Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 08 juli 2022

Uittreksel uit arrest nr. 160/2021 van 18 november 2021 Rolnummer 7307 In zake : de prejudiciële vraag betreffende het decreet van het Waalse Gewest van 16 juli 2015 « tot invoering van een kilometerheffing voor het wegengebruik door zware vr Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, en de rechters(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2022200955
pub.
08/07/2022
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 160/2021 van 18 november 2021 Rolnummer 7307 In zake : de prejudiciële vraag betreffende het decreet van het Waalse Gewest van 16 juli 2015 « tot invoering van een kilometerheffing voor het wegengebruik door zware vrachtwagens », gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Luik.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, en de rechters J.-P. Moerman, T. Giet, J. Moerman, M. Pâques en D. Pieters, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter P. Nihoul, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 5 november 2019, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 25 november 2019, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Luik, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt het decreet van 16 juli 2015Relevante gevonden documenten type decreet prom. 16/07/2015 pub. 28/07/2015 numac 2015027115 bron waalse overheidsdienst Decreet tot invoering van een kilometerheffing voor het wegengebruik door zware vrachtwagens sluiten tot invoering van een kilometerheffing voor het wegengebruik door zware vrachtwagens de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, eventueel in samenhang gelezen met artikel 172 van de Grondwet, in zoverre alleen motorvoertuigen en combinaties van voertuigen, ongeacht of zij al dan niet uitsluitend zijn bedoeld of worden gebruikt voor goederenvervoer over de weg, en waarvan de maximaal toegelaten massa (MTM) meer dan 3,5 ton bedraagt, aan de kilometerheffing worden onderworpen, met uitsluiting van : i. de motorvoertuigen en combinaties van voertuigen, ongeacht of zij al dan niet uitsluitend zijn bedoeld of worden gebruikt voor personenvervoer over de weg, waarvan de maximaal toegelaten massa (MTM) meer dan 3,5 ton bedraagt; ii. de motorvoertuigen en combinaties van voertuigen, ongeacht of zij al dan niet uitsluitend zijn bedoeld of worden gebruikt voor goederenvervoer over de weg, waarvan de maximaal toegelaten massa (MTM) niet meer dan 3,5 ton bedraagt; iii. de motorvoertuigen en combinaties van voertuigen, ongeacht of zij al dan niet uitsluitend zijn bedoeld of worden gebruikt voor goederenvervoer over de weg, waarvan de maximaal toegelaten massa (MTM) niet meer dan 3,5 ton bedraagt, zelfs wanneer die voertuigen voor het vervoer van goederen gebruikmaken van een aanhangwagen waardoor de totale MTM ervan meer dan 3,5 ton bedraagt; iv. de personenwagens; v. verschillende andere voertuigen, bijvoorbeeld landbouwmachines, zelfs wanneer zij worden gebruikt voor goederenvervoer over de weg ? ». (...) III. In rechte (...) Ten aanzien van het in het geding zijnde decreet en de context ervan B.1.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op het decreet van het Waalse Gewest van 16 juli 2015 « tot invoering van een kilometerheffing voor het wegengebruik door zware vrachtwagens » (hierna : het decreet van 16 juli 2015Relevante gevonden documenten type decreet prom. 16/07/2015 pub. 28/07/2015 numac 2015027115 bron waalse overheidsdienst Decreet tot invoering van een kilometerheffing voor het wegengebruik door zware vrachtwagens sluiten). De kilometerheffing is een heffing die verschuldigd is door de houders van bepaalde motorvoertuigen, en die wordt berekend op basis van de afgelegde afstand.

Uit de prejudiciële vraag en de motivering van het verwijzingsvonnis blijkt dat het Hof wordt verzocht de bestaanbaarheid te onderzoeken van de artikelen 2, 16°, en 9, § 1, van dat decreet, die het toepassingsgebied van de kilometerheffing bepalen met betrekking tot de beoogde voertuigen, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, eventueel in samenhang gelezen met artikel 172 ervan.

B.1.2. Artikel 2 van het decreet van 16 juli 2015Relevante gevonden documenten type decreet prom. 16/07/2015 pub. 28/07/2015 numac 2015027115 bron waalse overheidsdienst Decreet tot invoering van een kilometerheffing voor het wegengebruik door zware vrachtwagens sluiten bepaalt : « Voor de toepassing van dit decreet en de desbetreffende uitvoeringsbesluiten wordt verstaan onder : [...] 16° voertuig : een motorvoertuig of een samenstel van voertuigen bedoeld of gebruikt, al dan niet uitsluitend, voor het vervoer over de weg van goederen en waarvan het maximaal toegestane totaalgewicht meer dan 3,5 ton bedraagt; [...] ».

Artikel 9, § 1, van het decreet van 16 juli 2015Relevante gevonden documenten type decreet prom. 16/07/2015 pub. 28/07/2015 numac 2015027115 bron waalse overheidsdienst Decreet tot invoering van een kilometerheffing voor het wegengebruik door zware vrachtwagens sluiten bepaalt : « Op verzoek van de verschuldigde worden de volgende voertuigen vrijgesteld van de kilometerheffing : 1° de voertuigen die uitsluitend gebruikt worden voor en door defensie, bescherming burgerbevolking, brandweer en politie en als zodanig uiterlijk herkenbaar zijn;2° de voertuigen die speciaal en uitsluitend voor medische doeleinden zijn uitgerust en als zodanig uiterlijk herkenbaar zijn;3° de voertuigen van het type landbouw, tuinbouw of bosbouw die slechts af en toe op de openbare weg in België rijden en uitsluitend voor landbouw-, tuinbouw-, visteelt- of bosbouwwerkzaamheden worden gebruikt. [...] ».

B.1.3. De richtlijn 1999/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 1999 « betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen » (hierna : de richtlijn 1999/62/EG), gewijzigd bij de richtlijn 2006/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 en bij de richtlijn 2011/76/EU van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2011, wordt bij het decreet van 16 juli 2015Relevante gevonden documenten type decreet prom. 16/07/2015 pub. 28/07/2015 numac 2015027115 bron waalse overheidsdienst Decreet tot invoering van een kilometerheffing voor het wegengebruik door zware vrachtwagens sluiten omgezet. Die richtlijn harmoniseert de voorwaarden waaronder de nationale autoriteiten belastingen, tolgelden en gebruiksrechten kunnen heffen op goederen die over de weg worden vervoerd.

Daarnaast wordt de richtlijn 2004/52/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 « betreffende de interoperabiliteit van elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer in de Gemeenschap » gedeeltelijk omgezet bij dit decreet. Die richtlijn voorziet in de oprichting van een Europese elektronische tolheffingsdienst ter aanvulling van de nationale elektronische tolheffingsdiensten van de lidstaten.

B.1.4. Voorafgaand aan het decreet van 16 juli 2015Relevante gevonden documenten type decreet prom. 16/07/2015 pub. 28/07/2015 numac 2015027115 bron waalse overheidsdienst Decreet tot invoering van een kilometerheffing voor het wegengebruik door zware vrachtwagens sluiten, hebben de drie gewesten een samenwerkingsakkoord gesloten : het samenwerkingsakkoord van 31 januari 2014 tussen het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest « betreffende de invoering van de kilometerheffing op het grondgebied van de drie Gewesten en tot oprichting van een publiekrechtelijk vormgegeven interregionaal Samenwerkingsverband Viapass onder de vorm van een gemeenschappelijke instelling zoals bedoeld in artikel 92bis, § 1, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen ».

Volgens artikel 2 van dat akkoord beoogt het de samenwerking te regelen tussen het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest bij de uitoefening van hun respectieve bevoegdheden inzake het beheer van de wegen en hun aanhorigheden en tot bepaling van het juridisch stelsel van de landwegenis, zoals bedoeld in artikel 6, § 1, X, eerste lid, 1° en 2°bis, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen.

In dat samenwerkingsakkoord, dat werd gewijzigd bij het samenwerkingsakkoord van 24 april 2015Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 24/04/2015 pub. 16/06/2015 numac 2015202744 bron waalse overheidsdienst Samenwerkingsakkoord tot wijziging van het samenwerkingsakkoord van 31 januari 2014 tussen het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de invoering van de kilometerheffing op het grondgebied van de drie gewesten en tot oprichting van een publiekrechtelijk vormgegeven Interregionaal Samenwerkingsverband Viapass onder de vorm van een gemeenschappelijke instelling zoals bedoeld in artikel 92bis, § 1 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen sluiten, hebben de gewesten afspraken gemaakt over de wijze waarop de kilometerheffing wordt ingevoerd en over de oprichting van een publiekrechtelijk interregionaal samenwerkingsverband, genaamd Viapass, dat voor het dagelijks beheer van het kilometerheffingssysteem instaat.

Met respect voor de eigenheid van elk gewest en de na te streven doelstellingen door elk gewest, beoogt het samenwerkingsakkoord die aangelegenheden gezamenlijk af te spreken of die regelingen vast te stellen die zijn vereist om de invoering, de organisatie en handhaving van de kilometerheffing in de drie gewesten doelmatig en kostenefficiënt te realiseren (artikel 2, tweede lid).

B.2.1. De memorie van toelichting bij het decreet van 16 juli 2015Relevante gevonden documenten type decreet prom. 16/07/2015 pub. 28/07/2015 numac 2015027115 bron waalse overheidsdienst Decreet tot invoering van een kilometerheffing voor het wegengebruik door zware vrachtwagens sluiten vermeldt : « De invoering van de kilometerheffing past binnen een algemene dynamiek die aanwezig is in de ons omringende landen en die ertoe strekt de sector van het goederenvervoer te sensibiliseren voor de werkelijke kosten die voortvloeien uit het intensieve gebruik van het wegennet » (Parl. St., Waals Parlement, 2014-2015, nr. 236/1, p. 2).

In de artikelsgewijze bespreking wordt gepreciseerd dat met de term « goederenvervoer » « elk vervoer van goederen of van zaken dat in principe het laden en het lossen van de vracht van een voertuig impliceert », wordt bedoeld (ibid., p. 5).

B.2.2. Wat betreft de doelstellingen die met de invoering van de kilometerheffing worden nagestreefd, vermeldt de memorie van toelichting bij het decreet van 16 juli 2015Relevante gevonden documenten type decreet prom. 16/07/2015 pub. 28/07/2015 numac 2015027115 bron waalse overheidsdienst Decreet tot invoering van een kilometerheffing voor het wegengebruik door zware vrachtwagens sluiten : « - de kosten van de investeringen en van het onderhoud van de wegen op een eerlijke manier door de weggebruikers laten dragen; - de mobiliteit op het grondgebied verbeteren door de vervoersmaatschappijen aan te moedigen tot een efficiënter vervoer van de goederen; - bijdragen tot de verbetering van de prestaties van het vervoerssysteem rekening houdend met de specifieke kenmerken van de voertuigen die aan de kilometerheffing onderworpen zijn » (ibid., p. 2).

In de commissie van het Waals Parlement voegde de minister van Begroting, van Openbaar Ambt en van Administratieve Vereenvoudiging daaraan toe : « In de eerste plaats verzekert de kilometerheffing een gelijke behandeling van de zware vrachtwagens, ongeacht de plaats van inschrijving ervan. [...] Vervolgens wordt met de kilometerheffing de gebruiker geresponsabiliseerd via het principe 'de gebruiker betaalt'. Zij die veel rijden betalen immers meer dan zij die minder rijden. Met de kilometerheffing wordt dus een efficiënter wegvervoer aangemoedigd via, bijvoorbeeld, het beperken van het leeg vervoer » (Parl. St., Waals Parlement, 2014-2015, nr. 236/4, p. 3).

B.3.1. Artikel 2 van de voormelde richtlijn 1999/62/EG definieert een « voertuig » als « een motorvoertuig of een samenstel van voertuigen bedoeld of gebruikt voor het vervoer over de weg van goederen en waarvan het maximaal toegestane totaalgewicht meer dan 3,5 t bedraagt ».

B.3.2. Overweging 9 van de richtlijn 2011/76/EU van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2011 « tot wijziging van Richtlijn 1999/62/EG betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen », waarbij die definitie van het begrip « voertuig » werd ingevoegd in de richtlijn 1999/62/EG, vermeldt : « Deze richtlijn belet de lidstaten niet nationale regels toe te passen voor het belasten van andere weggebruikers die buiten de werkingssfeer van deze richtlijn vallen ».

B.4. Artikel 1, 18°, van het voormelde samenwerkingsakkoord van 31 januari 2014, zoals gewijzigd bij het samenwerkingsakkoord van 24 april 2015Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 24/04/2015 pub. 16/06/2015 numac 2015202744 bron waalse overheidsdienst Samenwerkingsakkoord tot wijziging van het samenwerkingsakkoord van 31 januari 2014 tussen het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de invoering van de kilometerheffing op het grondgebied van de drie gewesten en tot oprichting van een publiekrechtelijk vormgegeven Interregionaal Samenwerkingsverband Viapass onder de vorm van een gemeenschappelijke instelling zoals bedoeld in artikel 92bis, § 1 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen sluiten, definieert een « voertuig » als volgt : « een motorvoertuig of een samenstel van voertuigen, bedoeld of gebruikt, al dan niet uitsluitend, voor het vervoer over de weg van goederen en waarvan het maximaal toegestane totaalgewicht meer dan 3,5 ton bedraagt ».

Ten aanzien van de prejudiciële vraag B.5.1. Het Hof wordt verzocht de bestaanbaarheid te onderzoeken van de artikelen 2, 16°, en 9, § 1, van het decreet van 16 juli 2015Relevante gevonden documenten type decreet prom. 16/07/2015 pub. 28/07/2015 numac 2015027115 bron waalse overheidsdienst Decreet tot invoering van een kilometerheffing voor het wegengebruik door zware vrachtwagens sluiten, met het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie in zoverre die bepalingen een verschil in behandeling doen ontstaan tussen, enerzijds, de houders van een motorvoertuig of een samenstel van voertuigen bedoeld of gebruikt, al dan niet uitsluitend, voor het vervoer over de weg van goederen en waarvan het maximaal toegestane totaalgewicht meer dan 3,5 ton bedraagt, die onderworpen zijn aan de kilometerheffing, en, anderzijds, de houders van andere voertuigen, die niet onderworpen zijn aan de kilometerheffing.

B.5.2. Het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie sluit niet uit dat een verschil in behandeling tussen categorieën van personen wordt ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord is.

Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie is geschonden wanneer vaststaat dat er geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel.

B.5.3. De omstandigheid dat de in het geding zijnde bepalingen Europese richtlijnen omzetten in het interne recht, kan de door de verwijzende rechter opgeworpen verschillen in behandeling niet rechtvaardigen, aangezien die richtlijnen de nationale wetgevers niet verbieden om de kilometerheffing uit te breiden tot andere weggebruikers dan diegenen op wie die richtlijnen betrekking hebben.

B.6. De decreetgever beschikt over een ruime beoordelingsbevoegdheid om zijn beleid in sociaal-economische aangelegenheden te bepalen. Uit de in B.2 geciteerde uittreksels van de parlementaire voorbereiding blijkt dat, met de in het geding zijnde kilometerheffing, de decreetgever het principe « de gebruiker betaalt » gericht heeft willen toepassen, en tegelijkertijd de sector van het goederenvervoer heeft willen aanmoedigen om zijn verplaatsingen te rationaliseren teneinde de luchtverontreiniging en de verkeerscongestie te bestrijden. De decreetgever heeft overigens niet uitgesloten dat dezelfde heffing of een soortgelijke heffing in de toekomst zal worden toegepast op andere types voertuigen, op basis van het gebruik van de Waalse wegeninfrastructuur.

B.7.1. Met de in de prejudiciële vraag opgeworpen eerste vergelijking tussen de houders van voertuigen die aan de kilometerheffing onderworpen zijn en de houders van voertuigen die niet aan de kilometerheffing onderworpen zijn wordt het Hof verzocht de voertuigen voor goederenvervoer en de voertuigen voor personenvervoer te vergelijken.

B.7.2. Het verschil in behandeling berust op een objectief criterium.

Dat criterium is ook pertinent in het licht van de doelstellingen van de in het geding zijnde kilometerheffing, zoals zij in B.2.2 in herinnering zijn gebracht. Immers, ook al is het juist dat de sector van het personenvervoer eveneens gebruik maakt van de wegeninfrastructuur en in dat opzicht bijdraagt tot de luchtverontreiniging en de congestie van het verkeer, vermocht de decreetgever toch rekening te houden met de omstandigheid dat de verontreiniging en de verkeerscongestie die worden veroorzaakt door de sector van het goederenvervoer over de weg aanzienlijk groter zijn dan die welke worden veroorzaakt door de sector van het collectief personenvervoer. Vervolgens vermocht de decreetgever het aanbod van collectief personenvervoer, dat de verkeerscongestie mee kan verminderen, aan te moedigen in de plaats van het gebruik van personenwagens. Ten slotte kon de decreetgever redelijkerwijs oordelen dat de sector van het goederenvervoer over de weg ertoe moest worden aangezet de verplaatsingen van voertuigen voor goederenvervoer te rationaliseren, terwijl dat niet noodzakelijk diende te gebeuren voor de voertuigen voor personenvervoer.

B.8.1. Met de in de prejudiciële vraag opgeworpen tweede vergelijking tussen de houders van voertuigen die aan de kilometerheffing onderworpen zijn en de houders van voertuigen die niet aan de kilometerheffing onderworpen zijn wordt het Hof verzocht de voertuigen voor goederenvervoer waarvan de maximaal toegelaten massa meer dan 3,5 ton bedraagt en de voertuigen voor goederenvervoer waarvan de maximaal toegelaten massa minder dan 3,5 ton bedraagt, te vergelijken. Met de in de prejudiciële vraag opgeworpen vierde vergelijking tussen de houders van voertuigen die aan de kilometerheffing onderworpen zijn en de houders van voertuigen die niet aan de kilometerheffing onderworpen zijn wordt het Hof verzocht de voertuigen voor goederenvervoer waarvan de maximaal toegelaten massa meer dan 3,5 ton bedraagt en de personenwagens te vergelijken.

B.8.2. Die verschillen in behandeling berusten op het criterium van de maximaal toegelaten massa, dat een objectief criterium is. Het is niet onredelijk te oordelen dat de slijtage van de wegeninfrastructuur aanzienlijker is wanneer de voertuigen die ervan gebruik maken zwaarder zijn. Aangezien de voertuigen waarvan de maximaal toegelaten massa minder dan 3,5 ton bedraagt en de personenwagens minder zwaar zijn dan de voertuigen voor goederenvervoer waarvan de maximaal toegelaten massa meer dan 3,5 ton bedraagt, berust het verschil in behandeling tussen die laatste voertuigen, enerzijds, en de voertuigen waarvan de maximaal toegelaten massa minder dan 3,5 ton bedraagt en de personenwagens, anderzijds, op een pertinent criterium rekening houdend met het doel van de decreetgever, namelijk de kosten veroorzaakt door het intensieve gebruik van de Waalse wegeninfrastructuur door de gebruikers laten dragen.

B.9.1. Met de in de prejudiciële vraag opgeworpen derde vergelijking tussen de houders van voertuigen die aan de kilometerheffing onderworpen zijn en de houders van voertuigen die niet aan de kilometerheffing onderworpen zijn wordt het Hof verzocht, enerzijds, de voertuigen voor goederenvervoer waarvan de maximaal toegelaten massa meer dan 3,5 ton bedraagt en, anderzijds de voertuigen of combinaties van voertuigen waarvan de maximaal toegelaten massa minder dan 3,5 ton bedraagt, zelfs wanneer die laatste, wegens de aanhangwagen die zij gebruiken voor goederenvervoer, een maximaal toegelaten massa van meer dan 3,5 ton hebben, te vergelijken.

B.9.2. Het verschil in behandeling berust op het criterium van de maximaal toegelaten massa van het voertuig, dat, zoals vermeld in B.8.2, een objectief en pertinent criterium is. Het occasionele gebruik van een aanhangwagen wijzigt niet de bestemming van het voertuig waarvan de maximaal toegelaten massa minder dan 3,5 ton bedraagt en dat in principe niet bestemd is voor goederenvervoer. Het gebruik van een aanhangwagen waardoor de maximaal toegelaten massa van het voertuig meer dan 3,5 ton bedraagt, doet bijgevolg geen afbreuk aan de pertinentie van het criterium.

Bovendien kan het de decreetgever niet worden verweten dat hij geen rekening heeft gehouden met de mogelijkheid dat voertuigen waarvan de maximaal toegelaten massa minder dan 3,5 ton bedraagt, af en toe met een aanhangwagen kunnen worden uitgerust en daardoor een maximaal toegelaten massa van meer dan 3,5 ton kunnen hebben. Indien met dat element rekening zou moeten worden gehouden, zou de houder van eenzelfde voertuig immers op bepaalde tijdstippen de kilometerheffing verschuldigd zijn, en op andere tijdstippen niet. Een dergelijke situatie zou moeilijkheden met betrekking tot de inning van de heffing, alsook administratieve kosten teweegbrengen die de decreetgever ongerechtvaardigd kon achten.

B.10.1. Met de in de prejudiciële vraag opgeworpen vijfde vergelijking tussen de houders van voertuigen die aan de kilometerheffing onderworpen zijn en de houders van voertuigen die niet aan de kilometerheffing onderworpen zijn wordt het Hof verzocht de voertuigen voor goederenvervoer waarvan de maximaal toegelaten massa meer dan 3,5 ton bedraagt en de voertuigen die van de heffing zijn vrijgesteld, zoals landbouwmachines bijvoorbeeld, zelfs wanneer zij voor goederenvervoer worden gebruikt, te vergelijken.

B.10.2. Krachtens artikel 9, § 1, 3°, van het decreet van 16 juli 2015Relevante gevonden documenten type decreet prom. 16/07/2015 pub. 28/07/2015 numac 2015027115 bron waalse overheidsdienst Decreet tot invoering van een kilometerheffing voor het wegengebruik door zware vrachtwagens sluiten, zijn de voertuigen van het type landbouw, tuinbouw of bosbouw die « uitsluitend voor landbouw-, tuinbouw-, visteelt- of bosbouwwerkzaamheden worden gebruikt », vrijgesteld van de kilometerheffing. Daaruit volgt dat de voertuigen van dat type die ook voor goederenvervoer worden gebruikt, in principe onderworpen zijn aan de kilometerheffing en dat zij dus niet anders worden behandeld dan de voertuigen voor goederenvervoer met dezelfde maximaal toegelaten massa.

B.10.3. Voor het overige berust het verschil in behandeling op het criterium van de bestemming van het voertuig, dat een objectief en pertinent criterium is in het licht van het doel van de decreetgever.

De vrijgestelde voertuigen zijn immers ofwel voertuigen bestemd voor opdrachten van algemeen belang (voertuigen voor defensie, de civiele bescherming, de brandweer, de politie, voertuigen die voor medische doeleinden zijn uitgerust), ofwel voertuigen die niet bestemd zijn om op intensieve wijze op de openbare weg te rijden en die daarvan slechts af en toe gebruik maken, om de plaats waarop zij worden gebruikt te bereiken (voertuigen van het type landbouw, tuinbouw of bosbouw).

B.11. Uit het voorgaande volgt dat, rekening houdend met de ruime beoordelingsbevoegdheid waarover de decreetgever ter zake beschikt, alle door de verwijzende rechter opgeworpen verschillen in behandeling tussen de houders van voertuigen die aan de kilometerheffing onderworpen zijn en de houders van voertuigen die niet daaraan onderworpen zijn, op objectieve en pertinente criteria berusten.

B.12. De kilometerheffing heeft ten slotte geen onevenredige gevolgen voor de houders van de voertuigen die eraan onderworpen zijn, vermits het bedrag van de retributie in verhouding moet staan tot de waarde of de kosten van de aan de heffingsplichtige geleverde dienst. Het bedrag dat als kilometerheffing wordt betaald, vormt overigens een aftrekbare last in de vennootschapsbelasting (artikel 198, § 1, 5°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992). Overigens zijn, met toepassing van artikel 40 van het programmadecreet van het Waalse Gewest van 21 december 2016 « met betrekking tot verschillende maatregelen betreffende de begroting », de voertuigen die aan de kilometerheffing onderworpen zijn een verkeersbelasting verschuldigd die ofwel gelijk is aan nul, ofwel is vastgesteld op het minimumtarief, hetgeen, zonder de kilometerheffing rechtstreeks te compenseren, de totale last voor de houders van voertuigen die aan de in het geding zijnde heffing onderworpen zijn, verlicht.

B.13. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : De artikelen 2, 16°, en 9, § 1, van het decreet van het Waalse Gewest van 16 juli 2015 « tot invoering van een kilometerheffing voor het wegengebruik door zware vrachtwagens » schenden de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet.

Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 18 november 2021.

De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, P. Nihoul

^