Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 26 juli 2023

Uittreksel uit arrest nr. 161/2022 van 8 december 2022 Rolnummer 7601 In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 186, § 1, zevende lid, van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door de Raad van State. Het Grondwettelijk Hof, I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging

bron
grondwettelijk hof
numac
2023041983
pub.
26/07/2023
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 161/2022 van 8 december 2022 Rolnummer 7601 In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 186, § 1, zevende lid, van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door de Raad van State.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, en de rechters T. Giet, J. Moerman, D. Pieters, E. Bribosia en W. Verrijdt, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter P. Nihoul, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging Bij arrest nr. 250.617 van 18 mei 2021, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 15 juni 2021, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Is artikel 186, § 1, zevende lid, van het Gerechtelijk Wetboek strijdig met de artikelen 13 en 23, derde lid, 2°, van de Grondwet, in voorkomend geval in samenhang gelezen met de artikelen 6 en 13 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en met artikel 47, eerste alinea, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, in zoverre het zou worden gelezen in die zin dat het enkel van toepassing is op een zaakverdelingsreglement waarbij één enkele afdeling exclusief bevoegd wordt gemaakt voor bepaalde categorieën van zaken, en niet twee of drie afdelingen binnen een zeer groot gerechtelijk arrondissement ? 2. Is artikel 186, § 1, zevende lid, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals gewijzigd bij de wet van 11 augustus 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/08/2017 pub. 11/09/2017 numac 2017012998 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende invoeging van het Boek XX "Insolventie van ondernemingen", in het Wetboek van economisch recht, en houdende invoeging van de definities eigen aan Boek XX en van de rechtshandhavingsbepalingen eigen aan Boek XX in het Boek I van het Wetboek van economisch recht sluiten houdende invoeging van het Boek XX ` Insolventie van ondernemingen ', in het Wetboek van economisch recht, en houdende invoeging van de definities eigen aan Boek XX in het Boek I van het Wetboek van economisch recht, in zoverre het een exclusieve toekenning mogelijk maakt ` van vorderingen en geschillen rechtstreeks ontstaan uit een insolventieprocedure bedoeld in Boek XX van het Wetboek van economisch recht, waarvan de gegevens voor de oplossing zich bevinden in het bijzonder recht dat van toepassing is op het stelsel van de insolventie ', strijdig met de artikelen 13 en 23, derde lid, 2°, van de Grondwet, in voorkomend geval in samenhang gelezen met de artikelen 6 en 13 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en met artikel 47, eerste alinea, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie ? ». (...) III. In rechte (...) Ten aanzien van de in het geding zijnde bepaling en de context ervan B.1.1. Artikel 186 van het Gerechtelijk Wetboek, zoals het werd gewijzigd bij de wet van 11 augustus 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/08/2017 pub. 11/09/2017 numac 2017012998 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende invoeging van het Boek XX "Insolventie van ondernemingen", in het Wetboek van economisch recht, en houdende invoeging van de definities eigen aan Boek XX en van de rechtshandhavingsbepalingen eigen aan Boek XX in het Boek I van het Wetboek van economisch recht sluiten « houdende invoeging van het Boek XX ` Insolventie van ondernemingen ', in het Wetboek van economisch recht, en houdende invoeging van de definities eigen aan Boek XX en van de rechtshandhavingsbepalingen eigen aan Boek XX in het Boek I van het Wetboek van economisch recht » (hierna : de wet van 11 augustus 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/08/2017 pub. 11/09/2017 numac 2017012998 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende invoeging van het Boek XX "Insolventie van ondernemingen", in het Wetboek van economisch recht, en houdende invoeging van de definities eigen aan Boek XX en van de rechtshandhavingsbepalingen eigen aan Boek XX in het Boek I van het Wetboek van economisch recht sluiten), bepaalt : « § 1. De zetel van de hoven en rechtbanken, alsmede hun rechtsgebied zijn vastgesteld in de artikelen 1 tot 6 van het bijvoegsel bij dit wetboek.

De Koning kan, bij zaakverdelingsreglement in een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de hoven van beroep, de arbeidshoven, de rechtbanken van eerste aanleg, de arbeidsrechtbanken, de rechtbanken van koophandel of de politierechtbanken in twee of meer afdelingen verdelen en de plaatsen aanwijzen waar die afdeling zitting en haar griffie houdt.

In voorkomend geval bepaalt Hij het grondgebied van elke afdeling en voor welke categorieën van zaken die afdeling haar rechtsmacht uitoefent. Het zaakverdelingsreglement kan de territoriale bevoegdheid van de afdeling uitbreiden tot een deel of het geheel van het grondgebied van het arrondissement. Het kan in geen geval leiden tot de afschaffing van bestaande zittingsplaatsen. [...] Het zaakverdelingsreglement van de rechtbank wordt op voorstel van de voorzitter vastgesteld na advies, naar gelang van het geval, van de procureur des Konings, de arbeidsauditeur, de hoofdgriffier en de stafhouder(s) van de Orde of Ordes van advocaten. [...] Indien de Koning bij een zaakverdelingsreglement een afdeling exclusief bevoegd maakt voor bepaalde categorieën van zaken, waakt Hij erover dat de toegang tot justitie en de kwaliteit van de dienstverlening gewaarborgd blijven.

Het reglement dat een afdeling exclusief bevoegd maakt, kan in burgerlijke zaken enkel betrekking hebben op bevoegdheden bedoeld in : [...] b) voor de rechtbank van koophandel : de artikelen 573, 2°, 574, 2°, 3°, 4°, 7°, 8°, 9°, 11° tot 19°, 575, 576 en 577; [...] § 2. De neerlegging van stukken ter griffie met het oog op de aanhangigmaking en behandeling van zaken die, overeenkomstig paragraaf 1, ingevolge een zaakverdelingsreglement zijn toegewezen aan een afdeling, kan gebeuren in elke afdeling van de bevoegde rechtbank. De stukken worden door de griffie overgezonden aan de bevoegde afdeling en de griffie deelt de partijen die de stukken hebben neergelegd mee welke afdeling bevoegd is. [...] ».

B.1.2. Het Hof onderzoekt de in het geding zijnde bepaling in die versie, die van toepassing is op het geschil voor het verwijzende rechtscollege.

B.1.3. Bij artikel 252 van de wet van 15 april 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/04/2018 pub. 27/04/2018 numac 2018011795 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende hervorming van het ondernemingsrecht sluiten « houdende hervorming van het ondernemingsrecht » werd de benaming « rechtbank van koophandel » vervangen door de benaming « ondernemingsrechtbank ».

Het Hof maakt bijgevolg gebruik van die benaming.

B.1.4. De in het geding zijnde bepaling past in de context van de verruiming van de gerechtelijke arrondissementen, die voortvloeit uit de wet van 1 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/12/2013 pub. 10/12/2013 numac 2013009534 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot hervorming van de gerechtelijke arrondissementen en tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op een grotere mobiliteit van de leden van de rechterlijke orde sluiten « tot hervorming van de gerechtelijke arrondissementen en tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op een grotere mobiliteit van de leden van de rechterlijke orde » (hierna : de wet van 1 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/12/2013 pub. 10/12/2013 numac 2013009534 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot hervorming van de gerechtelijke arrondissementen en tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op een grotere mobiliteit van de leden van de rechterlijke orde sluiten). Sinds het werd gewijzigd bij artikel 108 van die wet, bepaalt artikel 4, punt 11, derde lid, van het bijvoegsel « Gebiedsomschrijving en zetel van hoven en rechtbanken » van het Gerechtelijk Wetboek dat de Ondernemingsrechtbank te Luik rechtsmacht heeft over de arrondissementen Luik, Luxemburg en Namen.

Dat gebied komt overeen met het rechtsgebied van het Hof van Beroep te Luik. De punten 8, eerste lid, 10, eerste lid, en 11, eerste lid, van hetzelfde artikel bepalen de gerechtelijke kantons die respectievelijk de drie voormelde arrondissementen vormen. De territoriale grenzen van die kantons zijn respectievelijk vastgelegd in de artikelen M8, M9 et M10 van het bijvoegsel bij het Gerechtelijk Wetboek.

B.1.5. De in het geding zijnde bepaling, de andere leden van artikel 186, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek, paragraaf 2 van dat artikel en de voormelde bepalingen van het bijvoegsel van hetzelfde Wetboek vormen een samenhangend geheel.

Het Hof onderzoekt derhalve de bestaanbaarheid van artikel 186, § 1, zevende lid, van het Gerechtelijk Wetboek met de in de prejudiciële vraag beoogde referentienormen in het raam van een gecombineerde lezing met de voormelde bepalingen.

B.2. Het geschil dat aanhangig is gemaakt bij het verwijzende rechtscollege heeft betrekking op het regelmatige karakter van het koninklijk besluit van 18 maart 2018Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 18/03/2018 pub. 27/03/2018 numac 2018011311 bron federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit tot vaststelling van het zaakverdelingsreglement van de rechtbank van koophandel te Luik en tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 maart 2014 betreffende de verdeling van de arbeidshoven, de rechtbanken van eerste aanleg, de arbeidsrechtbanken, de rechtbanken van koophandel en de politierechtbanken in afdelingen type koninklijk besluit prom. 18/03/2018 pub. 26/03/2018 numac 2018030683 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit tot opheffing van het koninklijk besluit van 4 april 2003 tot uitvoering van het artikel 133, lid 10, van het Wetboek van vennootschappen en tot oprichting van het advies- en controlecomité op de onafhankelijkheid van de commissaris sluiten « tot vaststelling van het zaakverdelingsreglement van de ondernemingsrechtbank te Luik en tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 maart 2014 betreffende de verdeling van de arbeidshoven, de rechtbanken van eerste aanleg, de arbeidsrechtbanken, de ondernemingsrechtbanken en de politierechtbanken in afdelingen » (hierna : het koninklijk besluit van 18 maart 2018Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 18/03/2018 pub. 27/03/2018 numac 2018011311 bron federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit tot vaststelling van het zaakverdelingsreglement van de rechtbank van koophandel te Luik en tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 maart 2014 betreffende de verdeling van de arbeidshoven, de rechtbanken van eerste aanleg, de arbeidsrechtbanken, de rechtbanken van koophandel en de politierechtbanken in afdelingen type koninklijk besluit prom. 18/03/2018 pub. 26/03/2018 numac 2018030683 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit tot opheffing van het koninklijk besluit van 4 april 2003 tot uitvoering van het artikel 133, lid 10, van het Wetboek van vennootschappen en tot oprichting van het advies- en controlecomité op de onafhankelijkheid van de commissaris sluiten), dat werd genomen krachtens artikel 186, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek.

B.3.1. Het koninklijk besluit van 18 maart 2018Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 18/03/2018 pub. 27/03/2018 numac 2018011311 bron federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit tot vaststelling van het zaakverdelingsreglement van de rechtbank van koophandel te Luik en tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 maart 2014 betreffende de verdeling van de arbeidshoven, de rechtbanken van eerste aanleg, de arbeidsrechtbanken, de rechtbanken van koophandel en de politierechtbanken in afdelingen type koninklijk besluit prom. 18/03/2018 pub. 26/03/2018 numac 2018030683 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit tot opheffing van het koninklijk besluit van 4 april 2003 tot uitvoering van het artikel 133, lid 10, van het Wetboek van vennootschappen en tot oprichting van het advies- en controlecomité op de onafhankelijkheid van de commissaris sluiten verdeelt de Ondernemingsrechtbank te Luik in acht afdelingen. Elk van die afdelingen oefent rechtsmacht uit over een grondgebied dat bij het besluit is vastgesteld (artikel 1).

B.3.2. Alleen de afdeling Luik, voor het gerechtelijk arrondissement Luik, de afdeling Neufchâteau, voor het gerechtelijk arrondissement Luxemburg, en de afdeling Namen, voor het gerechtelijk arrondissement Namen, zijn bevoegd voor de procedures bedoeld in boek XX, (« Insolventie van ondernemingen »), van het Wetboek van Economisch Recht en waarvan de gegevens voor de oplossing zich bevinden in het bijzonder recht dat van toepassing is op het stelsel van de insolventieprocedures. Die drie afdelingen zijn eveneens als enigen bevoegd voor de procedures die betrekking hebben op de vereffening van maatschappen, tijdelijke handelsvennootschappen en stille handelsvennootschappen, bedoeld in boek III, titel IV, van het Wetboek van vennootschappen, en op de ontbinding en vereffening van rechtspersonen, bedoeld in boek IV, titel IX, van hetzelfde Wetboek of die daarmee kunnen worden opgelost, ingeleid vanaf 1 mei 2018, alsook voor de eedafleggingen (artikel 2).

B.3.3. Verhoren door de rechter-commissaris inzake faillissementen, door de gedelegeerd rechter inzake gerechtelijke reorganisaties en door de rechter verslaggever inzake het onderzoek naar ondernemingen in moeilijkheden verlopen per afdeling, naar gelang van de territoriale bevoegdheid ervan (artikel 3).

B.4. De prejudiciële vragen berusten op de interpretatie van artikel 186, § 1, zevende lid, van het Gerechtelijk Wetboek, volgens welke dat artikel enkel van toepassing is indien de Koning, bij een zaakverdelingsreglement, één afdeling exclusief bevoegd maakt voor bepaalde categorieën van zaken.

B.5. Het staat in de regel aan het verwijzende rechtscollege om de bepalingen die het toepast te interpreteren, onder voorbehoud van een kennelijk verkeerde lezing van de in het geding zijnde bepaling, wat te dezen niet het geval is.

Het Hof onderzoekt de in het geding zijnde bepaling dus in de interpretatie die het verwijzende rechtscollege heeft voorgelegd.

Ten gronde Wat de eerste prejudiciële vraag betreft B.6.1. De eerste prejudiciële vraag heeft betrekking op de bestaanbaarheid van artikel 186, § 1, zevende lid, van het Gerechtelijk Wetboek met de artikelen 13 en 23, derde lid, 2°, van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 6 en 13 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, in de interpretatie volgens welke het enkel van toepassing is op een zaakverdelingsreglement waarbij één enkele afdeling exclusief bevoegd wordt gemaakt voor bepaalde categorieën van zaken, en niet twee of drie afdelingen binnen een zeer groot gerechtelijk arrondissement.

B.6.2. Uit het verwijzingsarrest blijkt dat de « Ordre des barreaux francophones et germanophone », verzoekende partij voor het verwijzende rechtscollege, van mening is dat de beperking van het toepassingsgebied van de in het geding zijnde bepaling tot de hypothese van een centralisatie, bij één enkele afdeling van de ondernemingsrechtbank, van de exclusieve bevoegdheid om kennis te nemen van een categorie van zaken, de in de prejudiciële vraag beoogde referentienormen op twee wijzen zou kunnen schenden.

Ten eerste voorziet de in het geding zijnde bepaling erin dat, indien de Koning één afdeling exclusief bevoegd maakt voor bepaalde categorieën van zaken, Hij erover waakt dat de toegang tot justitie en de kwaliteit van de dienstverlening gewaarborgd blijven, terwijl dergelijke waarborgen niet uitdrukkelijk zijn vastgelegd wanneer de Koning dezelfde bevoegdheid aan twee of drie afdelingen toewijst.

Ten tweede kan een centralisatie bij één enkele afdeling slechts worden doorgevoerd voor bepaalde bevoegdheden die limitatief zijn opgesomd in de in het geding zijnde bepaling. Die restrictie is niet van toepassing wanneer de Koning de exclusieve bevoegdheid om kennis te nemen van een bepaalde categorie van zaken centraliseert bij twee of drie afdelingen. Daaruit volgt dat alle bevoegdheden van de ondernemingsrechtbank bij twee of drie afdelingen zouden kunnen worden gecentraliseerd. Daaruit volgt eveneens dat, binnen een groot rechtsgebied zoals dat van de Ondernemingsrechtbank te Luik, bepaalde bevoegdheden zouden kunnen worden gecentraliseerd bij twee of drie afdelingen, terwijl dat, wat de af te leggen afstanden betreft, op hetzelfde zou neerkomen als een centralisatie bij één enkele afdeling in minder uitgestrekte rechtsgebieden.

B.6.3. Het koninklijk besluit van 18 maart 2018Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 18/03/2018 pub. 27/03/2018 numac 2018011311 bron federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit tot vaststelling van het zaakverdelingsreglement van de rechtbank van koophandel te Luik en tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 maart 2014 betreffende de verdeling van de arbeidshoven, de rechtbanken van eerste aanleg, de arbeidsrechtbanken, de rechtbanken van koophandel en de politierechtbanken in afdelingen type koninklijk besluit prom. 18/03/2018 pub. 26/03/2018 numac 2018030683 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit tot opheffing van het koninklijk besluit van 4 april 2003 tot uitvoering van het artikel 133, lid 10, van het Wetboek van vennootschappen en tot oprichting van het advies- en controlecomité op de onafhankelijkheid van de commissaris sluiten maakt drie afdelingen van de Ondernemingsrechtbank te Luik exclusief bevoegd voor bepaalde categorieën van zaken.

Het Hof beperkt derhalve zijn onderzoek tot die hypothese.

B.7.1. Artikel 13 van de Grondwet houdt een recht in op toegang tot de bevoegde rechter. Het recht op toegang tot de rechter wordt eveneens gewaarborgd bij de artikelen 6 en 13 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.

B.7.2. Artikel 23 van de Grondwet voorziet in het recht op juridische bijstand.

B.8. Het koninklijk besluit van 18 maart 2018Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 18/03/2018 pub. 27/03/2018 numac 2018011311 bron federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit tot vaststelling van het zaakverdelingsreglement van de rechtbank van koophandel te Luik en tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 maart 2014 betreffende de verdeling van de arbeidshoven, de rechtbanken van eerste aanleg, de arbeidsrechtbanken, de rechtbanken van koophandel en de politierechtbanken in afdelingen type koninklijk besluit prom. 18/03/2018 pub. 26/03/2018 numac 2018030683 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit tot opheffing van het koninklijk besluit van 4 april 2003 tot uitvoering van het artikel 133, lid 10, van het Wetboek van vennootschappen en tot oprichting van het advies- en controlecomité op de onafhankelijkheid van de commissaris sluiten werd genomen op grond van artikel 186, § 1, tweede en derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek.

Artikel 186, § 1, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek machtigt de Koning ertoe de exclusieve bevoegdheid om kennis te nemen van een categorie van zaken te centraliseren bij een of meer afdelingen van de ondernemingsrechtbank, terwijl paragraaf 1, zevende lid, van hetzelfde artikel, zoals wordt geïnterpreteerd door het verwijzende rechtscollege, enkel betrekking heeft op de hypothese waarin de Koning de bevoegdheid om kennis te nemen van een categorie van zaken bij één enkele afdeling centraliseert. In die hypothese legt de in het geding zijnde bepaling de verplichting op dat de toewijzing van een exclusieve bevoegdheid betrekking heeft op één van de opgesomde bevoegdheden en dat de toegang tot justitie en de kwaliteit van de dienstverlening gewaarborgd blijven.

Bij het koninklijk besluit van 18 maart 2018Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 18/03/2018 pub. 27/03/2018 numac 2018011311 bron federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit tot vaststelling van het zaakverdelingsreglement van de rechtbank van koophandel te Luik en tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 maart 2014 betreffende de verdeling van de arbeidshoven, de rechtbanken van eerste aanleg, de arbeidsrechtbanken, de rechtbanken van koophandel en de politierechtbanken in afdelingen type koninklijk besluit prom. 18/03/2018 pub. 26/03/2018 numac 2018030683 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit tot opheffing van het koninklijk besluit van 4 april 2003 tot uitvoering van het artikel 133, lid 10, van het Wetboek van vennootschappen en tot oprichting van het advies- en controlecomité op de onafhankelijkheid van de commissaris sluiten wordt de exclusieve bevoegdheid om kennis te nemen van bepaalde categorieën van zaken toegewezen aan drie afdelingen van de Ondernemingsrechtbank te Luik en niet aan één enkele afdeling, zodat artikel 186, § 1, zevende lid, van het Gerechtelijk Wetboek niet van toepassing is.

B.9.1. Het Hof wordt evenwel gevraagd of het grondwettig is het toepassingsgebied van de in het geding zijnde bepaling te beperken tot de hypothese dat de exclusieve bevoegdheid om kennis te nemen van een categorie van zaken bij één enkele afdeling van de ondernemingsrechtbank wordt gecentraliseerd.

B.9.2. De wetgever kon oordelen dat het niet nodig was de aangelegenheden waarvoor de Koning drie afdelingen van de ondernemingsrechtbank exclusief bevoegd kon maken, limitatief op te sommen, naar het voorbeeld van wat de in het geding zijnde bepaling vastlegt voor de toewijzing van een exclusieve bevoegdheid aan één enkele afdeling van die rechtbank.

Het is immers niet onredelijk aan te nemen dat geen van de aangelegenheden die tot de bevoegdheid van de ondernemingsrechtbank behoren per definitie ongeschikt is voor een centralisatie bij drie afdelingen van dit rechtbank. Hieruit volgt dat de wetgever de Koning ertoe kon machtigen voor elk van die aangelegenheden een centralisatie bij drie afdelingen door te voeren.

B.9.3. Bovendien vloeit het in B.6.2 omschreven verschil in behandeling tussen de rechtzoekenden die in het rechtsgebied van de Ondernemingsrechtbank te Luik worden berecht en de rechtzoekenden die in andere, minder uitgestrekte, rechtsgebieden worden berecht, voort uit zowel de keuze van de wetgever om de territoriale bevoegdheid van de Ondernemingsrechtbank te Luik uit te breiden tot de arrondissementen Namen en Luxemburg als de vaststelling, bij het koninklijk besluit van 18 maart 2018Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 18/03/2018 pub. 27/03/2018 numac 2018011311 bron federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit tot vaststelling van het zaakverdelingsreglement van de rechtbank van koophandel te Luik en tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 maart 2014 betreffende de verdeling van de arbeidshoven, de rechtbanken van eerste aanleg, de arbeidsrechtbanken, de rechtbanken van koophandel en de politierechtbanken in afdelingen type koninklijk besluit prom. 18/03/2018 pub. 26/03/2018 numac 2018030683 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit tot opheffing van het koninklijk besluit van 4 april 2003 tot uitvoering van het artikel 133, lid 10, van het Wetboek van vennootschappen en tot oprichting van het advies- en controlecomité op de onafhankelijkheid van de commissaris sluiten, van het aantal afdelingen van die Rechtbank en van de omvang van het grondgebied waarover zij rechtsmacht uitoefenen.

Zoals in B.1.4 en B.1.5 is vermeld, worden de grenzen van het rechtsgebied van de Ondernemingsrechtbank vastgesteld bij artikel 4, punt 11, derde lid, van het bijvoegsel bij het Gerechtelijk Wetboek, dat met de in het geding zijnde bepaling een samenhangend geheel vormt.

Gelet op de bevolkingsdichtheid is het niet onredelijk dat de Ondernemingsrechtbank te Luik bevoegd is gemaakt voor de gerechtelijke arrondissementen Namen en Luxemburg.

B.9.4. Bovendien blijkt uit de parlementaire voorbereiding van de wet van 1 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/12/2013 pub. 10/12/2013 numac 2013009534 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot hervorming van de gerechtelijke arrondissementen en tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op een grotere mobiliteit van de leden van de rechterlijke orde sluiten dat het vergroten van het rechtsgebied van de rechtscolleges geen veralgemeende vermindering van het aantal zittingsplaatsen beoogt. Het doel van de wetgever bestond erin magistraten en gerechtspersoneel beter in te zetten binnen de afdelingen van een rechtscollege, in functie van werklast en specialisatie. « [Personeel] van een plaats met relatief weinig activiteit [kan immers] tijdelijk elders ingezet worden waar grote noden zijn. [...] Die mobiliteit zal worden uitgebouwd in functie van een beter beheer van de human resources, zonder daarom de plaatselijke dienstverlening aan het publiek aan te tasten » (Parl. St., Kamer, 2012-2013, DOC 53-2858/001, p. 8).

In dat opzicht wordt de Koning ermee belast de bij de hervorming betrokken rechtscolleges in meerdere afdelingen onder te verdelen rekening houdend met de wil van de wetgever, namelijk dat « de basisdienstverlening in alle afdelingen moet aangeboden worden, maar dat de rechtbanken bepaalde, vaak gespecialiseerde, zaken in één afdeling [moeten] kunnen concentreren » (ibid. p. 13).

B.9.5. Het komt de Koning toe het aantal afdelingen van de Ondernemingsrechtbank te Luik en het grondgebied waarover zij rechtsmacht uitoefenen zodanig te bepalen dat de rechtzoekenden die in het rechtsgebied van die Rechtbank worden berecht, niet worden gediscrimineerd ten opzichte van de rechtzoekenden die in de andere rechtsgebieden worden berecht.

Het komt Hem eveneens toe zich ervan te vergewissen dat de bevoegdheidstoewijzing, door de omvang ervan, geen afbreuk doet aan het recht op toegang tot de rechter en het recht op juridische bijstand, gelet op meer bepaald de bevoegdheden die Hij reeds zou hebben gecentraliseerd bij één of meer afdelingen van de Ondernemingsrechtbank en op de omvang van het grondgebied waarover zij rechtsmacht uitoefenen.

Ook al is het juist dat de in het geding zijnde bepaling niet van toepassing is op de zaakverdelingsreglementen die de exclusieve bevoegdheid om kennis te nemen van bepaalde zaken toewijzen aan drie afdelingen in plaats van één, kan men daar immers, a contrario, niet uit afleiden dat het recht op toegang tot de rechter en het recht op juridische bijstand niet gewaarborgd zouden zijn wanneer een bevoegdheid wordt toegewezen aan meer dan één afdeling, en dat ongeacht de betrokken aangelegenheid.

Zowel de wetgever als de Koning dienen de inachtneming van deze rechten te waarborgen, zonder dat de wet dat uitdrukkelijk moet bepalen. Bovendien staat de aan de Koning verleende delegatie Hem niet toe de Grondwet te schenden bij de uitoefening van de Hem verleende bevoegdheid.

B.9.6. Het staat bijgevolg aan de Raad van State te bepalen of het koninklijk besluit van 18 maart 2018Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 18/03/2018 pub. 27/03/2018 numac 2018011311 bron federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit tot vaststelling van het zaakverdelingsreglement van de rechtbank van koophandel te Luik en tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 maart 2014 betreffende de verdeling van de arbeidshoven, de rechtbanken van eerste aanleg, de arbeidsrechtbanken, de rechtbanken van koophandel en de politierechtbanken in afdelingen type koninklijk besluit prom. 18/03/2018 pub. 26/03/2018 numac 2018030683 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit tot opheffing van het koninklijk besluit van 4 april 2003 tot uitvoering van het artikel 133, lid 10, van het Wetboek van vennootschappen en tot oprichting van het advies- en controlecomité op de onafhankelijkheid van de commissaris sluiten afbreuk doet aan het fundamentele recht op juridische bijstand. Het komt hem eveneens toe na te gaan of het voormelde besluit voldoende waarborgen biedt betreffende het recht op toegang tot een rechter, meer bepaald voor personen met een handicap of voor personen van wie de advocaat een handicap heeft.

Wat de tweede prejudiciële vraag betreft B.10. De tweede prejudiciële vraag heeft betrekking op de bestaanbaarheid van artikel 186, § 1, zevende lid, zoals gewijzigd bij de wet van 11 augustus 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/08/2017 pub. 11/09/2017 numac 2017012998 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende invoeging van het Boek XX "Insolventie van ondernemingen", in het Wetboek van economisch recht, en houdende invoeging van de definities eigen aan Boek XX en van de rechtshandhavingsbepalingen eigen aan Boek XX in het Boek I van het Wetboek van economisch recht sluiten, met de artikelen 13 en 23, derde lid, 2°, van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 6 en 13 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre het de mogelijkheid biedt om één enkele afdeling exclusief bevoegd te maken voor vorderingen en geschillen rechtstreeks ontstaan uit een insolventieprocedure bedoeld in boek XX van het Wetboek van economisch recht, waarvan de gegevens voor de oplossing zich bevinden in het bijzonder recht dat van toepassing is op het stelsel van de insolventie.

B.11. Uit de uiteenzettingen betreffende de eerste prejudiciële vraag blijkt dat de in het geding zijnde bepaling niet van toepassing is wanneer, zoals te dezen, de Koning de exclusieve bevoegdheid om kennis te nemen van bepaalde zaken toewijst aan drie afdelingen van de ondernemingsrechtbank.

Een eventuele vaststelling van ongrondwettigheid van de in het geding zijnde bepaling kan bijgevolg geen weerslag hebben wat betreft het regelmatige karakter van het koninklijk besluit van 18 maart 2018Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 18/03/2018 pub. 27/03/2018 numac 2018011311 bron federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit tot vaststelling van het zaakverdelingsreglement van de rechtbank van koophandel te Luik en tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 maart 2014 betreffende de verdeling van de arbeidshoven, de rechtbanken van eerste aanleg, de arbeidsrechtbanken, de rechtbanken van koophandel en de politierechtbanken in afdelingen type koninklijk besluit prom. 18/03/2018 pub. 26/03/2018 numac 2018030683 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit tot opheffing van het koninklijk besluit van 4 april 2003 tot uitvoering van het artikel 133, lid 10, van het Wetboek van vennootschappen en tot oprichting van het advies- en controlecomité op de onafhankelijkheid van de commissaris sluiten, aangezien dat laatste geen toepassing maakt van de voormelde bepaling.

B.12. Daaruit volgt dat het antwoord op de tweede prejudiciële vraag kennelijk niet nuttig is voor de oplossing van het geschil.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : - Artikel 186, § 1, zevende lid, van het Gerechtelijk Wetboek, geïnterpreteerd in die zin dat het enkel van toepassing is op een zaakverdelingsreglement waarbij één enkele afdeling exclusief bevoegd wordt gemaakt voor bepaalde categorieën van zaken, en niet twee of drie afdelingen binnen een zeer groot gerechtelijk arrondissement, schendt niet de artikelen 13 en 23, derde lid, 2°, van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 6 en 13 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens. - De tweede prejudiciële vraag behoeft geen antwoord.

Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof op 8 december 2022.

De griffier, De voorzitter, F. Meersschaut P. Nihoul

^