Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 27 maart 2024

Uittreksel uit arrest nr. 137/2023 van 19 oktober 2023 Rolnummer 7898 In zake : de prejudiciële vraag over de artikelen 120 en 122, tweede lid, van het decreet van het Waalse Gewest van 8 februari 2018 « betreffende het beheer en de betaling Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, en de rechters(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2024001212
pub.
27/03/2024
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

Uittreksel uit arrest nr. 137/2023 van 19 oktober 2023 Rolnummer 7898 In zake : de prejudiciële vraag over de artikelen 120 en 122, tweede lid, van het decreet van het Waalse Gewest van 8 februari 2018 « betreffende het beheer en de betaling van de gezinsbijslagen » en de artikelen 50bis en 56bis van de algemene kinderbijslag wet van 19 december 1939Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/12/1939 pub. 15/01/2015 numac 2014000940 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Algemene kinderbijslagwet sluiten, gesteld door de Arbeidsrechtbank te Luik, afdeling Luik.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, en de rechters J. Moerman, S. de Bethune, E. Bribosia, W. Verrijdt en K. Jadin, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter P. Nihoul, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 24 november 2022, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 7 december 2022, heeft de Arbeidsrechtbank te Luik, afdeling Luik, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen 120 en 122, tweede lid, van het Waalse decreet van 8 februari 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/02/2018 pub. 01/03/2018 numac 2018201006 bron waalse overheidsdienst Decreet betreffende het beheer en de betaling van de gezinsbijslagen sluiten betreffende het beheer en de betaling van de gezinsbijslagen en de artikelen 50bis en 56bis van de algemene kinderbijslagwet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre zij de kinderen die recht hebben op het tarief voor wezen en de bijslagtrekkende die hen opvoedt anders behandelen in geval van huwelijk van of het vormen van een huishouden door de overlevende ouder, naargelang het rechthebbende kind vóór of na 1 januari 2019 wees is geworden ? ». (...) III. In rechte (...) Ten aanzien van de in het geding zijnde bepalingen en de context ervan B.1.1. De artikelen 120 en 122 van het decreet van het Waalse Gewest van 8 februari 2018 « betreffende het beheer en de betaling van de gezinsbijslagen » (hierna : het decreet van 8 februari 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/02/2018 pub. 01/03/2018 numac 2018201006 bron waalse overheidsdienst Decreet betreffende het beheer en de betaling van de gezinsbijslagen sluiten) behoren tot titel X van het decreet, met als opschrift « Overgangsbepalingen ». Zij bepalen : «

Art. 120.De algemene kinderbijslag wet van 19 december 1939Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/12/1939 pub. 15/01/2015 numac 2014000940 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Algemene kinderbijslagwet sluiten (AKBW) en de wet van 20 juli 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/1971 pub. 19/08/2009 numac 2009000536 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot instelling van gewaarborgde gezinsbijslag. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot instelling van gewaarborgde gezinsbijslag worden opgeheven op de door de Regering bepaalde datum bedoeld in artikel 136, § 1, met uitzondering van de artikelen 40 tot 50septies, 52 tot 55 en 56ter tot 76bis van de algemene kinderbijslag wet van 19 december 1939Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/12/1939 pub. 15/01/2015 numac 2014000940 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Algemene kinderbijslagwet sluiten (AKBW) die na deze datum van toepassing blijven voor de kinderen geboren uiterlijk de dag voor bedoelde datum die door de Regering is bepaald.

De rechten geopend krachtens de overeenkomstig het eerste lid opgeheven wetgevingen worden gehandhaafd totdat een nieuw element dat het nieuwe onderzoek van het dossier zich voordoet. In dit geval wordt het recht op de gezinsbijslagen op grond van de artikelen 40 tot 76bis van de AKBW overeenkomstig deze Titel onderzocht.

Voor de toepassing van de artikelen 40 tot 76bis van de AKBW verwijst de term ` gerechtigde ' vanaf de datum bepaald door de Regering krachtens artikel 136, eerste lid, naar een bloedverwante in de eerste graad, een schoonouder of een persoon met wie bedoelde bloedverwant een feitelijk gezin vormt. Indien het ouderlijk gezag gezamenlijk wordt uitgeoefend, wordt de bloedverwante die geen deel uitmaakt van het gezin van het rechtgevend kind, geacht daarvan deel uit te maken.

Bij gebrek aan de hierboven vermelde personen wordt de persoon die het kind werkelijk opvoedt of de persoon met wie hij een feitelijk gezin vormt, in aanmerking genomen.

Wat betreft de handhaving van het recht van de kinderen die uiterlijk op de dag vóór de datum bepaald door de Regering krachtens artikel 136, eerste lid, ressorteren onder de opgeheven wet van 20 juli 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/1971 pub. 19/08/2009 numac 2009000536 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot instelling van gewaarborgde gezinsbijslag. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, wordt de in artikel 42bis van de AKBW bedoelde toeslag provisioneel gehandhaafd en geregulariseerd na ontvangst van de fiscale gegevens betreffende het gezin van het rechtgevend kind. Alle andere voorwaarden betreffende de handhaving van het recht worden krachtens het decreet onderzocht. De in artikel 10, § 3, van de bovenvermelde wet van 20 juli 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/1971 pub. 19/08/2009 numac 2009000536 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot instelling van gewaarborgde gezinsbijslag. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten bedoelde bijzondere bijslag wordt ten gunste van het geplaatste kind provisioneel gehandhaafd en geregulariseerd na ontvangst van de fiscale gegevens waaruit blijkt dat het gezin van de persoon die bedoelde bijslag ontvangt, zonder inkomen is; in het tegenovergestelde geval wordt de bijzondere bijslag teruggevorderd en wordt het recht op de kinderbijslagen overeenkomstig deze Titel onderzocht.

Wat betreft nieuwe aanvragen ingediend vanaf de datum bepaald door de Regering krachtens artikel 136, eerste lid, voor kinderen geboren uiterlijk de dag voor deze datum, worden de voorwaarden m.b.t. de opening van het recht onderzocht overeenkomstig dit decreet terwijl de basisbedragen en toeslagen degene zijn die in het kader van de AKBW binnen de grenzen bedoeld in deze Titel bepaald zijn. [...]

Art. 122.Artikel 120 doet geen afbreuk aan de toepassing, in geval van overlijden dat ten vroegste op de datum bepaald door de Regering krachtens artikel 136, eerste lid, plaatsgevonden heeft, van het prevalerend percentage bedoeld in artikel 50bis van de AKBW, op de kinderen geboren uiterlijk op de dag voor de door de Regering bepaalde datum, zonder toepassing van de beperkingen bedoeld in artikel 56bis van de AKBW ».

B.1.2. Artikel 50bis van de algemene kinderbijslag wet van 19 december 1939Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/12/1939 pub. 15/01/2015 numac 2014000940 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Algemene kinderbijslagwet sluiten (hierna : de AKBW) bepaalt : « De maandelijkse kinderbijslag waarop de wees bedoeld in artikel 56bis, § 1, gerechtigd is, bedraagt 262,84 EUR ».

Artikel 56bis van de AKBW bepaalt : « § 1. Is rechthebbende op kinderbijslag tegen de bedragen bepaald in artikel 50bis, de wees indien op het ogenblik van het overlijden van één van de ouders, een rechthebbende bedoeld in artikel 51, §§ 3 en 4 in de loop van de twaalf maanden die onmiddellijk het overlijden voorafgaan de voorwaarden heeft vervuld om krachtens deze wet aanspraak te maken op ten minste op tenminste zes maandelijkse forfaitaire bijslagen § 2. De in § 1 bedoelde kinderbijslag wordt evenwel verleend tegen de schaal bepaald in artikel 40 als de overlevende ouder een huwelijk aangaat of een feitelijk gezin vormt met een persoon die geen bloed- of aanverwant is tot en met de derde graad.

Het samenwonen van de overlevende ouder met een persoon die geen bloed- of aanverwant is tot en met de derde graad doet vermoeden tot bewijs van het tegendeel dat er sprake is van een feitelijk gezin.

Het voordeel van § 1 mag opnieuw ingeroepen worden wanneer de overlevende ouder niet meer samenwoont met de echtgenoot waarmee een nieuw huwelijk was aangegaan of met de persoon met wie een feitelijk gezin gevormd werd. De feitelijke scheiding moet blijken uit de afzonderlijke hoofdverblijfplaats van de personen in kwestie, in de zin van artikel 3, eerste lid, 5°, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van het Rijksregister van de natuurlijke personen, met uitzondering van gevallen waarbij uit andere daarvoor overgelegde officiële documenten blijkt dat de feitelijke scheiding effectief is, ook al stemt dit niet of niet meer overeen met de informatie verkregen bij het voormelde register.

Deze paragraaf is niet toepasselijk indien de wees door zijn overlevende ouder verlaten is ».

B.2.1. Met toepassing van de artikelen 3 en 136 van het decreet van 8 februari 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/02/2018 pub. 01/03/2018 numac 2018201006 bron waalse overheidsdienst Decreet betreffende het beheer en de betaling van de gezinsbijslagen sluiten evenals van het besluit van de Waalse Regering van 20 december 2018 « tot uitvoering van artikel 136 van het decreet van 8 februari 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/02/2018 pub. 01/03/2018 numac 2018201006 bron waalse overheidsdienst Decreet betreffende het beheer en de betaling van de gezinsbijslagen sluiten betreffende het beheer en de betaling van de gezinsbijslagen », is de nieuwe regeling van de gezinsbijslagen van toepassing op de rechtgevende kinderen die worden geboren vanaf 1 januari 2020. De kinderen die zijn geboren uiterlijk op de dag vóór die datum blijven onderworpen aan de regeling waarin bij de AKBW is voorzien, behoudens de overgangsbepalingen waarin de artikelen 120 en volgende van het decreet van 8 februari 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/02/2018 pub. 01/03/2018 numac 2018201006 bron waalse overheidsdienst Decreet betreffende het beheer en de betaling van de gezinsbijslagen sluiten voorzien.

B.2.2. Inzake het verhoogde tarief voor wezen, blijkt uit het geheel van de voormelde bepalingen dat er drie categorieën van weeskinderen bestaan die onderworpen zijn aan de regeling van de gezinsbijslagen in het Waalse Gewest. Ten eerste zijn de kinderen die vanaf 1 januari 2020 zijn geboren volledig onderworpen aan het decreet van 8 februari 2018. Ten tweede blijven de kinderen die vóór die datum zijn geboren en vóór 1 januari 2019 wees zijn geworden volledig onderworpen aan de AKBW.Ten derde zijn de kinderen die vóór 1 januari 2020 zijn geboren maar na 1 januari 2019 wees zijn geworden onderworpen aan de AKBW, behalve voor de regel omtrent het opnieuw vormen van een gezin door de overlevende ouder, die niet op hen van toepassing is.

B.2.3. In de parlementaire voorbereiding van het decreet van 8 februari 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/02/2018 pub. 01/03/2018 numac 2018201006 bron waalse overheidsdienst Decreet betreffende het beheer en de betaling van de gezinsbijslagen sluiten wordt de overgangsregeling als volgt verantwoord : « Met betrekking tot de verschuldigde gezinsbijslagen voor weeskinderen, biedt het huidige systeem twee mogelijkheden : ofwel heeft het kind geen overlevende ouder meer of heeft zijn overlevende ouder niet opnieuw een gezin gevormd, ofwel heeft het kind een overlevende ouder die opnieuw een gezin heeft gevormd. In het eerste geval wordt het recht op het tarief voor wezen geopend, in het tweede geval gaat het verloren. Het nieuwe model heeft een onderscheid willen maken tussen de situaties op basis van het aantal overlevende ouders : bij één overlevende ouder, wordt een toeslag gelijk aan de helft van het basistarief toegekend zonder enig verband met het gevoelsleven van die ouder; zonder overlevende ouder, wordt het volledige tarief voor wezen toegekend.

In het huidige systeem werd het volledige verlies van het tarief voor wezen wanneer de overlevende ouder opnieuw een gezin vormt vaak aangeklaagd. De nieuwe voorwaarden inzake rechten worden dus toegepast voor kinderen die geboren zijn vóór de datum van inwerkingtreding van het decreet, en die wees geworden zijn na de datum van inwerkingtreding van het decreet. Aangezien in het huidige model geen bedrag bestaat dat vergelijkbaar is met de helft van het basistarief waarin in het nieuwe model is voorzien, wordt in dergelijk geval het volledige tarief toegekend.

Die overgangsbepaling waarin is voorzien in artikel 122 breidt dus ook het toepassingsgebied van de rechten uit van de kinderen die geboren zijn vóór de inwerkingtreding van het decreet » (Parl. St., Waals Parlement, 2017-2018, nr. 989/1, p. 10). « Voor de kinderen die geboren zijn vóór de datum van inwerkingtreding van het decreet blijven de oude bepalingen van toepassing, behoudens uitzondering : [...] - de voorwaarde dat de overlevende ouder niet opnieuw een gezin mag vormen om het tarief voor wezen te genieten, wordt geschrapt voor de overlijdens die plaatsvinden vanaf de datum van inwerkingtreding van het decreet. Die voorwaarde dateert uit een tijdperk waarin de situaties van eenouderschap noodzakelijkerwijs het resultaat waren van het overlijden van een van de twee ouders. Het tarief voor wezen kwam tegemoet aan het financiële verlies als gevolg van het verdwijnen van een van de twee ouders, verlies dat werd opgevangen wanneer de overlevende ouder opnieuw een gezin vormde. De logica van het nieuwe model, dat is uitgebreid voor de kinderen die ten laatste vóór de inwerkingtreding van het decreet geboren zijn, wanneer het overlijden plaatsvindt vanaf de datum van inwerkingtreding van het decreet, bestaat erin het statuut van de wees, de specifieke situatie waarmee het kind wordt geconfronteerd, te erkennen los van het gevoelsleven van zijn overlevende ouder. Die maatregel laat toe diezelfde logica toe te passen voor de wezen van eenzelfde ouder, ongeacht hun geboortedatum (ibid., pp. 15-16) ».

B.3. Uit de verwijzingsbeslissing blijkt dat de prejudiciële vraag betrekking heeft op de situatie van een kind, geboren vóór 1 januari 2020 en moederloze wees geworden vóór 1 januari 2019, te weten de tweede in B.2.2 beoogde categorie van kinderen, dat gedurende een bepaalde periode de maandelijkse kinderbijslag tegen het verhoogde tarief voor wezen heeft genoten. Krachtens de toepassing in de tijd van het decreet van 8 februari 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/02/2018 pub. 01/03/2018 numac 2018201006 bron waalse overheidsdienst Decreet betreffende het beheer en de betaling van de gezinsbijslagen sluiten, blijft de AKBW van toepassing op dat kind, met inbegrip van de regel met betrekking tot de gevolgen van het feit dat de overlevende ouder opnieuw een gezin vormt. Bijgevolg wordt het verhoogde tarief voor wezen te dezen betwist door de kinderbijslaginstelling wegens het feit dat de overlevende ouder, die wordt geacht zijn kind niet te hebben verlaten, opnieuw een gezin heeft gevormd. Het Hof beperkt zijn onderzoek tot die situatie.

B.4. Aan het Hof wordt een vraag gesteld over het verschil in behandeling dat bestaat tussen de tweede en derde van de in B.2.2 vermelde categorieën van kinderen, in zoverre de regel omtrent het opnieuw vormen van een gezin door de overlevende ouder niet van toepassing is op kinderen die tot de derde categorie behoren. De situatie van die kinderen is gunstiger dan die van het kind voor het verwijzende rechtscollege, in die zin dat zij hun recht op het verhoogde tarief voor wezen behouden wanneer de overlevende ouder opnieuw een gezin vormt.

B.5. Het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie sluit niet uit dat een verschil in behandeling tussen categorieën van personen wordt ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord is.

Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie is geschonden wanneer vaststaat dat er geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel.

B.6. Het staat in beginsel aan de wetgever om, wanneer hij beslist nieuwe regelgeving in te voeren, te beoordelen of het noodzakelijk of opportuun is die beleidswijziging vergezeld te doen gaan van overgangsmaatregelen. Het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie wordt slechts geschonden indien de overgangsregeling of de ontstentenis daarvan tot een verschil in behandeling leidt waarvoor geen redelijke verantwoording bestaat of indien aan het vertrouwensbeginsel op buitensporige wijze afbreuk wordt gedaan.

B.7. In sociaaleconomische aangelegenheden beschikt de wetgever over een ruime beoordelingsvrijheid. Het Hof vermag de beleidskeuze die de wetgever heeft gemaakt en de motieven die daaraan ten grondslag liggen slechts af te keuren indien zij niet redelijk verantwoord zijn.

B.8. Het verschil in behandeling dat voortvloeit uit de in het geding zijnde bepalingen berust op een objectief criterium, namelijk de datum van het overlijden van de ouder van het kind dat recht geeft op gezinsbijslag tegen het verhoogde tarief voor wezen.

B.9.1. Uit de in B.2.3 aangehaalde parlementaire voorbereiding blijkt dat de decreetgever een logica heeft willen nastreven die erin bestaat « het statuut van de wees, de specifieke situatie waarmee het kind wordt geconfronteerd, te erkennen los van het gevoelsleven van zijn overlevende ouder ». De keuze om de toepassing van de overgangsregeling voor te behouden voor de kinderen die wees geworden zijn vanaf 1 januari 2019 wordt verantwoord door de wil om « diezelfde logica toe te passen voor de wezen van eenzelfde ouder, ongeacht hun geboortedatum ».

B.9.2. Bovendien wou de decreetgever ook een doelstelling van budgettair evenwicht nastreven, en daarbij vermijden dat de individuele bedragen van de bijslagen voor alle kinderen geboren vanaf de inwerkingtreding van het decreet zouden worden beperkt, louter ingevolge de ongedifferentieerde toepassing van een nieuwe regeling.

In de parlementaire voorbereiding werd immers opgemerkt wat volgt : « Vanuit budgettair oogpunt [past] dat model binnen de krijtlijnen [...] die de onderhandelaars zich hadden opgelegd. De budgettaire en financiële houdbaarheid van het nieuwe model moesten tegelijk worden gewaarborgd, tegen 2043, het jaar waarin de overgangsperiode tussen het oude en het nieuwe model eindigt. De inkomsten uit de bijzondere financieringswet waren dus bedoeld om de door de Regering vastgestelde uitgaven voor het nieuwe model te dekken. Gelet op hun evolutieparameters, zullen de inkomsten in werkelijkheid sneller evolueren dan de uitgaven » (Parl. St., Waals Parlement, 2017-2018, 23 januari 2018, C.R.I.C., nr. 70, p. 4).

Alsook « [...] alle kinderbijslagtrekkenden opnemen, ongeacht of de rechtgevenden zijn geboren vóór of na de datum van inwerkingtreding van het decreet, waarbij de verworven rechten worden gevrijwaard door een betaling van een verschil voor de kinderen die zijn geboren vóór de datum van inwerkingtreding van het decreet, zelfs na een overgangsperiode van enkele jaren waarin eventueel om administratieve redenen wordt voorzien, zou [...] een meerkost met zich meebrengen die wordt geraamd op 200 miljoen euro naargelang van het voorgestelde model. Indien de budgetten constant worden gehouden, zou dit leiden tot een vermindering van de bedragen van het basistarief en van de verschillende bijslagen, hetgeen nadelig zou zijn voor alle gezinnen die werden gevormd vanaf de datum van inwerkingtreding van het decreet. In die hypothese zou het basistarief moeten worden teruggebracht tot 125 euro » (Parl. St., Waals Parlement, 2017-2018, nr. 981/1, pp. 6-7).

B.9.3. De voormelde doelstellingen zijn legitiem.

B.10. Bijgevolg wordt in het nieuwe systeem gezocht naar nieuwe evenwichten tussen horizontale en verticale solidariteit tussen gezinnen met kinderen en de gelijkwaardigheid van elk kind.

B.11. Meer bepaald blijkt dat de decreetgever heeft willen vermijden dat gedurende de overgangsperiode kinderen minder hoge kinderbijslag krijgen dan die welke zij kregen onder de gelding van de vroegere federale wetgeving.

Voor een bepaald aantal onder hen heeft de decreetgever evenwel de regel van die vroegere wetgeving die hij als het meest problematisch beschouwde, namelijk de regel omtrent het opnieuw vormen van een gezin door de overlevende ouder, onmiddellijk willen opheffen. Door dat te doen heeft de decreetgever ook rekening moeten houden met de budgettaire weerslag van de hervorming van de kinderbijslag, hetgeen hem ertoe heeft gebracht de schrapping van die regel niet uit te breiden naar alle kinderen zonder uitzondering.

B.12. Het verschil in behandeling is redelijk verantwoord. De keuze van de datum van 1 januari 2019 als scharnierdatum voor de toepassing van de in het geding zijnde overgangsregeling is eveneens redelijk verantwoord door het feit dat het gaat om de datum van inwerkingtreding van de nieuwe kinderbijslagregelgeving.

B.13. De in het geding zijnde bepalingen zijn bestaanbaar met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : De artikelen 120 en 122, tweede lid, van het decreet van het Waalse Gewest van 8 februari 2018 « betreffende het beheer en de betaling van de gezinsbijslagen » en de artikelen 50bis en 56bis van de algemene kinderbijslag wet van 19 december 1939Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/12/1939 pub. 15/01/2015 numac 2014000940 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Algemene kinderbijslagwet sluiten schenden de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet.

Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 19 oktober 2023.

De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, P. Nihoul

^