Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 24 oktober 2023

Uittreksel uit arrest nr. 17/2023 van 2 februari 2023 Rolnummer 7769 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 49/1 van de wet van 16 maart 1968 « betreffende de politie over het wegverkeer », gesteld door het Hof van Cassatie. Het Gron samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en P. Nihoul, en de rechters T. Giet, J. Moerman, E. Br(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2023044386
pub.
24/10/2023
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 17/2023 van 2 februari 2023 Rolnummer 7769 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 49/1 van de wet van 16 maart 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1968 pub. 21/10/1998 numac 1998000446 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 16 maart 1968 tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer . - Duitse vertaling De hi(...) - de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek (Belgisch Staatsblad van 31 oktober (...) sluiten « betreffende de politie over het wegverkeer », gesteld door het Hof van Cassatie.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en P. Nihoul, en de rechters T. Giet, J. Moerman, E. Bribosia, W. Verrijdt en K. Jadin, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter L. Lavrysen, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij arrest van 22 februari 2022, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 8 maart 2022, heeft het Hof van Cassatie de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 49/1 Wegverkeerswet de artikelen 10 en 11 Grondwet doordat de wetgever niet voorziet in een onderscheid in bestraffing al naargelang de dader dit misdrijf opzettelijk dan wel louter uit onachtzaamheid pleegt ? ». (...) III. In rechte (...) B.1. Artikel 49/1 van de wet van 16 maart 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1968 pub. 21/10/1998 numac 1998000446 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 16 maart 1968 tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer . - Duitse vertaling De hi(...) - de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek (Belgisch Staatsblad van 31 oktober (...) sluiten « betreffende de politie over het wegverkeer » (hierna : de Wegverkeerswet) bepaalt : « Met geldboete van 200 euro tot 2000 euro wordt gestraft hij die, nadat tegen hem een verval van het recht op sturen werd uitgesproken, zijn rijbewijs of het als zodanig geldend bewijs niet inlevert binnen de door de Koning bepaalde termijn.

In geval van verzachtende omstandigheden kan de geldboete verminderd worden, zonder dat ze minder dan één euro mag bedragen.

De straffen worden verdubbeld bij herhaling binnen drie jaar te rekenen van de dag van de uitspraak van een vorig veroordelend vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan ».

B.2. Het Hof wordt gevraagd of die bepaling bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat geen onderscheid wordt gemaakt in de bestraffing, naargelang de dader het erin omschreven misdrijf opzettelijk dan wel uit onachtzaamheid pleegt.

B.3.1. De artikelen 10 en 11 van de Grondwet waarborgen het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie.

B.3.2. Het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie sluit niet uit dat een verschil in behandeling tussen categorieën van personen wordt ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord is. Dat beginsel verzet er zich overigens tegen dat categorieën van personen, die zich ten aanzien van de betwiste maatregel in wezenlijk verschillende situaties bevinden, op identieke wijze worden behandeld, zonder dat daarvoor een redelijke verantwoording bestaat.

Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie is geschonden wanneer vaststaat dat geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel.

B.3.3. De laakbaarheid van bepaalde feiten, de vaststelling ervan als een misdrijf, de ernst van dat misdrijf en de zwaarwichtigheid waarmee het kan worden bestraft, behoren tot de beoordelingsbevoegdheid van de wetgever.

Het Hof zou zich op het aan de wetgever voorbehouden domein begeven indien het bij de vraag naar de verantwoording van verschillen in gedragingen, waarvan sommige strafbaar worden gesteld en andere niet, evenals bij de vraag naar de verantwoording van identieke strafrechtelijke behandelingen van gedragingen die op bepaalde punten van elkaar verschillen, telkens een afweging zou maken op grond van een waardeoordeel over de laakbaarheid van de betrokken feiten ten opzichte van andere niet-strafbare feiten of ten opzichte van andere strafbare feiten en zijn onderzoek niet zou beperken tot de gevallen waarin de keuze van de wetgever dermate onsamenhangend is dat ze leidt tot een kennelijk onredelijk verschil in behandeling, tot een kennelijk onredelijke identieke behandeling of tot een kennelijk onevenredige straf.

B.4.1. De in het geding zijnde bepaling maakt deel uit van hoofdstuk VI (« Verval van het recht tot sturen ») van titel IV (« Strafbepalingen en veiligheidsmaatregelen ») van de Wegverkeerswet.

Die bepaling voorziet in straffen voor de personen die, nadat tegen hen een verval van het recht tot sturen werd uitsproken door een rechter, hun rijbewijs of het als zodanig geldend bewijs niet inleveren binnen de door de Koning bepaalde termijn.

B.4.2. Volgens artikel 67 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 23/03/1998 pub. 30/04/1998 numac 1998014078 bron ministerie van verkeer en infrastructuur Koninklijk besluit betreffende het rijbewijs sluiten « betreffende het rijbewijs » (hierna : het koninklijk besluit van 23 maart 1998Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 23/03/1998 pub. 30/04/1998 numac 1998014078 bron ministerie van verkeer en infrastructuur Koninklijk besluit betreffende het rijbewijs sluiten) moeten de personen die een verval van het recht tot sturen als straf hebben opgelopen, hun rijbewijs of als zodanig geldend bewijs inleveren bij de griffier van het gerecht dat de beslissing heeft uitgesproken en dit binnen vier dagen na de dag waarop het openbaar ministerie de kennisgeving aan de veroordeelde heeft gedaan overeenkomstig artikel 40 van de Wegverkeerswet. Volgens dat artikel 40 gaat het verval van het recht tot sturen in de vijfde dag na die waarop het openbaar ministerie de kennisgeving aan de veroordeelde heeft gedaan. Wanneer het verval niet als straf werd uitgesproken, maar wegens lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid, moet de inlevering van het rijbewijs, volgens artikel 67 van het voormelde koninklijk besluit, gebeuren binnen vier dagen na de uitspraak van de beslissing wanneer deze op tegenspraak is gewezen, of na de betekening wanneer zij bij verstek is gewezen niettegenstaande voorziening.

Zaterdagen, zondagen en wettelijke feestdagen zijn niet begrepen in de voormelde termijn.

B.5. Personen kunnen zich aldus slechts schuldig maken aan het plegen van het in artikel 49/1 van de Wegverkeerswet bedoelde misdrijf nadat een rechter tegen hen een verval van het recht op sturen heeft uitgesproken en, behoudens wanneer het verval op tegenspraak wordt uitgesproken wegens lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid, na een kennisgeving of een betekening van de desbetreffende rechterlijke beslissing.

B.6.1. Volgens de in het geding zijnde bepaling kan het erin omschreven misdrijf worden bestraft met een geldboete van 200 tot 2 000 euro (vóór de toepassing van de opdeciemen) en kan de rechter die geldboete in geval van verzachtende omstandigheden verminderen, zonder dat ze minder dan één euro mag bedragen.

B.6.2. Het feit dat het misdrijf kan worden bestraft met een geldboete van 200 tot 2 000 euro, is niet zonder redelijke verantwoording ten aanzien van de door de wetgever nagestreefde doelstellingen betreffende het verhogen van de verkeersveiligheid en het handhaven van rechterlijke beslissingen in verkeerszaken, gelet op het feit dat de rechter, naar gelang van het voorliggende geval, een sanctie binnen voldoende ruime marges van straffen kan kiezen en bovendien de bij de wet bepaalde straffen kan verminderen in geval van verzachtende omstandigheden.

B.7. Rekening houdend met de voormelde strafmodaliteiten, evenals met het feit dat de personen tegen wie een verval van het recht tot sturen wordt uitgesproken, naar aanleiding van die uitspraak ervan op de hoogte worden gebracht dat zij hun rijbewijs bij de griffier van het betrokken gerecht dienen in te leveren binnen de in artikel 67 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 23/03/1998 pub. 30/04/1998 numac 1998014078 bron ministerie van verkeer en infrastructuur Koninklijk besluit betreffende het rijbewijs sluiten bepaalde termijn, is het niet zonder redelijke verantwoording dat de in het geding zijnde bepaling geen onderscheid maakt in de bestraffing, naargelang de dader het erin omschreven misdrijf opzettelijk dan wel uit onachtzaamheid pleegt.

B.8. De in het geding zijnde bepaling is bestaanbaar met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 49/1 van de wet van 16 maart 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1968 pub. 21/10/1998 numac 1998000446 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 16 maart 1968 tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer . - Duitse vertaling De hi(...) - de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek (Belgisch Staatsblad van 31 oktober (...) sluiten « betreffende de politie over het wegverkeer » schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet.

Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 2 februari 2023.

De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, L. Lavrysen

^