblad van 18 december 1997) in zoverre voor de rangregeling bedoeld in het eerste lid van voornoemd artikel 42 van het koninklijk besluit van 19 september [lees : december] 1939 rekening wordt gehouden met het geheel van de rechtgevende kinderen indien er verschillende bijslagtrekkenden zijn die een huishouden vormen mits deze personen van verschillend geslacht zijn, terwijl dit niet het geval is indien de bijslagtrekkenden die een huishouding vormen van hetzelfde geslacht zijn, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 1810 van de rol van het Hof en werd samengevoegd met de zaak met rolnummer 1688.

De griffier, L. Potoms.

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij verzoekschriften die aan het Hof zijn toegezonden bij op 7, 23, 24, 25 en 27 september 1999 ter post aangetekende brieven en ter griffie zijn ingekomen op 8, 24, 27 en 28 september 1999, is beroep tot vernietiging ingesteld van de artikelen 24 en 91 tot 94 van de wet van 15 maart 1999 betreffende de beslechting van fiscale geschillen (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 27 maart 1999), wegens schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, door : - F. Van Driesche en R. Van Mulders, wonende te 9473 Welle, Langestraat 28; - de gemeente Herstal, place Jean Jaurès, 4040 Herstal; - B. Claus, wonende te 9880 Aalter, Lentakkerstraat 6, bus C; - de gemeente Elsene, Elsensesteenweg 168, 1050 Brussel; - de stad Brussel, Grote Markt, 1000 Brussel.

Die zaken zijn ingeschreven onder de nummers 1766, 1770, 1774, 1775 en 1776 van de rol van het Hof en samengevoegd met de zaak met rolnummer 1682.

De griffier, L. Potoms.

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 26 oktober 1999 in zake J. Aoulad Larbi, M. Aoulad Larbi en M. Achahbar tegen de b.v.b.a. Pivoe, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 5 november 1999, heeft het Hof van Cassatie de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 109bis, § 1, 1°, van het Gerechtelijk Wetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwet omdat het bepaalt dat het hoger beroep tegen vonnissen van de rechter in de jeugdrechtbank aan de kamers met één raadsheer wordt toegewezen en niet aan een kamer met drie raadsheren ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 1794 van de rol van het Hof.

De griffier, L. Potoms.

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 9 november 1999 in zake het Waalse Gewest tegen de c.v.b.a. Société immobilière régionale, en in aanwezigheid van de v.z.w. Asac-Ymca, heeft de vrederechter van het eerste kanton Charleroi de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 182, § 3, van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedebouw en Patrimonium de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 1 van het Aanvullend Protocol van 20 maart 1952 bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, ondertekend te Parijs en goedgekeurd bij de wet van 13 mei 1955, doordat het bepaalt dat het bedrag van de onteigeningsvergoeding die aan de onteigenden wordt toegekend zal worden berekend op basis van de waarde van het goed met aftrek van de kostprijs van de saneringswerken bedoeld in de paragrafen 1 en 2 van het genoemde artikel 182, in zoverre het aldus een discriminatie in het leven roept ten aanzien van de billijke en voorafgaande schadeloosstelling die, in het gemeen recht, aan de andere onteigenden wordt toegekend ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 1811 van de rol van het Hof.

De griffier, L. Potoms.

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 16 november 1999 in zake de n.v. Immo Kips tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 24 november 1999, heeft het Hof van Beroep te Antwerpen de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 60 van het decreet van de Vlaamse Raad van 22 december 1993 artikel 10 en 11 van de Grondwet door de vermindering van de onroerende voorheffing voorzien in artikel 257, 4° W.I.B.'92 vanaf aanslagjaar 1993 volledig te weigeren wanneer het onroerend goed langer dan 12 maanden, rekening houdend met het vorig aanslagjaar, niet in gebruik is genomen ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 1820 van de rol van het Hof.

De griffier, L. Potoms.

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 17 november 1999 in zake het openbaar ministerie tegen A. Heeren en I. Heeren, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 3 december 1999, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Hasselt de prejudiciële vraag gesteld : « Of artikel 6 van de wet van 2 juni 1998 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt doordat via een wettelijke overgangsmaatregel op kunstmatige wijze een ongrondwettig verklaarde regeling (met name deze van artikel 1 en 1bis van het koninklijk besluit nummer 22 van 24 oktober 1934) tijdelijk verlengd wordt, in het bijzonder nu bij toepassing van artikel 6 van de wet van 2 juni 1998 er evenmin een vordering is geweest van het Openbaar Ministerie, er evenmin een debat is geweest over de gevolgen van het bewezen misdrijf ten aanzien van het beroepsverbod, er evenmin een motivering is geweest in verband met de straf, ook al werd de uitvoering ervan beperkt totdat 10 jaar zijn verstreken sedert de datum van veroordeling die tot het verbod aanleiding heeft gegeven ».

Die zaak is ingeschreven onder nummer 1827 van de rol van het Hof.

De griffier, L. Potoms.

^