Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 17 maart 2023

Uittreksel uit arrest nr. 10/2023 van 19 januari 2023 Rolnummer 7766 In zake : de prejudiciële vragen over de artikelen 18 en 28 van het decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 23 april 2018 « betreffende de gezinsbijslagen », gesteld doo Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en P. Nihoul, en de rechter(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2023200618
pub.
17/03/2023
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 10/2023 van 19 januari 2023 Rolnummer 7766 In zake : de prejudiciële vragen over de artikelen 18 en 28 van het decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 23 april 2018 « betreffende de gezinsbijslagen », gesteld door het Arbeidshof te Luik.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en P. Nihoul, en de rechters T. Giet, J. Moerman, M. Pâques, Y. Kherbache, T. Detienne, D. Pieters, S. de Bethune, E. Bribosia, W. Verrijdt en K. Jadin, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter L. Lavrysen, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging Bij arrest van 21 februari 2022, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 1 maart 2022, heeft het Arbeidshof te Luik, afdeling Luik, de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Schendt artikel 18 van het decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 24 [lees : 23] april 2018 betreffende de gezinsbijslagen, in voorkomend geval in samenhang gelezen met artikel 28 van hetzelfde decreet, de artikelen 10, 11, 22bis en 23, derde lid, 6°, van de Grondwet, al dan niet in onderlinge samenhang gelezen, doordat het enerzijds nieuw samengestelde gezinnen van drie kinderen, van wie één kind alternerend gehuisvest wordt, en anderzijds traditionele gezinnen met drie kinderen verschillend behandelt, in zoverre in het geval van een nieuw samengesteld gezin de aanwezigheid, voor een halve dag, van het alternerend gehuisveste kind niet in aanmerking wordt genomen voor de toekenning van de bijslag voor grote gezinnen ? 2. Schenden de artikelen 18 en 28 van het decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 24 [lees : 23] april 2018 betreffende de gezinsbijslagen de artikelen 10, 11, 22bis en 23, derde lid, 6°, van de Grondwet, al dan niet in onderlinge samenhang gelezen, doordat zij enerzijds nieuw samengestelde gezinnen van drie kinderen, van wie één kind alternerend gehuisvest wordt, en anderzijds traditionele gezinnen verschillend behandelen, in zoverre zij in bepaalde gevallen verhinderen dat in een dergelijk nieuw samengesteld gezin één enkele bijslagtrekkende voor alle kinderen wordt aangewezen ? 3.Schendt artikel 28, § 1, inzonderheid het 3° ervan, van het decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 24 [lees : 23] april 2018 de artikelen 10, 11 en 11bis van de Grondwet, al dan niet in onderlinge samenhang gelezen, in zoverre het de vaders verschillend behandelt ten opzichte van de moeders, doordat het, wanneer ouders van verschillend geslacht dezelfde woonplaats hebben als het kind, steeds aan de moeder de voorrang geeft bij het bepalen van de bijslagtrekkende, zonder enige mogelijkheid van overdracht ten gunste van de vader ? ». (...) III. In rechte (...) Ten aanzien van de in het geding zijnde bepalingen en hun context B.1.1. De prejudiciële vragen hebben betrekking op de artikelen 18 en 28, § 1, van het decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 23 april 2018 « betreffende de gezinsbijslagen » (hierna : het decreet van 23 april 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 23/04/2018 pub. 12/06/2018 numac 2018202523 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Decreet betreffende de gezinsbijslagen sluiten). Dat decreet strekt ertoe, met ingang van 1 januari 2019, voor de Duitstalige Gemeenschap, een nieuwe rechtsbasis voor de gezinsbijslagen te scheppen.

Het voormelde decreet voorziet in verschillende geldelijke uitkeringen : de kinderbijslag, de geboortepremie en de adoptiepremie. Volgens artikel 1 van het voormelde decreet hebben die uitkeringen tot doel « alle kinderen ontwikkelings- en ontplooiingskansen te bieden, de financiële belasting voor een gezin door de onderhoudskosten voor één of meer kinderen gedeeltelijk te compenseren en kinderarmoede te bestrijden ».

B.1.2. De in het geding zijnde bepalingen maken deel uit van hoofdstuk 2 van het decreet van 23 april 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 23/04/2018 pub. 12/06/2018 numac 2018202523 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Decreet betreffende de gezinsbijslagen sluiten, dat de kinderbijslag regelt.

Het decreet van 23 april 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 23/04/2018 pub. 12/06/2018 numac 2018202523 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Decreet betreffende de gezinsbijslagen sluiten voorziet voor elk kind wiens woonplaats is gevestigd in het Duitse taalgebied in een basisbedrag van 157 euro per maand (artikel 8) en een jaarlijkse bijslag van 52 euro (artikel 15), ongeacht de plaats van het kind in het gezin en ongeacht zijn leeftijd (Parl. St., Parlement van de Duitstalige Gemeenschap, 2017-2018, nr. 222/1, p. 4).

Daarnaast is er een bijslag voor grote gezinnen (artikelen 17 en 18 van het voormelde decreet), waarop de prejudiciële vragen betrekking hebben.

B.2.1. Artikel 17 van het decreet van 23 april 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 23/04/2018 pub. 12/06/2018 numac 2018202523 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Decreet betreffende de gezinsbijslagen sluiten bepaalt : « De Regering kent een bijslag voor grote gezinnen toe die 135 euro per maand bedraagt ».

Artikel 18 van het voormelde decreet bevat de toekenningsvoorwaarden voor die bijslag : « De bijslag voor grote gezinnen wordt aan elk kind toegekend, op voorwaarde dat het gaat om een derde kind of elk daarop volgend kind dat het recht op de basiskinderbijslag opent dat aan dezelfde bijslagtrekkende betaald wordt. [...] ».

De parlementaire voorbereiding vermeldt : « Gezinnen met veel kinderen hebben te maken met extra kosten, bijvoorbeeld op het gebied van huisvestingsbehoeften of mobiliteit.

Bovendien is bewezen dat gezinnen met drie of meer kinderen een groter risico lopen om in armoede te vervallen dan gezinnen met één of twee kinderen. Om deze redenen wordt voor het derde en elk volgend kind een supplement ingevoerd » (Parl. St., Parlement van de Duitstalige Gemeenschap, 2017-2018, nr. 222/1, p. 4, en nr. 222/6, p. 6).

Uit artikel 18 volgt dat een gezin slechts aanspraak kan maken op de bijslag voor grote gezinnen wanneer aan « dezelfde bijslagtrekkende » de basiskinderbijslag wordt betaald voor drie of meer kinderen. Dit artikel sluit dus uit dat het voor de toekenning van de bijslag voor grote gezinnen vereiste aantal van ten minste drie kinderen wordt bereikt door alle kinderen van hetzelfde gezin te tellen die onder verschillende bijslagtrekkenden vallen.

B.2.2. Artikel 28, § 1, van het decreet van 23 april 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 23/04/2018 pub. 12/06/2018 numac 2018202523 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Decreet betreffende de gezinsbijslagen sluiten definieert het begrip « bijslagtrekkende ». Het bepaalt : « De volgende personen gelden als bijslagtrekkende van de kinderbijslag, in deze volgorde : 1° de persoon die door de bevoegde rechtbank krachtens artikel 55 bepaald werd;2° de ouder die dezelfde woonplaats heeft als het kind;3° de moeder, wanneer ouders van verschillend geslacht dezelfde woonplaats hebben als het kind;4° de oudste ouder wanneer ouders van hetzelfde geslacht dezelfde woonplaats hebben als het kind;5° de persoon die het kind werkelijk opvoedt, wanneer geen van de ouders dezelfde woonplaats heeft als het kind;6° de vrouw wanneer het in het geval vermeld in 5° om twee personen van verschillend geslacht gaat;7° de oudste persoon wanneer het in het geval vermeld in 5° om twee personen van hetzelfde geslacht gaat of om meer dan twee personen gaat. De personen die meer dan de helft van de onderhoudskosten voor het kind betalen, worden beschouwd als de personen die het kind werkelijk opvoeden in de zin van het eerste lid, 5°, 6° en 7°. Tot bewijs van het tegendeel geldt dat het gaat om de meerderjarige personen die dezelfde woonplaats hebben als het kind.

De Regering bepaalt hoe het tegendeel wordt bewezen ».

Artikel 55 van het voormelde decreet bepaalt : « Zo het belang van het kind dit vereist, kan het meerderjarige kind, elke ouder, de adoptant, de pleegvoogd, de toeziende voogd, de curator, de bewindvoerder of de sociaal verzekerde, naargelang het geval, overeenkomstig artikel 572bis, 8°, van het Gerechtelijk Wetboek, verzet aantekenen tegen de uitbetaling aan de bijslagtrekkende vermeld in artikel 28 ».

Artikel 572bis, 8°, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals gewijzigd bij artikel 95 van het decreet van 23 april 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 23/04/2018 pub. 12/06/2018 numac 2018202523 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Decreet betreffende de gezinsbijslagen sluiten, bepaalt : « Onverminderd de bijzondere bevoegdheden die zijn toegekend aan de vrederechter, de jeugdrechtbank, in het kader van de jeugdbeschermingsmaatregelen en de bijzondere wetgevingen, neemt de familierechtbank kennis van : [...] 8° geschillen met betrekking tot het aanwijzen van de bijslagtrekkende(n) van de gezinsbijslagen, en verzet tegen de uitbetaling van gezinsbijslagen aan de bijslagtrekkende, tenzij een vordering bij de jeugdrechtbank aanhangig werd gemaakt op grond van artikel 29 van de wet van 8 april 1965Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/04/1965 pub. 02/08/2010 numac 2010000404 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade ». Uit artikel 28, § 1, van het voormelde decreet volgt dat slechts één persoon als bijslagtrekkende kan worden aangewezen. Volgens de parlementaire voorbereiding van het decreet van 23 april 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 23/04/2018 pub. 12/06/2018 numac 2018202523 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Decreet betreffende de gezinsbijslagen sluiten wordt « de ontvanger van de kinderbijslag verondersteld de persoon te zijn die het kind daadwerkelijk opvoedt. Aangenomen wordt dat dit de persoon is die dezelfde woonplaats heeft als het kind » (Parl. St., Parlement van de Duitstalige Gemeenschap, 2017-2018, nr. 222/1, p. 6).

Uit de bewoordingen van artikel 28, § 1, volgt tevens dat de bij dat artikel ingestelde volgorde bindend is. Met uitzondering van de hypothese van artikel 55, kan er derhalve niet van worden afgeweken.

Ten aanzien van de ontvankelijkheid van de prejudiciële vragen B.3.1. De Regering van de Duitstalige Gemeenschap voert aan dat een van de partijen voor het verwijzende rechtscollege geen belang heeft bij een antwoord op de prejudiciële vragen, aangezien zij niet de moeder is van het alternerend gehuisveste kind en derhalve nooit als bijslagtrekkende ten aanzien van dat kind kan worden aangewezen.

B.3.2. In de regel komt het de verwijzende rechter toe te oordelen of het antwoord op de prejudiciële vraag nuttig is voor het oplossen van het geschil. Alleen indien dat klaarblijkelijk niet het geval is, kan het Hof beslissen dat de vraag geen antwoord behoeft.

B.3.3. In zoverre zij betrekking hebben op decretale bepalingen die het verwijzende rechtscollege beoogt toe te passen op het voorgelegde geschil, zijn de prejudiciële vragen klaarblijkelijk niet zonder nut voor de oplossing van het geschil.

Het feit dat een van de partijen voor het verwijzende rechtscollege niet de ouder is van alle kinderen die behoren tot het nieuw samengestelde gezin, betreft de kwestie van het belang van die partij voor het verwijzende rechtscollege, maar leidt niet ertoe dat de prejudiciële vragen klaarblijkelijk zonder nut zouden zijn voor de oplossing van het geschil.

B.4. De exceptie wordt verworpen.

Ten gronde Wat betreft de eerste en de tweede prejudiciële vraag B.5.1. Met de eerste twee prejudiciële vragen verzoekt het verwijzende rechtscollege het Hof na te gaan of de artikelen 18 en 28 van het decreet van 23 april 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 23/04/2018 pub. 12/06/2018 numac 2018202523 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Decreet betreffende de gezinsbijslagen sluiten bestaanbaar zijn met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre uit die bepalingen een verschil in behandeling voortvloeit tussen - enerzijds, de nieuw samengestelde gezinnen met drie kinderen van wie het oudste, geboren uit een vorige relatie, alternerend wordt gehuisvest, die geen recht hebben op de bijslag voor grote gezinnen, omdat de bijslagtrekkenden voor de betaling van de kinderbijslag van de drie kinderen verschillend zijn, en dit zonder mogelijke afwijking, en - anderzijds, de « traditionele » gezinnen met drie kinderen die recht hebben op de bijslag voor grote gezinnen omdat de kinderbijslag voor die kinderen aan dezelfde bijslagtrekkende wordt betaald, in beginsel aan de moeder.

B.5.2. Er dient te worden vastgesteld dat dat verschil in behandeling voortvloeit uit de gecombineerde toepassing van twee bepalingen die alle gezinnen op identieke wijze behandelen.

De in het geding zijnde bepalingen voorzien immers in een bijslag voor grote gezinnen voor alle gezinnen, ongeacht of zij « traditioneel » of nieuw samengesteld zijn, met minstens drie kinderen voor wie de basiskinderbijslag aan dezelfde bijslagtrekkende wordt betaald. Zij definiëren het begrip « bijslagtrekkende » overigens op dezelfde manier voor alle gezinnen, zonder uitzondering, ongeacht of zij een « traditioneel » gezin of een nieuw samengesteld gezin zijn.

B.5.3. Die identieke behandeling leidt ertoe dat sommige nieuw samengestelde gezinnen worden uitgesloten van het voordeel van de bijslag voor grote gezinnen, zoals het gezin voor het verwijzende rechtscollege, dat drie kinderen telt, van wie één is geboren uit een vorige relatie van de vader en alternerend wordt gehuisvest.

B.6.1. De Regering van de Duitstalige Gemeenschap is van mening dat de situatie van een nieuw samengesteld gezin met drie kinderen van wie één alternerend is gehuisvest, niet vergelijkbaar is met die van een gezin van wie de drie kinderen permanent in het gezin verblijven.

B.6.2. Om de bestaanbaarheid van een wetskrachtige norm met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet te beoordelen, onderzoekt het Hof eerst of de categorieën van personen ten aanzien van wie een ongelijkheid wordt aangevoerd, in voldoende mate vergelijkbaar zijn.

Verschil en niet-vergelijkbaarheid mogen evenwel niet met elkaar worden verward.

B.6.3. De in de prejudiciële vragen beoogde categorieën van personen zijn vergelijkbaar, in zoverre beide categorieën van gezinnen de lasten moeten dragen die verbonden zijn aan het verblijf van drie kinderen in het gezin. Het loutere feit dat, in een nieuw samengesteld gezin met drie kinderen, één kind alternerend gehuisvest wordt, kan een element zijn in de beoordeling van een verschil in behandeling, maar kan niet volstaan om tot de niet-vergelijkbaarheid van beide situaties te besluiten. Anders zou de toetsing aan het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie van elke inhoud worden ontdaan.

B.7. Het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie sluit niet uit dat een verschil in behandeling tussen categorieën van personen wordt ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord is. Dat beginsel verzet er zich overigens tegen dat categorieën van personen, die zich ten aanzien van de betwiste maatregel in wezenlijk verschillende situaties bevinden, op identieke wijze worden behandeld, zonder dat daarvoor een redelijke verantwoording bestaat.

Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie is geschonden wanneer vaststaat dat geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel.

B.8. Zoals in B.1.1 en B.2.1 is vermeld, beoogt het stelsel van de gezinsbijslagen de toegenomen kosten van een gezin als gevolg van de onderhoudskosten voor één of meer kinderen gedeeltelijk te compenseren en het verhoogde risico op kinderarmoede te bestrijden.

B.9.1. In het licht van die legitieme doelstellingen is het niet pertinent de nieuw samengestelde gezinnen met, zoals te dezen, drie kinderen, van wie één alternerend is gehuisvest, maar van wie de drie kinderen niet vallen onder dezelfde bijslagtrekkende, als gevolg van de regels inzake de toekenning van de hoedanigheid van bijslagtrekkende vervat in artikel 28 van het decreet van 23 april 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 23/04/2018 pub. 12/06/2018 numac 2018202523 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Decreet betreffende de gezinsbijslagen sluiten, uit te sluiten van het voordeel van de bijslag voor grote gezinnen.

Immers, enerzijds kan een dergelijk gezin evenzeer zijn blootgesteld aan een risico op kinderarmoede - risico dat de decreetgever precies wil tegengaan -, als elk ander « traditioneel » of nieuw samengesteld gezin met drie kinderen. Anderzijds draagt een dergelijk nieuw samengesteld gezin een financiële last wegens de alternerende huisvesting van het kind dat is geboren uit een vorige relatie, zodat het niet verantwoord is dat die last niet, minstens gedeeltelijk, kan worden gecompenseerd door de bijslag voor grote gezinnen.

B.9.2. Het feit dat nieuw samengestelde gezinnen met drie kinderen, van wie één alternerend is gehuisvest, die niet allen onder dezelfde bijslagtrekkende vallen, zijn uitgesloten van het voordeel van de bijslag voor grote gezinnen, is des te minder pertinent, nu nieuw samengestelde gezinnen met drie kinderen, van wie één alternerend is gehuisvest, maar die onder dezelfde bijslagtrekkende vallen, daarentegen wel die bijslag kunnen genieten.

Zoals het verwijzende rechtscollege opmerkt, is zulks het geval wanneer de nieuwe samenstelling van het gezin gebeurt rond de moeder van het kind dat is geboren uit een vorige relatie en alternerend is gehuisvest, en wanneer de moeder de bijslagtrekkende van dat kind is.

Hoewel die moeder twee kinderen heeft naast het kind uit de vorige relatie, zal zij in dat geval de bijslagtrekkende zijn voor de drie kinderen met toepassing van artikel 28, § 1, 3°, van het decreet van 23 april 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 23/04/2018 pub. 12/06/2018 numac 2018202523 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Decreet betreffende de gezinsbijslagen sluiten, zodat dat nieuw samengestelde gezin met drie kinderen, van wie één alternerend is gehuisvest, aanspraak kan maken op de bijslag voor grote gezinnen.

B.10. Uit het voorgaande volgt dat het in B.5.1 vermelde verschil in behandeling niet redelijk verantwoord is.

B.11. Die ongrondwettigheid vindt haar oorsprong echter niet in de in het geding zijnde bepalingen, maar in het ontbreken van een decretale bepaling die toelaat, voor het bepalen van het aantal kinderen dat vereist is voor de toekenning van de bijslag voor grote gezinnen, de last in aanmerking te nemen die daadwerkelijk door elke ouder wordt gedragen voor de huisvesting en de opvoeding van hun kinderen uit een vorige relatie, wanneer die kinderen op een alternerende wijze door de ouders worden gehuisvest.

B.12. Wanneer de vaststelling van een lacune is uitgedrukt in voldoende nauwkeurige en volledige bewoordingen die toelaten de in het geding zijnde bepaling toe te passen met inachtneming van de referentienormen op grond waarvan het Hof zijn toetsingsbevoegdheid uitoefent, geeft het Hof aan dat het aan de rechter staat een einde te maken aan de schending van die normen.

Zulks is in de thans voorliggende zaak niet het geval. Het Hof kan de in B.11 en B.12 uitgedrukte vaststelling van een lacune immers niet nader preciseren aangezien het niet beschikt over een beoordelingsbevoegdheid die gelijkwaardig is met die van de decreetgever. Bij gebrek aan preciseringen kan de in B.11 en B.12 vastgestelde lacune door het verwijzende rechtscollege niet rechtstreeks worden opgevuld. Het staat dus aan de decreetgever, en aan hem alleen, om te oordelen, met inachtneming van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, hoe en in welke mate de last die daadwerkelijk door de ouders wordt gedragen voor hun kinderen, in aanmerking moet worden genomen in het geval van nieuw samengestelde gezinnen met drie kinderen of meer die niet tot dezelfde bijslagtrekkende behoren.

Wat betreft de derde prejudiciële vraag B.13. Uit de verwijzingsbeslissing blijkt dat het Hof een vraag wordt gesteld over het verschil in behandeling onder nieuw samengestelde gezinnen met drie kinderen, van wie het oudste kind is geboren uit een vorige relatie en alternerend is gehuisvest, naargelang de ouder van dat oudste kind (i) die de bijslagtrekkende is en (ii) die daarnaast nog twee kinderen heeft met een partner met wie hij een nieuw samengesteld gezin vormt, ofwel de moeder, ofwel de vader van dat kind is.

Immers, zoals is vermeld in B.9.2, wanneer de vader van het oudste kind dat alternerend is gehuisvest de bijslagtrekkende van dat kind is, en die vader nog twee andere kinderen heeft met een nieuwe partner met wie hij een nieuw samengesteld gezin vormt, heeft dat gezin geen recht op de bijslag voor grote gezinnen. Daarentegen, wanneer, in dezelfde gezinssamenstelling, de moeder de bijslagtrekkende is van het oudste kind dat alternerend is gehuisvest en daarnaast nog twee andere kinderen heeft, heeft het nieuw samengestelde gezin recht op de voormelde bijslag.

B.14. Artikel 10, derde lid, van de Grondwet bepaalt dat de gelijkheid van vrouwen en mannen is gewaarborgd. Krachtens artikel 11bis, eerste lid, van de Grondwet waarborgen de wet, het decreet of de in artikel 134 van de Grondwet bedoelde regel voor vrouwen en mannen de gelijke uitoefening van hun rechten en vrijheden.

Die bepalingen nopen de wetgevers tot bijzondere voorzichtigheid wanneer zij een verschil in behandeling invoeren of toestaan op grond van het geslacht.

B.15. Het criterium van onderscheid van het verschil in behandeling dat in B.13 wordt beoogd is het geslacht van de ouder van wie het oudste kind alternerend gehuisvest is.

B.16.1. Het is niet redelijk verantwoord dat de in het geding zijnde bepalingen ertoe kunnen leiden dat de toekenning van de bijslag voor grote gezinnen uitsluitend afhangt van het geslacht van de ouder die de bijslagtrekkende is van zijn kind dat uit een vorige relatie is geboren, wanneer die ouder een nieuw samengesteld gezin vormt met een andere partner met wie hij twee kinderen gemeenschappelijk heeft.

B.16.2. Op grond van artikel 55 van het decreet van 23 april 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 23/04/2018 pub. 12/06/2018 numac 2018202523 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Decreet betreffende de gezinsbijslagen sluiten kan de vader weliswaar bij de familierechtbank verzet aantekenen tegen de uitbetaling aan de bijslagtrekkende vermeld in artikel 28 en deze verzoeken om hem als bijslagtrekkende aan te wijzen. Die mogelijkheid laat evenwel niet toe te komen tot de vaststelling dat er geen sprake is van discriminatie op grond van het geslacht, daar de toekenning van de bijslag voor grote gezinnen onzeker blijft, in zoverre zij afhankelijk is van het instellen van een gerechtelijke procedure en van een gunstige beslissing van de familierechtbank dat een wijziging van de bijslagtrekkende in het belang van het kind is.

B.17. De artikelen 18 en 28 van het decreet van 23 april 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 23/04/2018 pub. 12/06/2018 numac 2018202523 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Decreet betreffende de gezinsbijslagen sluiten zijn derhalve niet bestaanbaar met de artikelen 10, 11 en 11bis van de Grondwet, in zoverre zij de toekenning van de bijslag voor grote gezinnen doen afhangen van het geslacht van de ouder die de bijslagtrekkende is van een kind dat is geboren uit een vorige relatie en alternerend is gehuisvest, wanneer die ouder daarnaast nog twee kinderen heeft met een andere partner met wie hij een nieuw samengesteld gezin vormt.

B.18. De in B.11 en B.12 vastgestelde lacune belet het verwijzende rechtscollege evenwel de hiervoor vastgestelde ongrondwettigheid te verhelpen, ongrondwettigheid die alleen de decreetgever kan verhelpen.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : 1. - De artikelen 18 en 28 van het decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 23 april 2018 « betreffende de gezinsbijslagen » schenden de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet, in zoverre zij niet toelaten om, voor het bepalen van het aantal kinderen dat vereist is voor de toekenning van de bijslag voor grote gezinnen, de last in aanmerking te nemen die daadwerkelijk door elk van de ouders wordt gedragen voor de huisvesting en de opvoeding van hun kinderen uit een vorige relatie, wanneer die kinderen alternerend door de ouders worden gehuisvest. - Het ontbreken van een decretale bepaling die toelaat, voor het bepalen van het aantal kinderen dat vereist is voor de toekenning van de bijslag voor grote gezinnen, de last in aanmerking te nemen die daadwerkelijk door elk van de ouders wordt gedragen voor de huisvesting en de opvoeding van hun kinderen uit een vorige relatie, wanneer die kinderen alternerend door de ouders worden gehuisvest, schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. 2. De artikelen 18 en 28 van hetzelfde decreet schenden de artikelen 10, 11 en 11bis van de Grondwet, in zoverre zij de toekenning van de bijslag voor grote gezinnen doen afhangen van het geslacht van de ouder die de bijslagtrekkende is van een kind dat alternerend is gehuisvest, en die daarnaast nog twee kinderen heeft met een partner met wie hij een nieuw samengesteld gezin vormt. Aldus gewezen in het Nederlands, het Frans en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 19 januari 2023.

De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, L. Lavrysen

^