gepubliceerd op 26 juli 2022
Uittreksel uit arrest nr. 29/2022 van 24 februari 2022 Rolnummer 7460 In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 275 van het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid, gesteld door de Arbeidsrechtbank te Luik, afdeling Luik.
Uittreksel uit arrest nr. 29/2022 van 24 februari 2022 Rolnummer 7460 In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 275 van het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid, gesteld door de Arbeidsrechtbank te Luik, afdeling Luik.
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit rechter J.-P. Moerman, waarnemend voorzitter, voorzitter L. Lavrysen, en de rechters T. Giet, R. Leysen, J. Moerman, M. Pâques, Y. Kherbache, T. Detienne, D. Pieters en E. Bribosia, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van waarnemend voorzitter J.-P. Moerman, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging Bij vonnis van 5 november 2020, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 9 november 2020, heeft de Arbeidsrechtbank te Luik, afdeling Luik, de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Schendt artikel 275 van het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid van 29 september 2011 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, en in het bijzonder de artikelen 19 en 26 ervan, alsook met het herziene Europees Sociaal Handvest van 3 mei 1996, en in het bijzonder artikel 15 ervan, in zoverre : a) die wetskrachtige bepaling personen met een handicap die de leeftijd van 65 jaar nog niet hadden bereikt toen ze door een handicap werden getroffen en die geen eerste aanvraag om hulp hebben ingediend alvorens de leeftijd van 65 jaar te bereiken, van het toepassingsgebied van het decreet en van het recht op individuele integratiehulp uitsluit, terwijl personen die in dezelfde omstandigheden een eerste aanvraag om hulp hebben ingediend alvorens de leeftijd van 65 jaar te hebben bereikt, het voordeel van die tegemoetkoming kunnen genieten ? b) die wetskrachtige bepaling personen met een handicap die de leeftijd van 65 jaar nog niet hadden bereikt toen ze door een handicap werden getroffen en die geen eerste aanvraag om hulp hebben ingediend alvorens de leeftijd van 65 jaar te bereiken, van het toepassingsgebied van het decreet en van het recht op individuele integratiehulp uitsluit, terwijl personen die, na de leeftijd van 65 jaar te hebben bereikt, een aanvraag met betrekking tot dezelfde dienstverlening hebben ingediend in het kader van een tweede aanvraag maar die reeds een eerste aanvraag met betrekking tot een andere dienstverlening hadden ingediend alvorens de leeftijd van 65 jaar te hebben bereikt, het voordeel van die tegemoetkoming kunnen genieten ? 2.Schendt artikel 275 van het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid van 29 september 2011, in zoverre het de Waalse Regering ertoe machtigt personen met een handicap die geen eerste aanvraag om hulp hebben ingediend alvorens de leeftijd van 65 jaar te bereiken, van wie de handicap door het Agentschap niet is vastgesteld vóór de leeftijd van 65 jaar maar voor wie niet wordt betwist dat ze door een handicap zijn getroffen vooraleer ze de leeftijd van 65 jaar hadden bereikt, van het toepassingsgebied van het decreet en van het recht op individuele integratiehulp uit te sluiten (via artikel 785 van het reglementair deel van het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid), terwijl personen die zoals zij door een handicap zijn getroffen alvorens de leeftijd van 65 jaar te hebben bereikt maar die een eerste aanvraag om hulp hebben ingediend alvorens de leeftijd van 65 jaar te hebben bereikt, het voordeel van die tegemoetkoming kunnen genieten, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, en in het bijzonder de artikelen 19 en 26 ervan, alsook met het herziene Europees Sociaal Handvest van 3 mei 1996, en in het bijzonder artikel 15 ervan ? ». (...) III. In rechte (...) Ten aanzien van de in het geding zijnde bepaling B.1.1. Artikel 275 van het decretale gedeelte van het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid dat werd aangenomen op 29 september 2011 (hierna : het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid), zoals gewijzigd bij het decreet van 3 december 2015Relevante gevonden documenten type decreet prom. 03/12/2015 pub. 14/12/2015 numac 2015205756 bron waalse overheidsdienst Decreet betreffende het "Agence wallonne de la santé, de la protection sociale, du handicap et des familles" (1) sluiten « betreffende het ' Agence wallonne de la santé, de la protection sociale, du handicap et des familles ' (Waals agentschap voor gezondheid, sociale bescherming, handicap en gezinnen) », bepaalt : « § 1. Onverminderd de specifieke bepalingen vermeld in het decreet II van 22 juli 1993 betreffende de overheveling van sommige bevoegdheden van de Franse Gemeenschap naar het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie kunnen de gehandicapte personen die de leeftijd van 65 jaar nog niet bereikt hebben de dag waarop ze hun eerste aanvraag om [een] tegemoetkoming indienen, voor de dienstverleningen in aanmerking komen.
Bovendien moeten de begunstigden aan de volgende voorwaarden voldoen : - woonachtig zijn op het grondgebied van het Franse taalgebied of, in het kader van een samenwerkingsakkoord, op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; - Belg, staatloos, erkende vluchteling, arbeider of kind van een arbeider uit een lidstaat van de Europese Unie zijn.
De personen die de nationaliteitsvoorwaarden niet vervullen, komen echter in aanmerking voor de dienstverleningen, voor zover ze kunnen bewijzen dat ze 5 jaar lang regelmatig en onafgebroken in België hebben gewoond alvorens hun aanvraag om tussenkomst in te dienen.
De regelmatige en onafgebroken verblijftijd wordt niet geëist voor de echtgenoot/echtgenote of de kinderen ten laste van een persoon die het bewijs levert van de vereiste verblijftijd. § 2. De Regering kan de toepassing van dit boek onder de door haar gestelde voorwaarden uitbreiden tot andere gehandicapte personen dan die vermeld in § 1. § 3. Onder voorbehoud van het tweede lid [van] § 1, wijken de door de Waalse Gewestraad goedgekeurde samenwerkingsakkoorden af van de in § 1 en § 2 van dit artikel vermelde bepalingen. § 4. Onder voorbehoud van wederkerigheid en in het kader van een samenwerkingsakkoord draagt de Regering de kosten voor de plaatsing, de sociale en professionele integratie van gehandicapte personen die overeenkomstig de door de Franse Gemeenschapscommissie bepaalde reglementering in instellingen van de [F]ranstalige regio opgevangen worden. § 5. De voorwaarden en de modaliteiten voor de opvang, de huisvesting en de sociale en professionele integratie van gehandicapte personen die onder andere deelgebieden ressorteren, zijn in samenwerkingsakkoorden vastgelegd ».
De prejudiciële vragen hebben specifiek betrekking op paragraaf 1, eerste lid, alsook op paragraaf 2 van de voormelde bepaling. Het Hof beperkt zijn onderzoek tot die paragrafen.
B.1.2. De in het geding zijnde bepaling neemt de tekst over van artikel 16 van het decreet van 6 april 1995 « betreffende de integratie van gehandicapte personen ». Dat artikel werd als volgt toegelicht : « Enkel in artikel 16 wordt gepreciseerd dat de opening van het recht eindigt op 65 jaar uiteraard zonder dat de persoon met een handicap zijn rechten op die leeftijd verliest en zonder te verhinderen dat bijzondere bepalingen worden vastgelegd voor bijzondere diensten » (Parl. St., Waals Parlement, 1993-1994, nr. 266/22, p. 21).
Met betrekking tot een amendement, dat uiteindelijk werd verworpen, vermeldt de parlementaire voorbereiding het specifieke criterium van de leeftijd : « Dit amendement strekt ertoe de bewoordingen ' die de leeftijd van 65 jaar nog niet bereikt hebben de dag waarop ze hun eerste aanvraag om een tegemoetkoming indienen, ' te schrappen. De auteur van het amendement begrijpt die beperking niet, terwijl een persoon die op 65 jaar gehandicapt wordt, begeleiding moet kunnen genieten die des te noodzakelijker blijkt te zijn daar zijn handicap laat optreedt.
De minister heeft zich eveneens vragen gesteld bij die leeftijdsbeperking; die regel is nochtans in heel wat wetgevingen terug te vinden. In casu betreft het niet de personen die reeds vóór de leeftijd van 65 jaar gehandicapt waren, maar die welke gehandicapt worden na 65 jaar. De moeilijkheid is het al dan niet verbonden zijn van de handicap met de factor ' ouder worden '. Paragraaf 2 van de nieuwe voorgestelde tekst (' De Regering kan de toepassing van dit decreet onder de door haar gestelde voorwaarden uitbreiden tot andere gehandicapte personen dan die vermeld in paragraaf 1 ') maakt het mogelijk rekening te houden met die specifieke gevallen » (Parl. St., Waals Parlement, 1993-1994, nr. 266/22, p. 39).
B.1.3. Bij het decreet van 1 oktober 2020Relevante gevonden documenten type decreet prom. 01/10/2020 pub. 19/10/2020 numac 2020204147 bron waalse overheidsdienst Decreet betreffende de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden en houdende wijziging van het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid sluiten « betreffende de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden en houdende wijziging van het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid » werd een Boek IIIquater ingevoegd in Deel 1 van het voormelde Wetboek, met als opschrift « Tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden ». Met die regeling wordt voorzien in een tegemoetkoming voor hulp aan ouderen die wordt toegekend aan de persoon met een handicap die ten minste 65 jaar oud is en bij wie een gebrek aan of een vermindering van zelfredzaamheid is vastgesteld.
Het geschil waarover de verwijzende uitspraak dient te doen, heeft evenwel betrekking op een beslissing waarbij een toekenning van individuele integratiehulp voor gehandicapte personen werd geweigerd, die dateert van vóór de totstandkoming van die regeling. Bijgevolg zal het Hof er bij de beantwoording van de prejudiciële vragen geen rekening mee houden.
Ten aanzien van de eerste prejudiciële vraag B.2.1. Aan het Hof wordt een prejudiciële vraag gesteld over de bestaanbaarheid van artikel 275 van het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 15 van het herziene Europees Sociaal Handvest en met de artikelen 19 en 26 van het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, in zoverre het personen met een handicap die de leeftijd van 65 jaar nog niet hadden bereikt toen ze door een handicap werden getroffen en die geen eerste aanvraag om tegemoetkoming hebben ingediend alvorens de leeftijd van 65 jaar te bereiken, van het toepassingsgebied van het decreet en van het recht op individuele integratiehulp uitsluit, terwijl personen die in dezelfde omstandigheden een eerste aanvraag om hulp hebben ingediend alvorens de leeftijd van 65 jaar te hebben bereikt, het voordeel van die tegemoetkoming kunnen genieten (eerste onderdeel) en terwijl personen die, na de leeftijd van 65 jaar te hebben bereikt, een aanvraag met betrekking tot dezelfde dienstverlening hebben ingediend in het kader van een tweede aanvraag maar die reeds een eerste aanvraag met betrekking tot een andere dienstverlening hadden ingediend alvorens de leeftijd van 65 jaar te hebben bereikt, het voordeel van die tegemoetkoming kunnen genieten (tweede onderdeel).
B.2.2. De beide onderdelen van de vraag hebben aldus betrekking op het verschil in behandeling dat de in het geding zijnde bepaling doet ontstaan binnen de categorie van personen die vóór de leeftijd van 65 jaar door een handicap worden getroffen, maar na die leeftijd om een tegemoetkoming verzoeken, naargelang zij al dan niet een eerste aanvraag om een tegemoetkoming hebben ingediend vóór de leeftijd van 65 jaar.
B.2.3. Uit de verwijzingsbeslissing blijkt dat het bodemgeschil betrekking heeft op een persoon die door een handicap werd getroffen vóór de leeftijd van 65 jaar en aan wie individuele integratiehulp voor de aanschaf van hulpmiddelen, die werd aangevraagd na de leeftijd van 65 jaar, werd geweigerd omdat de betrokkene niet vóór die leeftijd een eerste aanvraag voor een andere tegemoetkoming had ingediend, hoewel het bestaan van de handicap en de datum waarop die zich voordeed niet worden betwist en de nood aan het hulpmiddel rechtstreeks verband houdt met die handicap.
Het Hof beperkt zijn onderzoek tot die situatie.
B.3. De individuele integratiehulp voor de aankoop van hulpmiddelen moet worden begrepen in de zin van de artikelen 784 en volgende van het reglementair gedeelte van het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid dat werd aangenomen op 4 juli 2013, die de voorwaarden voor de toekenning ervan bepalen.
Artikel 784 van het voormelde Wetboek bepaalt : « Voor de toepassing van de afdelingen 1 tot 3 van dit hoofdstuk wordt verstaan onder : 1° individuele integratiehulp : de hulpmiddelen, de dienstverstrekkingen en de inrichtingen bestemd om de handicap te compenseren of de verergering ervan te voorkomen.2° het hulpmiddel : elk product, instrument, elke uitrusting of elk technisch systeem dat aangepast of speciaal ontworpen is om het functioneren van een gehandicapte persoon te verbeteren, behoudens de uitzonderingen vermeld in bijlage 82 ». Volgens artikel 786, lid 1, wordt de individuele integratiehulp toegekend aan de gehandicapte persoon voor de kosten die wegens zijn handicap noodzakelijk zijn voor zijn activiteiten en/of zijn deelname aan het leven in de maatschappij.
Artikel 787 van het voormelde Wetboek bepaalt : « De tegemoetkoming wordt slechts verleend aan een gehandicapte persoon die bij de indiening van de aanvraag de leeftijd van 65 jaar bereikt heeft, als de kosten rechtstreeks gebonden zijn aan de handicap die ' AWIPH ' vastgesteld heeft vóór de leeftijd van 65 jaar ».
Aldus veronderstelt die bepaling, overeenkomstig het voormelde artikel 275, dat de betrokkene vóór die leeftijd reeds een eerste aanvraag voor een tegemoetkoming heeft ingediend en de handicap door het voormelde Agentschap werd erkend.
B.4. Het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie sluit niet uit dat een verschil in behandeling tussen categorieën van personen wordt ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord is.
Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie is geschonden wanneer vaststaat dat er geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel.
B.5.1. Artikel 15 van het herziene Europees Sociaal Handvest bepaalt : « Recht van mindervaliden op zelfstandigheid, sociale integratie en deelname aan de samenleving Teneinde de mindervaliden, ongeacht hun leeftijd, de aard en de oorzaak van hun handicap, de onbelemmerde uitoefening van hun recht op zelfstandigheid, sociale integratie en deelname aan de samenleving te waarborgen, verbinden de Partijen zich ertoe : 1. de nodige maatregelen te nemen om aan de mindervaliden een voorlichting, onderwijs en een beroepsopleiding te verschaffen in het kader van het gemeen recht telkens zulks mogelijk is of als dat niet kan via gespecialiseerde openbare of privé-instellingen;2. hun toegang tot het arbeidsproces te bevorderen door toedoen van iedere maatregel waarmee de werkgevers ertoe kunnen worden aangezet mindervaliden in dienst te nemen en te behouden in het normale arbeidsmilieu en de arbeidsomstandigheden aan de behoeften van de betrokkenen aan te passen of, wanneer dit onmogelijk is omwille van de handicap, door het creëren van beschutte arbeidsplaatsen naargelang van de aard van ongeschiktheid.Die maatregelen kunnen in voorkomend geval het terugvallen op gespecialiseerde bemiddelings- en begeleidingsdiensten rechtvaardigen; 3. hun volledige integratie en deelname aan het sociale leven te bevorderen, inzonderheid door maatregelen, met inbegrip van technische bijstand, die tot doel hebben de hinderpalen uit de weg te ruimen die de communicatie en de mobiliteit in de weg staan en hen in staat te stellen gebruik te maken van vervoersmiddelen en in aanmerking te komen voor huisvesting, culturele activiteiten en andere vrijetijdsbesteding ». B.5.2. Het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, aangenomen te New York op 13 december 2006, werd op 2 juli 2009 door België geratificeerd. In het Waalse Gewest heeft het het voorwerp uitgemaakt van het decreet van 30 april 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 30/04/2009 pub. 27/05/2009 numac 2009202294 bron waalse overheidsdienst Decreet houdende instemming, wat betreft de materies waarvan de uitoefening door de Franse Gemeenschap is overgedragen, met het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap en van het facultatieve Protocol bij het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, aangenomen in New York, op 13 december 2006 type decreet prom. 30/04/2009 pub. 28/05/2009 numac 2009202302 bron waalse overheidsdienst Decreet houdende instemming met het Verdrag betreffende de rechten van personen met een handicap en met het Facultatief protocol bij het Verdrag betreffende de rechten van personen met een handicap, aangenomen te New York, op 13 december 2006 sluiten « houdende instemming met het Verdrag betreffende de rechten van personen met een handicap en met het Facultatief Protocol bij het Verdrag betreffende de rechten van personen met een handicap, aangenomen te New York, op 13 december 2006 ». Het bepaalt : «
Artikel 19.Zelfstandig wonen en deel uitmaken van de maatschappij De Staten die Partij zijn bij dit Verdrag erkennen het recht van alle personen met een handicap om in de maatschappij te wonen met dezelfde keuzemogelijkheden als anderen en nemen doeltreffende en passende maatregelen om het personen met een handicap gemakkelijker te maken dit recht ten volle uit te oefenen en volledig deel uit te maken van, en te participeren in de maatschappij, onder meer door te waarborgen dat : a) personen met een handicap de kans hebben, op voet van gelijkheid met anderen, vrij hun verblijfplaats te kiezen, alsmede waar en met wie zij leven, en niet verplicht zijn te leven in een bepaalde leefstructuur;b) personen met een handicap toegang hebben tot een reeks van thuis, residentiële en andere maatschappijondersteunende diensten, waaronder persoonlijke assistentie, noodzakelijk om het wonen en de opname in de maatschappij te ondersteunen en isolatie of uitsluiting uit de maatschappij te voorkomen;c) de sociale diensten en faciliteiten voor het algemene publiek op voet van gelijkheid beschikbaar zijn voor personen met een handicap en beantwoorden aan hun behoeften ». «
Artikel 26.Integratie en participatie 1. De Staten die Partij zijn nemen doeltreffende en passende maatregelen, onder andere via ondersteuning door lotgenoten, om personen met een handicap in staat te stellen de maximaal mogelijke onafhankelijkheid, fysieke, mentale, sociale en beroepsmatige vaardigheden te behouden en volledige opname en participatie in alle aspecten van het leven te bereiken.Daartoe organiseren en versterken de Staten die Partij zijn uitgebreide diensten en programma's op het gebied van integratie en participatie en breiden zij deze uit, met name op het gebied van gezondheid, werkgelegenheid, onderwijs en sociale diensten en wel zodanig dat deze diensten en programma's : a) in een zo vroeg mogelijk stadium beginnen en gebaseerd zijn op een multidisciplinaire inventarisatie van de behoeften en mogelijkheden van de persoon in kwestie;b) de participatie en opname in de gemeenschap en alle aspecten van de samenleving ondersteunen, vrijwillig zijn en beschikbaar zijn voor personen met een handicap, zo dicht mogelijk bij hun eigen gemeenschappen, ook op het platteland.2. De Staten die Partij zijn stimuleren de ontwikkeling van basis- en vervolgtrainingen voor vakspecialisten en personeel dat werkzaam is in de dienstverlening op het vlak van integratie en participatie.3. De Staten die Partij zijn stimuleren de beschikbaarheid, kennis en het gebruik van ondersteunende apparaten en technologieën die zijn ontworpen voor personen met een handicap, voor zover zij betrekking hebben op integratie en participatie ». B.6.1. Het verschil in behandeling waarover het Hof wordt ondervraagd, berust op een objectief criterium, namelijk de leeftijd waarop de eerste aanvraag om een tegemoetkoming voor personen met een handicap wordt ingediend. Indien deze aanvraag plaatsvindt vooraleer de aanvrager de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt, komt de betrokkene ook na de leeftijd van 65 jaar in aanmerking voor individuele integratiehulp voor de aankoop van hulpmiddelen. Indien vóór de leeftijd van 65 jaar geen eerste aanvraag om een tegemoetkoming werd ingediend, komt de betrokkene niet in aanmerking voor deze individuele integratiehulp.
B.6.2. Uit de in B.2.1 vermelde parlementaire voorbereiding blijkt dat doordat de decreetgever vereist dat de eerste aanvraag voor een tegemoetkoming wordt ingediend vóór de leeftijd van 65 jaar, hij het door een handicap veroorzaakte verlies aan zelfredzaamheid heeft willen onderscheiden van het door veroudering veroorzaakte verlies aan zelfredzaamheid, nu in die beide gevallen een verschillende wettelijke regelingen gelden, zijnde de regeling voor personen met een handicap, enerzijds, en de regeling voor ouderen, anderzijds. Het feit dat een persoon met een handicap een eerste aanvraag voor een tegemoetkoming indient na de leeftijd van 65 jaar heeft dan in beginsel niet tot gevolg dat hem enige tegemoetkoming wordt ontzegd, maar wel dat hij onder een ander systeem van hulp valt, zoals het Hof heeft vastgesteld bij zijn arresten nr. 18/2001 van 14 februari 2001 en nr. 51/2001 van 18 april 2001.
B.6.3. De situatie is evenwel geheel anders voor wat betreft de individuele integratiehulp voor de aankoop van hulpmiddelen, zoals bedoeld in de artikelen 784 en volgende van het reglementair deel van het Waalse Wetboek voor Sociale Actie en Gezondheid. Wanneer de persoon met een handicap die ouder is dan 65 jaar, vóór die leeftijd geen eerste aanvraag voor een tegemoetkoming heeft gedaan, zal hij immers van die individuele integratiehulp worden uitgesloten, zonder dat hij voor de aankoop van de voor hem noodzakelijke hulpmiddelen een beroep kan doen op een andere tegemoetkoming, ook al wordt niet betwist dat de handicap zich heeft voorgedaan vóór de leeftijd van 65 jaar en dat de kosten voor die hulpmiddelen rechtstreeks zijn verbonden met zijn handicap.
B.6.4. In een dergelijk geval bestaat er geen redelijke verantwoording voor het feit dat individuele integratiehulp voor de aankoop van hulpmiddelen wordt geweigerd aan een persoon die op het ogenblik dat hij getroffen wordt door een handicap geen beroep doet op de overheid voor financiële steun, terwijl die hulpmiddelen ingevolge die handicap daarentegen wel noodzakelijk worden teneinde de zelfredzaamheid van die persoon te waarborgen nadat hij de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt.
B.7. Artikel 275 van het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid is niet bestaanbaar met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het een persoon die de leeftijd van 65 jaar nog niet had bereikt toen hij door een handicap werd getroffen en die vóór die leeftijd geen eerste aanvraag voor een tegemoetkoming heeft gedaan, uitsluit van individuele integratiehulp voor de aankoop van hulpmiddelen, zoals bedoeld in de artikelen 784 en volgende van het reglementair gedeelte van dat Wetboek, hoewel het bestaan van de handicap niet wordt betwist en de nood aan de hulpmiddelen rechtstreeks het gevolg is van die handicap.
Ten aanzien van de handhaving van de gevolgen B.8. In ondergeschikte orde verzoeken het AViQ en het College van de Franse Gemeenschapscommissie om, in geval van vaststelling van ongrondwettigheid, de gevolgen van de in het geding zijnde bepaling te handhaven totdat een nieuw begrotingsplan is aangenomen. Zij voeren aan dat er een reëel risico bestaat voor de financiële levensvatbaarheid van de agentschappen die belast zijn met die hulp in zowel het Waalse Gewest als het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.
B.9. De handhaving van de gevolgen dient als een uitzondering op de declaratoire aard van het in het prejudiciële contentieux gewezen arrest te worden beschouwd. Alvorens te beslissen de gevolgen van de in het geding zijnde bepaling te handhaven, moet het Hof vaststellen dat het voordeel dat uit de niet-gemoduleerde vaststelling van ongrondwettigheid voortvloeit, buiten verhouding staat tot de verstoring welke die vaststelling voor de rechtsorde met zich zou meebrengen.
B.10. Rekening houdend met de beperkte draagwijdte van de in B.7 gepreciseerde vaststelling van ongrondwettigheid, dient dat verzoek niet te worden ingewilligd.
Ten aanzien van de tweede prejudiciële vraag B.11. Aan het Hof wordt een tweede prejudiciële vraag gesteld over de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 15 van het herziene Europees Sociaal Handvest en met de artikelen 19 en 26 van het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, van de machtiging die is verleend ten voordele van de Waalse Regering, in zoverre zij tot mogelijk gevolg zou hebben dat personen met een handicap die geen eerste aanvraag om hulp hebben ingediend alvorens de leeftijd van 65 jaar te bereiken, worden uitgesloten van het toepassingsgebied van het voordeel van de dienstverleningen met betrekking tot personen met een handicap.
B.12. Uit de motieven van de verwijzingsbeslissing blijkt dat de in de in het geding zijnde bepaling vervatte machtiging toepassing vindt in artikel 787 van het reglementair deel van het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid, dat bepaalt : « De tegemoetkoming wordt slechts verleend aan een gehandicapte persoon die bij de indiening van de aanvraag de leeftijd van 65 jaar bereikt heeft, als de kosten rechtstreeks gebonden zijn aan de handicap die ' AWIPH ' vastgesteld heeft vóór de leeftijd van 65 jaar ».
B.13. Een wetgevende machtiging ten gunste van de uitvoerende macht die een aangelegenheid betreft die niet door de Grondwet aan de wetgever is voorbehouden, is niet ongrondwettig. In dat geval maakt de wetgever immers gebruik van de hem door de Grondwetgever verleende vrijheid om in een dergelijke aangelegenheid te beschikken. Het Hof is niet bevoegd om een bepaling af te keuren die de bevoegdheidsverdeling tussen de wetgevende macht en de uitvoerende macht regelt, tenzij die bepaling indruist tegen de regels inzake de bevoegdheidsverdeling tussen de federale overheid, de gemeenschappen en de gewesten of tenzij de wetgever een categorie van personen het optreden van een democratisch verkozen vergadering, waarin de Grondwet uitdrukkelijk voorziet, ontzegt, hetgeen te dezen niet het geval is.
B.14. De tweede prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord.
Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 275 van het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het een persoon die de leeftijd van 65 jaar nog niet had bereikt toen hij door een handicap werd getroffen en die vóór die leeftijd geen eerste aanvraag voor een tegemoetkoming heeft gedaan, uitsluit van individuele integratiehulp voor de aankoop van hulpmiddelen, zoals bedoeld in de artikelen 784 en volgende van het reglementair deel van dat Wetboek, hoewel het bestaan van de handicap niet wordt betwist en de nood aan de hulpmiddelen rechtstreeks het gevolg is van die handicap.
Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 24 februari 2022.
De griffier, F. Meersschaut De wnd. voorzitter, J.-P. Moerman