Etaamb.openjustice.be
Bericht van 03 juni 1998
gepubliceerd op 14 juli 1998

Regeling tussen de bevoegde autoriteiten van België en Nederland inzake de aanwezigheid van belastingambtenaren van de ene Staat op het grondgebied van de andere Staat ten behoeve van belastingonderzoek. - Bericht

bron
ministerie van financien
numac
1998003307
pub.
14/07/1998
prom.
03/06/1998
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

3 JUNI 1998. - Regeling tussen de bevoegde autoriteiten van België en Nederland inzake de aanwezigheid van belastingambtenaren van de ene Staat op het grondgebied van de andere Staat ten behoeve van belastingonderzoek. - Bericht


Regeling van 3 juni 1998.

De bevoegde autoriteiten van België en Nederland verklaren, na overleg, - in uitvoering van het bepaalde in de artikelen 6 en 9 van de Richtlijn 77/799/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 19 december 1977, gewijzigd door de Richtlijn 79/1070/EEG van de Raad van 6 december 1979 en de Richtlijn 92/12/EEG van de Raad van 25 februari 1992, betreffende de wederzijdse bijstand van de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten op het gebied van de directe belastingen en de indirecte belastingen zoals geïmplementeerd in de respectievelijke wetgevingen - langs Belgische zijde : - artikel 338 van het Wetboek van de inkomsten belastingen 1992 - artikel 93terdecies van het BTW-Wetboek - artikel 38 van de « Wet betreffende de algemene regeling voor accijnsprodukten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop » met betrekking tot accijnzen; - langs Nederlandse zijde : - de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen (Wet van 24 april 1986, Stb. 249), - op basis van de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden tot het vermijden van dubbele belasting op het gebied van belastingen naar het inkomen en naar het vermogen en tot vaststellen van enige andere regelen verband houdende met de belastingheffing en van het Protocol van 19 oktober 1970, meer in het bijzonder van artikel 27, - op basis van het Verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand in belastingzaken/fiscale aangelegenheden (gesloten te Straatsburg, 25 januari 1988) zodra in beide Staten de goedkeuringsprocedures zijn afgerond en het verdrag van toepassing is geworden, - en onverminderd verdergaande bepalingen van de Overeenkomst inzake de administratieve en strafrechtelijke samenwerking op het gebied van de regelingen die verband houden met de verwezenlijking van de doelstellingen van de Benelux Economische Unie van 29 april 1969 en het Aanvullend Protocol houdende bijzondere bepalingen op het stuk van de belastingen en - gelet op de wens van beide Staten om de wederzijdse bijstand tussen België en Nederland te intensiveren, dat ambtenaren van de belastingadministraties van beide Staten op elkaars grondgebied aanwezig mogen zijn om met inachtneming van de nationale wetgeving van beide Staten inlichtingen in te zamelen die van nut kunnen zijn voor de juiste vaststelling van de belastingen naar het inkomen en het vermogen, de belasting over de toegevoegde waarde en de accijnzen in één van beide of in beide Staten, met inachtneming van het navolgende.

Artikel 1.Een verzoek tot aanwezigheid van ambtenaren van de ene Staat bij een onderzoek op het grondgebied van de andere Staat wordt gedaan in bijzondere gevallen. Met name valt te denken aan : - gevallen waarin er indicaties zijn van grensoverschrijdende onregelmatigheden of fraude van beduidende omvang in één van beide of in beide Staten; - gevallen waarvan de complexiteit de aanwezigheid van ambtenaren wenselijk maakt; - gevallen waarin termijnoverschrijding dreigt en waarin de aanwezigheid van ambtenaren het onderzoek kan bespoedigen; - gezamenlijke onderzoeken in het kader van bilaterale of multilaterale controles.

Art. 2.De bevoegde autoriteiten kunnen besluiten de aanwezigheid van ambtenaren van de ene Staat op het grondgebied van de andere Staat toe te staan in andere gevallen dan bedoeld in artikel 1.

Art. 3.Op basis van wederkerigheid zal een Staat in soortgelijke gevallen de aanwezigheid van ambtenaren van de andere Staat toelaten.

Art. 4.Het verzoek tot aanwezigheid van een ambtenaar dient door de bevoegde autoriteit van de verzoekende Staat schriftelijk te gebeuren.

In alle gevallen moet het verzoek tot aanwezigheid van ambtenaren gemotiveerd zijn.

De aangezochte Staat zal het verzoek slechts afwijzen op grond van een gemotiveerde beslissing en nadat daarover overleg is gepleegd met de verzoekende Staat.

Een verzoek tot aanwezigheid van ambtenaren op het grondgebied van de andere Staat dient deel uit te maken van een verzoek om een bepaald onderzoek in te stellen en vermeldt de stappen die de verzoekende Staat heeft genomen om de gewenste informatie te verkrijgen.

De bevoegde autoriteit van de aangezochte Staat neemt uiterlijk binnen de drie maanden na ontvangst van het verzoek een beslissing op het verzoek.

In spoedeisende gevallen wordt die beslissing binnen één maand genomen.

Indien het verzoek wordt ingewilligd, stelt de bevoegde autoriteit van de aangezochte Staat de bevoegde autoriteit van de verzoekende Staat zo spoedig mogelijk in kennis van het tijdstip en de plaats van het onderzoek en de autoriteit of de ambtenaar die is aangewezen om het onderzoek te verrichten.

Art. 5.Het onderzoek wordt verricht door ambtenaren van de aangezochte Staat. De bezoekende ambtenaren zijn bevoegd aanwezig te zijn bij een onderzoek dat wordt ingesteld ter voldoening aan een verzoek om de inlichtingen in te zamelen die van nut kunnen zijn voor een juiste vaststelling van de belasting. De bezoekende ambtenaren zullen daarbij de wetgeving van de aangezochte Staat respecteren.

Art. 6.Het is de bezoekende ambtenaren toegestaan aanwezig te zijn bij die onderdelen van het onderzoek in de aangezochte Staat die voor het onderzoek in de verzoekende Staat van belang kunnen zijn.

Art. 7.Aan de bezoekende ambtenaren wordt op verzoek onder meer inzage verstrekt van boeken, bescheiden, stukken en andere gegevens- en informatiedragers die in het kader van het onderzoek van belang kunnen zijn. Desgevraagd worden aan hen, onder voorbehoud van de bepalingen van de wetgeving van de Staat waar het onderzoek plaatsvindt, kopieën dan wel afschriften van de hiervoor aangeduide gegevens en informatie verstrekt.

De verzoekende Staat kan de tijdens het onderzoek verkregen gegevens en informatie niet gebruiken voordat deze door de Staat waar het onderzoek heeft plaatsgevonden zijn verstrekt met inachtneming van de nationale wetgeving van de Staat die de inlichtingen verstrekt.

Art. 8.In gevallen waarin in overeenstemming met de wetgeving of de administratieve praktijk van één van de Staten de administratie of de boekhouding van een belastingplichtige zich geheel of gedeeltelijk in de andere Staat bevindt, kunnen de bevoegde autoriteiten van de Staat waar de boekhouding zich bevindt op verzoek van de bevoegde autoriteiten van de Staat van de belastingplichtige besluiten de aanwezigheid van ambtenaren van de andere Staat toe te staan indien de belastingplichtige om die aanwezigheid heeft verzocht en de autoriteiten van de verzoekende Staat daarmee hebben ingestemd.

De bevoegde autoriteiten van de verzoekende Staat voegen een kopie van de aanvraag van de belastingplichtige bij hun verzoek.

De aangezochte Staat kan bijkomende voorwaarden stellen met betrekking tot deze aanwezigheid.

Art. 9.Ambtenaren die aanwezig zullen zijn op het grondgebied van een andere Staat worden expliciet daartoe schriftelijk aangewezen en moeten voorzien zijn van een officiële machtiging waaruit blijkt dat zij optreden namens hun Staat. In alle gevallen moeten de ambtenaren hun ambtelijke hoedanigheid kunnen aantonen door middel van een bewijs van aanstelling of een ander legitimatiebewijs dat hun door de dienst waartoe ze behoren is verstrekt.

Art. 10.Deze regeling treedt in werking op 1 juli 1998.

Zij zal worden gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad en in de Nederlandse Staatscourant.

Opgemaakt in tweevoud te Brussel, op 3 juni 1998.

Aan Belgische zijde : voor de Minister van Financien : De Adjunct-administrateur-generaal van belastingen, J.-M. DELPORTE Aan Nederlandse zijde : De Staatssecretaris van Financien namens deze : De Directeur-Generaal der Belastingen, J.N. VAN LUNTEREN De Directeur-Generaal voor Fiscale Zaken loco, J.A.C.A. OVERGAAUW

^