Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 30 april 2024

Uittreksel uit arrest nr. 174/2023 van 14 december 2023 Rolnummer 7948 In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 17 van de wet van 11 februari 2013 « houdende organisatie van het beroep van vastgoedmakelaar », gesteld door de kame Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en P. Nihoul, en de rechte(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2024002412
pub.
30/04/2024
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 174/2023 van 14 december 2023 Rolnummer 7948 In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 17 van de wet van 11 februari 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/02/2013 pub. 22/08/2013 numac 2013011368 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende organisatie van het beroep van vastgoedmakelaar sluiten « houdende organisatie van het beroep van vastgoedmakelaar », gesteld door de kamer van beroep van het Beroepsinstituut van vastgoedmakelaars.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en P. Nihoul, en de rechters J. Moerman, S. de Bethune, E. Bribosia, W. Verrijdt en K. Jadin, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter L. Lavrysen, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging Bij beslissing nr. 1716 van 16 februari 2023, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 13 maart 2023, heeft de kamer van beroep van het Beroepsinstituut van vastgoedmakelaars de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Schendt artikel 17 van de wet van 11 februari 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/02/2013 pub. 22/08/2013 numac 2013011368 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende organisatie van het beroep van vastgoedmakelaar sluiten houdende organisatie van het beroep van vastgoedmakelaar het gelijkheidsbeginsel, zoals vervat in artikel 10 en artikel 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6.1 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens, waar het voorschrijft dat iedere strafrechtelijke veroordeling voor de tenlastelegging misbruik van vertrouwen in de zin van artikel 491 van het Strafwetboek ambtshalve leidt tot schrapping van de vastgoedmakelaar, terwijl deze ambtshalve sanctie niet is voorzien voor vastgoedmakelaars die andere al dan niet wettelijk zwaarder gesanctioneerde misdrijven zouden plegen zodat vastgoedmakelaars die veroordeeld worden voor andere misdrijven slechts kunnen worden gestraft na een tuchtrechtelijke procedure, waarin deze de mogelijkheid krijgen inhoudelijk verweer te voeren ? 2. Schendt artikel 17 van de wet van 11 februari 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/02/2013 pub. 22/08/2013 numac 2013011368 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende organisatie van het beroep van vastgoedmakelaar sluiten houdende organisatie van het beroep van vastgoedmakelaar het gelijkheidsbeginsel, zoals vervat in artikel 10 en artikel 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met het recht op een eerlijk proces, het beginsel van de onafhankelijkheid van de rechter (gewaarborgd bij artikel 151 van de Grondwet, artikel 6.1 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens en artikel 14, eerste lid van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten), waar het voorschrijft dat iedere strafrechtelijke veroordeling voor de tenlastelegging misbruik van vertrouwen in de zin van artikel 491 van het Strafwetboek ambtshalve leidt tot schrapping van de vastgoedmakelaar, waardoor het aan de rechter die wordt gevat met het oog op de toepassing van artikel 17 van voormelde wet van 11 februari 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/02/2013 pub. 22/08/2013 numac 2013011368 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende organisatie van het beroep van vastgoedmakelaar sluiten iedere rechtsmacht ontzegt om zelf een sanctie te bepalen, minstens om de wettelijke voorgeschreven sanctie te controleren of te milderen ? ». (...) III. In rechte (...) B.1. De prejudiciële vragen hebben betrekking op artikel 17 van de wet van 11 februari 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/02/2013 pub. 22/08/2013 numac 2013011368 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende organisatie van het beroep van vastgoedmakelaar sluiten « houdende organisatie van het beroep van vastgoedmakelaar » (hierna : de wet van 11 februari 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/02/2013 pub. 22/08/2013 numac 2013011368 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende organisatie van het beroep van vastgoedmakelaar sluiten).

Die bepaling maakt deel uit van afdeling 2 (« Tuchtsancties ») van hoofdstuk 4 (« Tucht ») van de wet van 11 februari 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/02/2013 pub. 22/08/2013 numac 2013011368 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende organisatie van het beroep van vastgoedmakelaar sluiten en bepaalt : « Elke veroordeling voor misbruik van vertrouwen in de zin van artikel 491 van het Strafwetboek leidt ambtshalve tot de schrapping van de vastgoedmakelaar door de Kamer.

Elke voorafgaande veroordeling op basis van artikel 491 van het Strafwetboek verhindert de uitoefening van de activiteit van vastgoedmakelaar.

In geval van vaststelling van verduistering kan de Kamer de vastgoedmakelaar schorsen of schrappen van de lijst ».

B.2.1. Volgens artikel 7, § 3, van de Kaderwet betreffende de dienstverlenende intellectuele beroepen, zoals gecodificeerd bij het koninklijk besluit van 3 augustus 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/08/2007 pub. 18/09/2007 numac 2007011412 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit tot codificatie van de kaderwetten betreffende de dienstverlenende intellectuele beroepen sluiten « tot codificatie van de kaderwetten betreffende de dienstverlenende intellectuele beroepen », bevat een beroepsinstituut dat overeenkomstig de bepalingen van die Kaderwet wordt opgericht een nationale raad samengesteld uit een gelijk aantal Nederlandstalige en Franstalige leden, alsook twee uitvoerende kamers en twee kamers van beroep, die respectievelijk het Frans en het Nederlands als voertaal hebben.

B.2.2. Volgens artikel 9, § 1, van de voormelde Kaderwet hebben de kamers onder meer tot taak het tableau van de beroepsbeoefenaars op te maken en bij te houden (artikel 9, § 1, 1° ), evenals te waken over de voorschriften van de plichtenleer en uitspraak in tuchtzaken te doen ten opzichte van de beroepsbeoefenaars, de stagiairs en de personen die gemachtigd zijn het beroep occasioneel uit te oefenen (artikel 9, § 1, 3° ).

De kamers van beroep doen uitspraak over de beroepen ingesteld tegen de door de uitvoerende kamers genomen beslissingen (artikel 9, § 6).

Tegen de door de uitvoerende kamers of de verenigde uitvoerende kamers in laatste aanleg gewezen beslissingen en de eindbeslissingen van de kamers van beroep of van de verenigde kamers van beroep kan cassatieberoep worden ingesteld overeenkomstig de bepalingen van deel IV, boek III, titel IVbis, van het Gerechtelijk Wetboek (artikel 9, § 7). In geval van cassatie wordt de zaak verwezen naar de anders samengestelde kamer of kamers, die zich dienen te voegen naar de beslissing van het Hof van Cassatie betreffende het door dat Hof beslechte rechtspunt (artikel 1121/5, eerste lid, 5°, van het Gerechtelijk Wetboek).

B.3. Aan het Hof worden twee prejudiciële vragen gesteld.

Met de eerste prejudiciële vraag beoogt het verwijzende rechtscollege van het Hof te vernemen of artikel 17, eerste lid, van de wet van 11 februari 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/02/2013 pub. 22/08/2013 numac 2013011368 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende organisatie van het beroep van vastgoedmakelaar sluiten bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6, lid 1, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, doordat die bepaling een verschil in behandeling in het leven roept tussen vastgoedmakelaars, naargelang zij strafrechtelijk worden veroordeeld voor misbruik van vertrouwen in de zin van artikel 491 van het Strafwetboek, dan wel voor het plegen van een ander misdrijf : wanneer een vastgoedmakelaar strafrechtelijk wordt veroordeeld voor misbruik van vertrouwen in de zin van artikel 491 van het Strafwetboek wordt hij door de bevoegde kamer ambtshalve geschrapt als vastgoedmakelaar, terwijl de vastgoedmakelaar die strafrechtelijk wordt veroordeeld voor een ander misdrijf slechts na een tuchtrechtelijke procedure waarin hij verweer kan voeren, een sanctie kan worden opgelegd door de bevoegde kamer.

Met de tweede prejudiciële vraag wordt het Hof gevraagd of artikel 17, eerste lid, van de wet van 11 februari 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/02/2013 pub. 22/08/2013 numac 2013011368 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende organisatie van het beroep van vastgoedmakelaar sluiten bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met het recht op een eerlijk proces en met het beginsel van de onafhankelijkheid van de rechter, zoals gewaarborgd bij artikel 151 van de Grondwet, bij artikel 6, lid 1, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en bij artikel 14, lid 1, van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, doordat die bepaling, door voor te schrijven dat een vastgoedmakelaar die strafrechtelijk wordt veroordeeld voor misbruik van vertrouwen in de zin van artikel 491 van het Strafwetboek ambtshalve wordt geschrapt als vastgoedmakelaar, de rechter die wordt geadieerd met het oog op de toepassing van de in het geding zijnde bepaling iedere rechtsmacht ontzegt om zelf een sanctie te bepalen en om de wettelijk voorgeschreven sanctie te controleren en te milderen.

B.4.1. Uit de verwijzingsbeslissing blijkt dat het Hof van Cassatie bij een arrest van 14 oktober 2022 (ECLI:BE:CASS:2022:ARR.20221014.1N.9), na een beslissing van de kamer van beroep van het Beroepsinstituut van vastgoedmakelaars van 11 december 2020 te hebben vernietigd, de desbetreffende zaak heeft verwezen naar het verwijzende rechtscollege.

B.4.2. Zoals is vermeld in B.2.2, dient de kamer van beroep waarnaar de zaak door het Hof van Cassatie na een vernietiging wordt verwezen zich te voegen naar de beslissing van het Hof van Cassatie betreffende de door dat Hof beslechte rechtspunten.

B.4.3. Een arrest waarmee het Hof van Cassatie, na vernietiging van een rechterlijke beslissing, een zaak verwijst naar een ander gerecht, heeft, wat het beslechte rechtspunt betreft, een bijzonder gezag ten aanzien van dat gerecht. Het aan een dergelijk arrest verbonden gezag houdt in dat het betrokken rechtspunt moet worden geacht definitief te zijn beslecht en dat de beslissing van het Hof van Cassatie ter zake aldus in beginsel niet meer in het geding kan worden gebracht in de desbetreffende zaak.

B.4.4. Bij zijn arrest van 14 oktober 2022 heeft het Hof van Cassatie geoordeeld : « 3. Uit het geheel van de voormelde bepalingen volgt dat de kamer die overgaat tot schrapping van de vastgoedmakelaar op grond van een voorafgaande veroordeling voor misbruik van vertrouwen in de zin van artikel 491 Strafwetboek, een maatregel oplegt die met een tuchtsanctie gelijkstaat. 4. De tuchtrechter moet op grond van artikel 6 EVRM kunnen onderzoeken of het opleggen van de wettelijk voorziene sanctie verzoenbaar is met de dwingende eisen van internationale verdragen en van het interne recht, met inbegrip van de algemene rechtsbeginselen. Dit toetsingsrecht moet de rechter in het bijzonder in staat stellen na te gaan of de tuchtsanctie niet onevenredig is met de overtreding. 5. De kamer van beroep die oordeelt dat zij bij de toetsing van de schrapping van de eiser ` enkel bevoegd [is] tot een marginale toetsing die erin bestaat [na te gaan] of de strafrechtelijke veroordeling van [de eiser] is uitgesproken op grond van art.491 Sw ' en dat zij ` enkel [dient] na te gaan krachtens art. 159 GW en art. 1 aanvullend protocol EVRM of de beslissing door het bevoegde rechtscollege is genomen ' en zij aldus niet beschikt over een beoordelingsbevoegdheid in geval van een strafrechtelijke veroordeling van de vastgoedmakelaar wegens misbruik van vertrouwen in de zin van artikel 491 Strafwetboek, schendt artikel 6.1 EVRM ».

B.4.5. Daaruit volgt dat in de zaak die hangende is voor het verwijzende rechtscollege definitief is beslecht dat dat rechtscollege bij de toepassing van artikel 17, eerste lid, van de wet van 11 februari 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/02/2013 pub. 22/08/2013 numac 2013011368 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende organisatie van het beroep van vastgoedmakelaar sluiten optreedt als tuchtrechter en dat de schrapping van een vastgoedmakelaar op grond van die bepaling dient te worden gekwalificeerd als een maatregel die met een tuchtsanctie gelijkstaat.

Daaruit volgt eveneens dat in de zaak die hangende is voor het verwijzende rechtscollege definitief is beslecht dat het verwijzende rechtscollege bij de toepassing van artikel 17, eerste lid, van de wet van 11 februari 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/02/2013 pub. 22/08/2013 numac 2013011368 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende organisatie van het beroep van vastgoedmakelaar sluiten beschikt over een beoordelingsbevoegdheid die dat rechtscollege onder meer in staat stelt na te gaan of de tuchtsanctie van de schrapping van een vastgoedmakelaar evenredig is met de desbetreffende overtreding.

B.5.1. Uit de motivering van de verwijzingsbeslissing en uit de formulering van de aan het Hof gestelde prejudiciële vragen blijkt dat het verwijzende rechtscollege de definitief door het Hof van Cassatie beslechte rechtspunten opnieuw in het geding brengt. In de verwijzingsbeslissing oordeelt dat rechtscollege immers dat « het Hof van Cassatie vertrekt [...] van de verkeerde veronderstelling dat de huidige procedure een tuchtprocedure is ». De aan het Hof gestelde vragen gaan bovendien ervan uit dat het verwijzende rechtscollege bij de toepassing van artikel 17, eerste lid, van de wet van 11 februari 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/02/2013 pub. 22/08/2013 numac 2013011368 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende organisatie van het beroep van vastgoedmakelaar sluiten niet optreedt als tuchtrechter en dat het bij de toepassing van dat artikel niet beschikt over een beoordelingsbevoegdheid.

B.5.2. Daar de desbetreffende rechtspunten in de zaak die hangende is voor het verwijzende rechtscollege definitief zijn beslecht en daar die rechtspunten betrekking hebben op de interpretatie van de in het geding zijnde bepaling, staat het niet aan dat rechtscollege om die rechtspunten opnieuw in het geding te brengen door middel van het stellen van prejudiciële vragen aan het Hof.

B.6. Doordat de door het verwijzende rechtscollege gestelde prejudiciële vragen uitgaan van een interpretatie van de in het geding zijnde bepaling die niet in overeenstemming is met de in de voor dat rechtscollege hangende zaak definitief beslechte rechtspunten, is het beantwoorden van die vragen niet nuttig voor het oplossen van het geschil dat hangende is voor dat rechtscollege en behoeven die vragen geen antwoord.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : De prejudiciële vragen behoeven geen antwoord.

Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 14 december 2023.

De griffier, De voorzitter, F. Meersschaut L. Lavrysen

^