Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 27 februari 2024

Uittreksel uit arrest nr. 136/2023 van 19 oktober 2023 Rolnummer 7892 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 70, § 4, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, gesteld door het Hof van Beroep te Luik. H samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, en de rechters T. Giet, Y. Kherbache, D. (...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2024001211
pub.
27/02/2024
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 136/2023 van 19 oktober 2023 Rolnummer 7892 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 70, § 4, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, gesteld door het Hof van Beroep te Luik.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, en de rechters T. Giet, Y. Kherbache, D. Pieters, S. de Bethune en K. Jadin, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter P. Nihoul, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij arrest van 4 november 2022, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 16 november 2022, heeft het Hof van Beroep te Luik de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 70, § 4, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, in zoverre het de rechtbank van eerste aanleg of het hof van beroep niet de mogelijkheid biedt om de sanctie waarin het voorziet gepaard te laten gaan met uitstel ? ». (...) III. In rechte (...) B.1. Het Hof wordt ondervraagd over de bestaanbaarheid van artikel 70, § 4, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde (hierna : het BTW-Wetboek) met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre die bepaling de rechtbank van eerste aanleg of het hof van beroep niet de mogelijkheid biedt om de daarin bedoelde sanctie gepaard te laten gaan met uitstel.

B.2.1. Het geschil voor het verwijzende rechtscollege betreft het niet bijhouden van een register van motorvoertuigen als bedoeld in artikel 28 van het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 « met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde » (hierna : het koninklijk besluit nr. 1). Te dezen werd de vraag betwist of de « autodetailing »-activiteit (reiniging en cosmetische opsmuk van de carrosserie) die door de geïntimeerde partij werd uitgeoefend al dan niet een activiteit uitmaakte die onder de verplichting viel waarin artikel 28 van het koninklijk besluit nr. 1 voorziet.

B.2.2. Uit de motivering van de verwijzingsbeslissing blijkt dat de prejudiciële vraag enkel betrekking heeft op het eerste lid van artikel 70, § 4, van het BTW-Wetboek, waartoe het Hof zijn onderzoek bijgevolg beperkt.

B.3. Artikel 70, § 4, van het BTW-Wetboek maakt deel uit van afdeling 1 (« Administratieve geldboeten ») van hoofdstuk XI (« Strafbepalingen ») van dat Wetboek.

Zoals het laatst is vervangen bij artikel 41 van de programmawet van 22 juni 2012Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 22/06/2012 pub. 28/06/2012 numac 2012021092 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet sluiten, bepaalt artikel 70, § 4, eerste lid, van het BTW-Wetboek : « De niet in de §§ 1, 2 en 3 bedoelde overtredingen van dit Wetboek of van de besluiten genomen ter uitvoering ervan, worden bestraft met een niet-proportionele fiscale geldboete van 50 euro tot 5.000 euro per overtreding. Het bedrag van deze geldboete wordt naar gelang van de aard en de ernst van de overtreding bepaald volgens een schaal waarvan de trappen door de Koning worden vastgesteld ».

Overeenkomstig artikel 42 van de programmawet van 22 juni 2012Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 22/06/2012 pub. 28/06/2012 numac 2012021092 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet sluiten, is het voormelde artikel 41 op 1 juli 2012 in werking getreden en van toepassing op de overtredingen die vanaf die datum zijn begaan.

B.4. Artikel 70, § 4, van het BTW-Wetboek voorziet in een regeling die van toepassing is op « de niet in de §§ 1, 2 en 3 bedoelde overtredingen van wets- en verordeningsbepalingen in verband met de voldoening van de belasting » (Parl. St., Kamer, B.Z. 1968, nr. 88/1, p. 64). In de oorspronkelijke versie ervan voorzag de in het geding zijnde bepaling in een minimum- en een maximumbedrag, van 1 000 tot 10 000 Belgische frank per overtreding, waarbij het bedrag van die geldboeten door de door de Koning aangewezen ambtenaar werd bepaald (oud artikel 72, tweede lid, van het BTW-Wetboek).

B.5. Artikel 24 van de wet van 22 juli 1993 « houdende fiscale en financiële bepalingen » heeft de in het geding zijnde bepaling gewijzigd door, enerzijds, het maximumbedrag van de geldboete op te trekken tot 100 000 Belgische frank en, anderzijds, erin te voorzien dat het bedrag van de geldboete « voortaan zal worden bepaald volgens een schaal waarvan de trappen door de Koning worden vastgesteld » (Parl. St., Senaat, 1992-1993, nr. 762/1, p. 13). Artikel 72, laatste lid, van het BTW-Wetboek « wordt bijgevolg overbodig en kan dus worden opgeheven » (ibid.).

Het koninklijk besluit nr. 44 van 21 oktober 1993 « tot vaststelling van het bedrag van de niet-proportionele fiscale geldboeten op het stuk van de belasting over de toegevoegde waarde » is genomen ter uitvoering van de nieuwe versie van de in het geding zijnde bepaling.

B.6.1. Artikel 41 van de programmawet van 22 juni 2012Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 22/06/2012 pub. 28/06/2012 numac 2012021092 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet sluiten heeft de minimum- en maximumbedragen van de geldboete waarin de in het geding zijnde bepaling voorziet, opnieuw aangepast.

In de parlementaire voorbereiding wordt het volgende uiteengezet : « Artikel 70, § 4, eerste lid, nieuw, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde heeft tot doel de minimum- en maximumbedragen van de niet-proportionele fiscale geldboeten te herzien en machtigt de Koning om, in functie van de aard en de ernst van de begane overtreding, de schalen te bepalen van de trappen van deze geldboeten. Dit maakt het voorwerp uit van het koninklijk besluit nr. 44 van 21 oktober 1993 dat bijgevolg zal worden gewijzigd.

Voor een beter begrip wordt verduidelijkt dat deze bepaling betrekking heeft op de niet-proportionele fiscale geldboeten, dit ten opzichte van de proportionele fiscale geldboeten die bedoeld worden in artikel 70, §§ 1 tot 3, van het Wetboek.

Derhalve is deze benaming in overeenstemming met het opschrift van het koninklijk besluit nr. 44 van 21 oktober 1993 tot vaststelling van het bedrag van niet-proportionele fiscale geldboeten op het stuk van de belasting over de toegevoegde waarde, genomen in uitvoering van artikel 70, § 4, eerste lid, van het Wetboek » (Parl. St., Kamer, 2011-2012, DOC 53-2198/001, pp. 29-30).

Op de vraag van een parlementslid of de geldboeten waarvan het bedrag ten opzichte van de vroegere regeling is verdubbeld nog proportioneel waren, heeft de vice-eersteminister geantwoord : « met deze hervorming [wil de wetgever] tot meer coherentie, eenvoud en transparantie in de BTW-wetgeving [...] komen en daarmee ook de opbrengst ervan [...] verbeteren. Het is expliciet niet de bedoeling om alle bestaande boetes te verdubbelen. Maar het huidige boetemodel is niet meer coherent te noemen. [...] De verwachte hogere opbrengst van de boetes volgt uit de betere toepasbaarheid van het nieuwe systeem, niet zozeer uit hogere boetes. [...] Er wordt namelijk op een opbrengst van 25 miljoen euro gerekend. Maar het is niet zo dat ieder bedrag van de boetes simpelweg verdubbeld zal worden. Het boetesysteem zal inhoudelijk vereenvoudigd en bijgevolg verbeterd worden » (Parl. St., Kamer, 2011-2012, DOC 53-2198/015, pp. 9-10).

B.6.2.1. Het koninklijk besluit nr. 44 van 9 juli 2012 « tot vaststelling van het bedrag van de niet-proportionele fiscale geldboeten op het stuk van de belasting over de toegevoegde waarde » (hierna : het koninklijk besluit nr. 44) is genomen ter uitvoering van artikel 70, § 4, eerste lid, van het BTW-Wetboek, zoals vervangen bij artikel 41 van de programmawet van 22 juni 2012Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 22/06/2012 pub. 28/06/2012 numac 2012021092 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet sluiten.

In het verslag van de Koning dat voorafgaat aan het koninklijk besluit nr. 44 wordt het volgende uiteengezet : « Artikel 70, § 4, eerste lid, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, vervangen bij artikel 41 van de programmawet van 22 juni 2012Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 22/06/2012 pub. 28/06/2012 numac 2012021092 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet sluiten, bepaalt de minimum- en maximumbedragen van de niet-proportionele fiscale geldboeten ten aanzien van overtredingen van het Wetboek en van de in uitvoering ervan genomen koninklijke besluiten. Het heeft tot doel om een ontradend effect te creëren ten aanzien van de niet-naleving van de verplichtingen zoals dat al bestaat in artikel 444 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen (WIB 92) en de belastingplichtigen ertoe aan te zetten hun fiscale verplichtingen na te leven, vooral wat de indiening van aangiften betreft en, in voorkomend geval, de niet-naleving van deze verplichtingen te bestraffen in functie van de aard en de ernst van de overtreding.

Deze bepaling machtigt de Koning om de schalen van de trappen van deze geldboeten te bepalen, rekening houdend in het bijzonder met de ernst van de overtreding.

Artikel 2 van het koninklijk besluit betreft een bepaling waardoor overtredingen die begaan werden met het oogmerk om de belasting te ontduiken, op een meer consequente wijze worden bestraft steeds evenwel binnen de grenzen van het maximumbedrag van 5.000 euro zoals bepaald in artikel 70, § 4, eerste lid, van het Wetboek.

Artikel 3 van dit besluit regelt de wijze waarop de geldboeten worden toegepast voor dezelfde overtredingen.

De bijlage bij dit koninklijk besluit dat de schaal bepaalt van de geldboeten in functie van de aard van de overtreding, houdt rekening met voornoemde beginselen en de minimum- en maximumbedragen zoals bepaald in artikel 70, § 4, eerste lid, van het Wetboek.

Onderhavig ontwerp treedt in werking op 1 juli 2012, zijnde de datum van inwerkingtreding van artikel 70, § 4, eerste lid, van het Wetboek » (Belgisch Staatsblad van 17 juli 2012, p. 39014).

B.6.2.2. In afdeling 3 (« Verplichtingen inzake van boekhouding ») wordt in punt « I. Boeken, registers en journalen waarvan het houden wordt voorgeschreven door of krachtens de regelgeving » van de bijlage bij het koninklijk besluit nr. 44 bepaald :

A. Niet houden

Per boek, register of journaal : - 1ste overtreding : 1.500 EUR - 2de overtreding : 3.000 EUR - volgende overtredingen : 5.000 EUR


B.7. Het Hof wordt verzocht zich uit te spreken over de bestaanbaarheid van de in het geding zijnde bepaling met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre die bepaling de rechtbank van eerste aanleg of het hof van beroep, zitting houdende in burgerlijke zaken, niet de mogelijkheid biedt om de daarin bedoelde sanctie gepaard te laten gaan met uitstel.

B.8.1. Hoewel de prejudiciële vraag niet uitdrukkelijk de vergeleken categorieën van personen identificeert, blijkt uit de verwijzingsbeslissing dat het verwijzende rechtscollege, in zijn motivering om het Hof de voorliggende prejudiciële vraag te stellen, uitdrukkelijk verwijst naar het arrest nr. 13/2013 van 21 februari 2013 (ECLI:BE:GHCC:2013:ARR.013).

In dat arrest wordt, enerzijds, de situatie van de BTW-plichtigen op wie de in artikel 70, § 1bis, van het BTW-Wetboek bedoelde sancties van toepassing zijn, waarvoor de burgerlijke rechtbank de sanctie waarin dat artikel voorziet voor de belastingplichtige voor de belasting over de toegevoegde waarde niet gepaard kan laten gaan met uitstel vergeleken met, anderzijds, de situatie van diezelfde BTW-plichtigen die, als zij zouden worden vervolgd voor de correctionele rechtbank voor hetzelfde in artikel 73 van het BTW-Wetboek bedoelde feit, uitstel van de tenuitvoerlegging van de straf zouden kunnen aanvragen met toepassing van artikel 8 van de wet van 29 juni 1964Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1964 pub. 27/11/2009 numac 2009000776 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten « betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie ».

B.8.2. Bijgevolg moet ervan worden uitgegaan dat wat de in artikel 70, § 4, eerste lid, van het BTW-Wetboek bedoelde sancties betreft, het verwijzende rechtscollege aan het Hof dezelfde te vergelijken categorieën van personen voorlegt, en dat bijgevolg rekening moet worden gehouden met artikel 73 van het BTW-Wetboek om die vergelijking te onderzoeken.

B.8.3. Artikel 73 van het BTW-Wetboek, vervangen bij artikel 18 van de wet van 20 september 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/09/2012 pub. 07/11/2012 numac 2012206017 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Besluit van de Regering houdende aanwijzing van inspecteurs met toepassing van de wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op 10 juli 2008 type wet prom. 20/09/2012 pub. 02/05/2013 numac 2013000279 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot instelling van het " una via "principe in de vervolging van overtredingen van de fiscale wetgeving en tot verhoging van de fiscale penale boetes. - Duitse vertaling type wet prom. 20/09/2012 pub. 22/03/2016 numac 2013015020 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Akkoord over het wegvervoer tussen de Belgische Regering en de Macedonische Regering, ondertekend te Skopje op 10 september 1998 (2) (3) sluiten « tot instelling van het ` una via '-principe in de vervolging van overtredingen van de fiscale wetgeving en tot verhoging van de fiscale penale boetes » en gewijzigd bij artikel 99 van de wet van 17 juni 2013 « houdende fiscale en financiële bepalingen en bepalingen betreffende de duurzame ontwikkeling », bepaalt : « Hij die met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden, de bepalingen van dit Wetboek of van de ter uitvoering ervan genomen besluiten overtreedt, wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot twee jaar en met geldboete van 250 euro tot 500.000 euro of met een van die straffen alleen.

Indien de in het eerste lid vermelde inbreuken gepleegd werden in het raam van ernstige fiscale fraude, al dan niet georganiseerd, wordt de schuldige gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot 5 jaar en met een geldboete van 250 euro tot 500.000 euro of met een van die straffen alleen ».

Artikel 73 van het BTW-Wetboek is van toepassing op de overtredingen van de bepalingen van hetzelfde Wetboek of van de ter uitvoering ervan genomen besluiten, en bijgevolg met inbegrip op de overtredingen bedoeld in het in het geding zijnde artikel 70, § 4, van het BTW-Wetboek.

B.9. Een maatregel is een strafsanctie in de zin van artikel 6, § 1, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, indien hij volgens de internrechtelijke kwalificatie een strafrechtelijk karakter heeft of indien uit de aard van het strafbaar feit, namelijk de algemene draagwijdte en het preventieve en repressieve karakter van de bestraffing, blijkt dat het om een strafsanctie gaat, of nog, indien uit de aard en de ernst van de sanctie die de betrokkene ondergaat, blijkt dat hij een straffend en daardoor ontradend karakter heeft (EHRM, grote kamer, 15 november 2016, A en B t. Noorwegen, ECLI:CE:ECHR:2016:1115JUD002413011, §§ 105-107; grote kamer, 10 februari 2009, Zolotoukhine t. Rusland, ECLI:CE:ECHR:2009:0210JUD001493903, § 53; grote kamer, 23 november 2006, Jussila t. Finland, ECLI:CE:ECHR:2006:1123JUD007305301, §§ 30-31).

De in artikel 70, § 4, van het BTW-Wetboek bedoelde fiscale boete heeft tot doel om de niet in de §§ 1, 2 en 3 bedoelde overtredingen van hetzelfde Wetboek en van de ter uitvoering ervan genomen besluiten te voorkomen en te bestraffen. Ze heeft derhalve een repressief karakter en is strafrechtelijk van aard in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.

B.10. Artikel 8, § 1, eerste lid, van de wet van 29 juni 1964Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1964 pub. 27/11/2009 numac 2009000776 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, vervangen bij artikel 37, 1°, van de wet van 5 februari 2016 « tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie », bepaalt : « Indien de veroordeelde nog niet veroordeeld is geweest tot een criminele straf of tot een hoofdgevangenisstraf van meer dan drie jaar of tot een gelijkwaardige straf die in aanmerking genomen wordt overeenkomstig artikel 99bis van het Strafwetboek, kunnen de vonnisgerechten, wanneer zij niet tot één of meer hoofdvrijheidsstraffen van meer dan vijf jaar gevangenis veroordelen, gelasten dat de tenuitvoerlegging van de hoofd- en bijkomende straffen dan wel van een gedeelte ervan, wordt uitgesteld ».

B.11. In tegenstelling tot de BTW-plichtige die voor de correctionele rechtbank wordt vervolgd, kan de persoon die, met toepassing van artikel 569, eerste lid, 32°, van het Gerechtelijk Wetboek, de in artikel 70, § 4, van het BTW-Wetboek bedoelde geldboete voor de burgerlijke rechtbank betwist, geen uitstel van de tenuitvoerlegging van die sanctie aanvragen, aangezien het uitstel van de tenuitvoerlegging van een straf krachtens de wet van 29 juni 1964Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1964 pub. 27/11/2009 numac 2009000776 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten enkel door een strafgerecht kan worden bevolen.

B.12.1. Onder voorbehoud dat hij geen maatregel mag nemen die onredelijk is, vermag de democratisch gekozen wetgever het repressief beleid zelf vast te stellen en aldus de beoordelingsvrijheid van de rechter te beperken.

De wetgever heeft evenwel meermaals geopteerd voor de individualisering van straffen, met name door de rechter toe te staan maatregelen tot uitstel toe te kennen.

B.12.2. Het staat aan de wetgever te oordelen of het wenselijk is de rechter te dwingen tot gestrengheid wanneer een overtreding inzonderheid een algemeen belang schaadt, vooral in een aangelegenheid die, zoals te dezen, aanleiding geeft tot een aanzienlijke fraude. Die gestrengheid kan met name betrekking hebben op de maatregelen tot uitstel.

Het Hof zou een dergelijke keuze alleen kunnen afkeuren indien die onredelijk zou zijn of indien de in het geding bepaling ertoe zou leiden aan een categorie van rechtsonderhorigen het recht op een eerlijk proces voor een onafhankelijke en onpartijdige instantie, zoals gewaarborgd bij artikel 6, § 1, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, te ontzeggen.

B.13.1. Het uitstel van de tenuitvoerlegging van de straffen heeft tot doel de nadelen die inherent zijn aan de tenuitvoerlegging van de straffen, te beperken en de re-integratie van de veroordeelde niet in het gedrang te brengen. Het kan worden bevolen met betrekking tot geldboeten. Bovendien blijkt uit artikel 157, § 1, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, zoals vervangen bij artikel 2 van de wet van 19 december 2008Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/12/2008 pub. 31/12/2008 numac 2008024536 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet tot wijziging van artikel 157 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 type wet prom. 19/12/2008 pub. 19/03/2009 numac 2009000182 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van artikel 157 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. - Duitse vertaling sluiten « tot wijziging van artikel 157 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 » en gewijzigd bij artikel 5, 1°, van de wet van 29 maart 2012 « houdende diverse bepalingen (II) », dat het uitstel door de wetgever niet onverenigbaar wordt geacht met een geldboete die wordt opgelegd door een andere overheid dan een strafgerecht.

De in het geding zijnde regeling van de fiscale geldboete kan allicht in diverse bestanddelen verschillen van de regeling van de in artikel 73 van het BTW-Wetboek voorgeschreven strafrechtelijke sanctie of van de regeling van de in andere aangelegenheden voorgeschreven administratieve sancties, ongeacht of het gaat om de verschillende formulering van de vereiste van het morele bestanddeel, om de mogelijkheid administratieve geldboeten samen te voegen, om de wijze van vaststelling van de straffen of om de toepassing van opdeciemen.

Dergelijke verschillen kunnen weliswaar relevant zijn om de toepassing van specifieke regels op bepaalde gebieden te verantwoorden, maar ze zijn dat niet op het gebied dat het voorwerp uitmaakt van de prejudiciële vraag : ongeacht of het uitstel wordt verleend door de correctionele rechtbank of door een ander rechtscollege, zoals de burgerlijke rechtbank, kan het de veroordeelde ertoe aanzetten zijn gedrag te wijzigen, door de dreiging om, indien hij zou recidiveren, de veroordeling tot de betaling van een geldboete uit te voeren.

Indien de wet van 29 juni 1964Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1964 pub. 27/11/2009 numac 2009000776 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten niet van toepassing is, komt het aan de wetgever toe ter zake te bepalen onder welke voorwaarden uitstel, net zoals eventueel probatie-uitstel, kan worden verleend en de voorwaarden en de rechtspleging volgens welke dat uitstel kan worden ingetrokken, vast te stellen.

B.13.2. Uit hetgeen voorafgaat, vloeit voort dat artikel 70, § 4, eerste lid, van het BTW-Wetboek, in zoverre dat artikel het de rechtbank van eerste aanleg of het hof van beroep, zitting houdende in burgerlijke zaken, niet mogelijk maakt het voordeel van het uitstel te verlenen aan de in B.2.1 bedoelde belastingplichtige, niet bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.

B.13.3. Die vaststelling van gedeeltelijke ongrondwettigheid heeft echter niet tot gevolg dat die bepaling, in afwachting van een optreden van de wetgever, niet meer zou kunnen worden toegepast door de rechtsinstanties wanneer zij vaststellen dat de overtredingen vaststaan, dat het bedrag van de geldboete niet onevenredig is met de ernst van de overtreding en dat er geen reden zou zijn geweest om uitstel te verlenen zelfs indien de wet in die maatregel had voorzien.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 70, § 4, eerste lid, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het de rechtbank van eerste aanleg of het hof van beroep, zitting houdende in burgerlijke zaken, niet de mogelijkheid biedt om de boete waarin het voorziet gepaard te laten gaan met uitstel.

Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 19 oktober 2023.

De griffier, De voorzitter, F. Meersschaut P. Nihoul

^