Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 21 maart 2022

Uittreksel uit arrest nr. 138/2021 van 14 oktober 2021 Rolnummer 7313 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 2 van de wet van 5 mei 2019 « tot invoeging van een artikel 55bis in het Strafwetboek, wat de herhaling betreft », ingeste Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, de rechters J.(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2021205053
pub.
21/03/2022
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 138/2021 van 14 oktober 2021 Rolnummer 7313 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 2 van de wet van 5 mei 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2019 pub. 28/05/2019 numac 2019030444 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot invoeging van een artikel 55bis in het Strafwetboek, wat de herhaling betreft type wet prom. 05/05/2019 pub. 30/10/2020 numac 2020043330 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot invoeging van een artikel 55bis in het Strafwetboek, wat de herhaling betreft. - Duitse vertaling type wet prom. 05/05/2019 pub. 24/05/2019 numac 2019030435 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen in strafzaken en inzake erediensten, en tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie en van het Sociaal Strafwetboek type wet prom. 05/05/2019 pub. 14/06/2019 numac 2019030472 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten tot aanpassing van de procedure voor de strafuitvoeringsrechter voor de vrijheidsstraffen van drie jaar of minder type wet prom. 05/05/2019 pub. 19/06/2019 numac 2019041200 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen inzake informatisering van Justitie, modernisering van het statuut van rechters in ondernemingszaken en inzake de notariële aktebank sluiten « tot invoeging van een artikel 55bis in het Strafwetboek, wat de herhaling betreft », ingesteld door de vzw « Ligue des droits humains ».

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, de rechters J.-P. Moerman, T. Giet, R. Leysen, J. Moerman, M. Pâques, Y. Kherbache, T. Detienne, D. Pieters en S. de Bethune, en, overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, emeritus voorzitter F. Daoût, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van emeritus voorzitter F. Daoût, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 27 november 2019 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 29 november 2019, heeft de vzw « Ligue des droits humains », bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. N. Cohen, advocaat bij de balie te Brussel, beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 2 van de wet van 5 mei 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2019 pub. 28/05/2019 numac 2019030444 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot invoeging van een artikel 55bis in het Strafwetboek, wat de herhaling betreft type wet prom. 05/05/2019 pub. 30/10/2020 numac 2020043330 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot invoeging van een artikel 55bis in het Strafwetboek, wat de herhaling betreft. - Duitse vertaling type wet prom. 05/05/2019 pub. 24/05/2019 numac 2019030435 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen in strafzaken en inzake erediensten, en tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie en van het Sociaal Strafwetboek type wet prom. 05/05/2019 pub. 14/06/2019 numac 2019030472 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten tot aanpassing van de procedure voor de strafuitvoeringsrechter voor de vrijheidsstraffen van drie jaar of minder type wet prom. 05/05/2019 pub. 19/06/2019 numac 2019041200 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen inzake informatisering van Justitie, modernisering van het statuut van rechters in ondernemingszaken en inzake de notariële aktebank sluiten « tot invoeging van een artikel 55bis in het Strafwetboek, wat de herhaling betreft » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 28 mei 2019, tweede editie). (...) II. In rechte (...) Ten aanzien van de bestreden bepaling en de context ervan B.1.1. Het beroep tot vernietiging is gericht tegen artikel 2 van de wet van 5 mei 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2019 pub. 28/05/2019 numac 2019030444 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot invoeging van een artikel 55bis in het Strafwetboek, wat de herhaling betreft type wet prom. 05/05/2019 pub. 30/10/2020 numac 2020043330 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot invoeging van een artikel 55bis in het Strafwetboek, wat de herhaling betreft. - Duitse vertaling type wet prom. 05/05/2019 pub. 24/05/2019 numac 2019030435 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen in strafzaken en inzake erediensten, en tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie en van het Sociaal Strafwetboek type wet prom. 05/05/2019 pub. 14/06/2019 numac 2019030472 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten tot aanpassing van de procedure voor de strafuitvoeringsrechter voor de vrijheidsstraffen van drie jaar of minder type wet prom. 05/05/2019 pub. 19/06/2019 numac 2019041200 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen inzake informatisering van Justitie, modernisering van het statuut van rechters in ondernemingszaken en inzake de notariële aktebank sluiten « tot invoeging van een artikel 55bis in het Strafwetboek, wat de herhaling betreft » (hierna : de wet van 5 mei 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2019 pub. 28/05/2019 numac 2019030444 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot invoeging van een artikel 55bis in het Strafwetboek, wat de herhaling betreft type wet prom. 05/05/2019 pub. 30/10/2020 numac 2020043330 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot invoeging van een artikel 55bis in het Strafwetboek, wat de herhaling betreft. - Duitse vertaling type wet prom. 05/05/2019 pub. 24/05/2019 numac 2019030435 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen in strafzaken en inzake erediensten, en tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie en van het Sociaal Strafwetboek type wet prom. 05/05/2019 pub. 14/06/2019 numac 2019030472 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten tot aanpassing van de procedure voor de strafuitvoeringsrechter voor de vrijheidsstraffen van drie jaar of minder type wet prom. 05/05/2019 pub. 19/06/2019 numac 2019041200 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen inzake informatisering van Justitie, modernisering van het statuut van rechters in ondernemingszaken en inzake de notariële aktebank sluiten).

B.1.2. De bestreden bepaling voert een nieuwe vorm van wettelijke herhaling in, de herhaling van misdaad na wanbedrijf. Zij beoogt, in geval van een eerdere correctionele veroordeling, te vermijden, dat men voordeel haalt uit een verwijzing naar een hof van assisen in plaats van naar een correctionele rechtbank (Parl. St., Kamer, 2018-2019, DOC 54-3213/002, p. 2; ibid., DOC 54-3213/003, p. 4).

Een strafverzwaring kan voortaan in beide gevallen worden uitgesproken, ongeacht het rechtscollege waarvoor de rechtzoekende verschijnt. De bestreden bepaling beoogt bovendien een einde te maken aan een verschil in behandeling dat het Hof discriminerend heeft geacht met betrekking tot de strafuitvoering, en op de personen die in staat van herhaling worden veroordeeld, een daadwerkelijke toepassing mogelijk te maken van de voorwaarde dat men minimum twee derden van de straf moet hebben uitgezeten om een voorwaardelijke invrijheidstelling te kunnen genieten (ibid.).

De parlementaire voorbereiding vermeldt in dat verband : « De herhaling wordt geregeld in de artikelen 54 tot 57bis van het Strafwetboek. Er zijn drie algemene voorwaarden om te kunnen spreken van herhaling of recidive. Ten eerste dient er een eerdere strafrechtelijke veroordeling te zijn die in kracht van gewijsde is getreden. Ten tweede dient er een nieuw misdrijf te zijn gepleegd. En tot slot dient de staat van herhaling, om aanleiding te kunnen geven tot strafverzwaring, door de wet te zijn bepaald. Wat de laatste voorwaarde betreft, bevat de wet verschillende situaties, waarbij een onderscheid wordt gemaakt naargelang van de aard van de eerste veroordeling en de aard van het misdrijf waarvoor de betrokkene in een nieuwe strafzaak wordt vervolgd. Zo bevat het Strafwetboek de volgende drie gevallen : misdaad na misdaad (artikel 54 Sw.), wanbedrijf na misdaad (artikel 56, eerste lid, Sw.) en wanbedrijf na wanbedrijf (artikel 56, tweede lid, Sw.). De situatie misdaad na wanbedrijf is niet wettelijk geregeld. Dit heeft niet alleen tot gevolg dat de rechter bij de veroordeling voor de misdaad geen strafverzwaring kan uitspreken wegens recidive; ook op het vlak van de strafuitvoering brengt dit belangrijke consequenties met zich mee.

Zo is het inzake de tijdsvoorwaarden om voor voorwaardelijke invrijheidstelling in aanmerking te komen bepalend of de veroordeelde zich in staat van herhaling bevindt of niet. Als de veroordeelde zich in een van de beschreven gevallen van wettelijke herhaling bevindt, zal hij pas van de voorwaardelijke invrijheidstelling kunnen genieten indien hij twee derden van zijn straf heeft ondergaan (artikel 25, § 2, b) van de wet van 17 mei 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/05/2006 pub. 15/06/2006 numac 2006009456 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten (2) sluiten betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, hierna ' Wet Externe rechtspositie ' of ' WERP ' genoemd). Wanneer er geen sprake is van wettelijke herhaling, kan de veroordeelde reeds na één derde van zijn straf voorwaardelijk in vrijheid gesteld worden (artikel 25, § 2, a) WERP).

Het Grondwettelijk Hof heeft echter al herhaaldelijk geoordeeld dat dit onderscheid kan leiden tot discriminatie. In zijn arrest nr. 185/2014 van 18 december 2014 heeft het Hof zich uitgesproken over de situatie waarin een persoon die door de correctionele rechtbank, na correctionalisering, werd veroordeeld wegens poging tot moord en die zich in staat van wettelijke herhaling in de zin van artikel 56, tweede lid, van het Strafwetboek bevond, slechts in aanmerking kwam voor voorwaardelijke invrijheidstelling na twee derden van zijn straf te hebben ondergaan. Wanneer deze persoon wegens dezelfde misdaad zou zijn veroordeeld tot een criminele straf, zou een voorwaardelijke invrijheidstelling wel al na één derde van zijn straf mogelijk zijn.

Het Grondwettelijk Hof sprak de schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet uit en gaf de wetgever tot uiterlijk 31 juli 2015 om een einde te maken aan de discriminatie. De wetgever heeft evenwel tot op heden deze ongrondwettigheid nog niet verholpen.

In een recent arrest van 7 februari 2018 komt het Grondwettelijk Hof dan ook tot dezelfde conclusie : ' Het in geding zijnde verschil in behandeling, dat erin bestaat te kiezen voor een strengere drempel van toelaatbaarheid tot de voorwaardelijke invrijheidstelling voor de personen die, in staat van wettelijke herhaling, door een correctioneel rechtscollege zijn veroordeeld tot een gevangenisstraf wegens een met opsluiting van vijf tot tien jaar strafbare misdaad die is gecorrectionaliseerd of wegens een wanbedrijf, is niet redelijk verantwoord.

Het heeft immers tot gevolg dat niet wordt gewaarborgd dat de strafmaat in acht wordt genomen in het stadium van de strafuitvoering daar de personen die in staat van wettelijke herhaling worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor een bij de wet strenger bestraft feit, eerder in aanmerking kunnen komen voor de voorwaardelijke invrijheidstelling dan de personen die in staat van wettelijke herhaling worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor een bij de wet minder zwaar bestraft feit. ' Het gevolg van deze rechtspraak van het Grondwettelijk Hof en het ontbreken van een wetgevend initiatief is dat nu in praktijk alle recidivisten, ongeacht wettelijke herhaling werd vastgesteld of niet, onder de algemene regel van één derde vallen om in aanmerking te komen voor voorwaardelijke invrijheidstelling (tenzij men onder een van de uitzonderingsregimes valt uit artikel 25, § 2, c) tot e) WERP). Dit strookt uiteraard niet met het oorspronkelijke opzet om voor recidivisten strengere tijdsvoorwaarden voor voorwaardelijke invrijheidstelling te bepalen. Het doel van dit wetsvoorstel is dan ook om de door het Grondwettelijk Hof vastgestelde discriminatie te remediëren zodat voortaan in alle gevallen van recidive men pas na twee derde van zijn straf voorwaardelijk kan vrijkomen. Wij wensen, in afwachting van een algemene hervorming van het Strafwetboek, voorlopig niet te raken aan de regelgeving rond wettelijke herhaling. In plaats daarvan wordt geopteerd om de situatie van herhaling ' misdaad na wanbedrijf ' op te nemen in de Wet Externe rechtspositie zelf. Door de definitie van het begrip ' staat van herhaling ' in artikel 2, 7°, WERP te vervolledigen met de situatie ' misdaad na wanbedrijf ', zal ook dit type herhaling onder artikel 25, § 2, b) WERP vallen, met de toepasselijke tijdsvoorwaarde van twee derden tot gevolg » (Parl. St., Kamer, 2018-2019, DOC 54-3213/001, pp. 4-6; zie ook Parl. St., Kamer, 2018-2019, DOC 54-3213/003, pp. 3-4).

B.1.3. Oorspronkelijk zou de wijziging betrekking hebben op artikel 2 van de wet van 17 mei 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/05/2006 pub. 15/06/2006 numac 2006009456 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten (2) sluiten « betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten » (hierna : de wet van 17 mei 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/05/2006 pub. 15/06/2006 numac 2006009456 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten (2) sluiten) (Parl. St., Kamer, 2018-2019, DOC 54-3213/001).

In het amendement dat ten grondslag ligt aan de bestreden bepaling, en waarvan de hoofdindienster preciseert dat het hetzelfde onderwerp en dezelfde draagwijdte heeft als de wijziging die werd beoogd in het wetsvoorstel dat eraan voorafging, wordt uiteindelijk geopteerd voor een wijziging van het Strafwetboek : « [De] hoofdindienster [van het wetsvoorstel] legt uit dat als gevolg van de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof en bij gebrek aan een wetgevend initiatief ter zake in de praktijk thans alle recidivisten, ongeacht wettelijke herhaling werd vastgesteld of niet, al na één derde van de uitgezeten straf in aanmerking komen voor voorwaardelijke invrijheidstelling. Dit voorstel wil in afwachting van een algemene hervorming van het Strafwetboek deze situatie alvast verhelpen door de definitie van het begrip ' staat van herhaling ' zoals geformuleerd in de wet over de voorwaardelijke invrijheidstelling uit te breiden tot het geval van ' misdaad na wanbedrijf '. Aldus bestaat ook voor dit type herhaling een wettelijke bepaling op grond waarvan de minimumtermijn voor voorwaardelijke invrijheidstelling van twee derden van de uitgezeten straf toepasselijk is. [De hoofdindienster en andere leden] [dienen] op dit artikel amendement nr. 1 in (DOC 54-3213/002). De hoofdindienster legt uit dat dit amendement hetzelfde onderwerp en dezelfde draagwijdte heeft als de met haar wetsvoorstel beoogde wijziging met dien verstande dat het amendement de wijziging van het Strafwetboek, met name de invoeging van een artikel 55bis, beoogt in plaats van een wijziging van artikel 2 van de wet van 17 mei 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/05/2006 pub. 15/06/2006 numac 2006009456 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten (2) sluiten.

De spreekster verduidelijkt dat de wetgeving vandaag in geen straf [lees : strafverzwaring] voorziet voor de hypothese van misdaad na wanbedrijf. Men heeft altijd gedacht dat de straf voldoende zwaar was en dat er genoeg marge was om dit toch te kunnen bestraffen. Terwijl dit vroeger een logische gedachtegang was, is dit vandaag door alle instrumenten van correctionalisering niet meer het geval. De doorrekening van de staat van herhaling bij de strafuitvoering staat hierdoor onder druk. Over deze problematiek is reeds veel rechtspraak voorhanden. In een arrest van 7 februari 2018 heeft het Grondwettelijk Hof geoordeeld dat de wet Lejeune de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt. Het Hof is van oordeel dat recidivisten dezelfde kansen moeten krijgen om voorwaardelijk vrij te komen. Het verschil tussen één derde en twee derde van de strafmaat is volgens het Hof discriminerend en dus ongrondwettelijk. Voorliggend amendement beoogt daarom de invoeging in het Strafwetboek van een herhalingsgrond voor de hypothese van misdaad na wanbedrijf. Aldus zal men geen ' voordeel ' meer hebben in geval van een verwijzing naar een hof van assisen indien men reeds eerder een correctionele veroordeling heeft gehad. De strafverzwaring zal kunnen wordt opgelegd, ongeacht het rechtscollege waarvoor men verschijnt. Door deze ongelijkheid in de fase van de straftoemeting weg te werken, geeft een gecombineerde lezing van de in het geding betrokken artikelen voor het Grondwettelijk Hof niet meer de door het Grondwettelijk Hof vastgestelde ongelijkheid.

De spreekster merkt op dat de wet Lejeune reeds in 1888 bepaalde dat een recidivist strenger kan worden bestraft. De wet is sedertdien herhaaldelijk aangepast maar aan dit uitgangspunt, het onderscheid tussen recidive en niet-recidive, werd nooit geraakt. De spreker acht het belangrijk dat ook vandaag dit onderscheid kan worden gehandhaafd.

Haar amendement nr. 1 strekt hiertoe.

Voor de bespreking van dit amendement wordt eveneens verwezen naar het verslag van de algemene bespreking van het wetsvoorstel houdende diverse bepalingen in strafzaken en inzake erediensten, DOC 54-3515/005, en naar de toelichting van artikel 67 van voornoemd wetsvoorstel (DOC 54-3515/001, p. 83 tot 89) ». (Parl. St., Kamer, 2018-2019, DOC 54-3213/003, pp. 3-4).

B.1.4. Artikel 55bis van het Strafwetboek, zoals ingevoegd bij artikel 2 van de wet van 5 mei 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2019 pub. 28/05/2019 numac 2019030444 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot invoeging van een artikel 55bis in het Strafwetboek, wat de herhaling betreft type wet prom. 05/05/2019 pub. 30/10/2020 numac 2020043330 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot invoeging van een artikel 55bis in het Strafwetboek, wat de herhaling betreft. - Duitse vertaling type wet prom. 05/05/2019 pub. 24/05/2019 numac 2019030435 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen in strafzaken en inzake erediensten, en tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie en van het Sociaal Strafwetboek type wet prom. 05/05/2019 pub. 14/06/2019 numac 2019030472 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten tot aanpassing van de procedure voor de strafuitvoeringsrechter voor de vrijheidsstraffen van drie jaar of minder type wet prom. 05/05/2019 pub. 19/06/2019 numac 2019041200 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen inzake informatisering van Justitie, modernisering van het statuut van rechters in ondernemingszaken en inzake de notariële aktebank sluiten, bepaalt : « Hij die, na tot een gevangenisstraf van ten minste een jaar te zijn veroordeeld en voordat vijf jaren zijn verlopen sinds hij zijn straf heeft ondergaan of sinds zijn straf verjaard is, een misdaad pleegt die strafbaar is met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar of hechtenis van vijf jaar tot tien jaar, kan worden veroordeeld tot respectievelijk opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar of hechtenis van tien jaar tot vijftien jaar.

Indien de misdaad strafbaar is met opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar of hechtenis van tien jaar tot vijftien jaar, kan de schuldige worden veroordeeld tot respectievelijk opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar of hechtenis van vijftien jaar tot twintig jaar.

Hij wordt veroordeeld tot respectievelijk ten minste zeventien jaar opsluiting of ten minste zeventien jaar hechtenis, indien de misdaad strafbaar is met opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar of hechtenis van vijftien jaar tot twintig jaar ».

Ten aanzien van het eerste middel B.2. De verzoekende partij leidt een eerste middel af uit de schending, door artikel 2 van de wet van 5 mei 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2019 pub. 28/05/2019 numac 2019030444 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot invoeging van een artikel 55bis in het Strafwetboek, wat de herhaling betreft type wet prom. 05/05/2019 pub. 30/10/2020 numac 2020043330 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot invoeging van een artikel 55bis in het Strafwetboek, wat de herhaling betreft. - Duitse vertaling type wet prom. 05/05/2019 pub. 24/05/2019 numac 2019030435 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen in strafzaken en inzake erediensten, en tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie en van het Sociaal Strafwetboek type wet prom. 05/05/2019 pub. 14/06/2019 numac 2019030472 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten tot aanpassing van de procedure voor de strafuitvoeringsrechter voor de vrijheidsstraffen van drie jaar of minder type wet prom. 05/05/2019 pub. 19/06/2019 numac 2019041200 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen inzake informatisering van Justitie, modernisering van het statuut van rechters in ondernemingszaken en inzake de notariële aktebank sluiten, in zoverre het een nieuw artikel 55bis invoegt in het Strafwetboek, van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.

De verzoekende partij doet gelden dat de bestreden bepaling, in zoverre zij meerdere gevallen van herhaling van niet-gecorrectionaliseerde misdaad na wanbedrijf niet opneemt in haar toepassingsgebied, meerdere verschillen in behandeling laat voortbestaan wat betreft de maximumduur van de vrijheidsstraf die kan worden uitgesproken door het hof van assisen, indien het verzachtende omstandigheden aanneemt, of door de correctionele rechtbank, na correctionalisering, ten laste van personen die worden vervolgd voor een misdaad die strafbaar is met opsluiting van 15 tot 20 jaar, met opsluiting van 20 tot 30 jaar, of met levenslange opsluiting.

Volgens de verzoekende partij is de maximumduur van de vrijheidsstraffen die kunnen worden uitgesproken door een correctionele rechtbank, immers langer dan de maximumduur van de vrijheidsstraffen die kunnen worden uitgesproken door een hof van assisen, hetgeen discriminerend zou zijn, zoals het Hof heeft geoordeeld bij zijn arrest nr. 199/2011 van 22 december 2011.

Uit de uiteenzetting van het middel kan worden afgeleid dat de beoogde veroordelingen, de veroordelingen zijn betreffende een misdaad die is gepleegd minder dan vijf jaar nadat de betrokkene een gevangenisstraf van ten minste één jaar heeft ondergaan of sinds die straf verjaard is.

B.3.1. Bij zijn arrest nr. 193/2011 van 15 december 2011 heeft het Hof geoordeeld : « Artikel 56, tweede lid, van het Strafwetboek, in samenhang gelezen met artikel 25 van hetzelfde Wetboek en met artikel 2, eerste lid en derde lid, van de wet van 4 oktober 1867Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/10/1867 pub. 11/12/2009 numac 2009000816 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet op de verzachtende omstandigheden sluiten op de verzachtende omstandigheden, schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doch enkel in zoverre het toelaat de inverdenkinggestelde die naar de correctionele rechtbank is verwezen wegens een gecorrectionaliseerde misdaad die is gepleegd minder dan vijf jaar nadat hij een gevangenisstraf van minstens één jaar heeft ondergaan of nadat die straf is verjaard, te veroordelen tot een hogere straf dan die welke kan worden uitgesproken ten aanzien van de inverdenkinggestelde die wegens dezelfde misdaad die in diezelfde omstandigheid is gepleegd, naar het hof van assisen is verwezen ».

B.3.2. Bij zijn arrest nr. 199/2011 van 22 december 2011 heeft het Hof geoordeeld : « Artikel 56, tweede lid, van het Strafwetboek, in samenhang gelezen met artikel 25 van hetzelfde Wetboek, met artikel 216novies van het Wetboek van strafvordering en met artikel 2, eerste lid en derde lid, van de wet van 4 oktober 1867Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/10/1867 pub. 11/12/2009 numac 2009000816 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet op de verzachtende omstandigheden sluiten op de verzachtende omstandigheden, schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doch enkel in zoverre het toelaat de inverdenkinggestelde die naar de correctionele rechtbank is verwezen wegens een gecorrectionaliseerde misdaad die is gepleegd minder dan vijf jaar nadat hij een gevangenisstraf van minstens één jaar heeft ondergaan of nadat die straf is verjaard, te veroordelen tot een hogere straf dan die welke kan worden uitgesproken ten aanzien van de inverdenkinggestelde die wegens dezelfde misdaad die in diezelfde omstandigheid is gepleegd, verwezen is naar het hof van assisen dat verzachtende omstandigheden in aanmerking neemt ».

B.3.3. Zoals de Ministerraad onderstreept, vloeien de door de verzoekende partij opgeworpen verschillen in behandeling niet voort uit de bestreden bepaling, maar, zoals het Hof heeft geoordeeld bij de voormelde arresten nrs. 193/2011 en 199/2011, uit artikel 56, tweede lid, van het Strafwetboek, in samenhang gelezen met artikel 25 van hetzelfde Wetboek en met artikel 2, eerste lid en derde lid, van de wet van 4 oktober 1867Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/10/1867 pub. 11/12/2009 numac 2009000816 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet op de verzachtende omstandigheden sluiten « op de verzachtende omstandigheden ».

Het Hof wordt immers in het middel verzocht een vergelijking te maken tussen personen die worden vervolgd voor een misdaad die is gepleegd minder dan vijf jaar nadat de betrokkene een gevangenisstraf van ten minste één jaar heeft ondergaan of die straf verjaard is, en die strafbaar is met opsluiting van 15 tot 20 jaar, met opsluiting van 20 tot 30 jaar, of met levenslange opsluiting, naargelang die personen worden verwezen naar het hof van assisen of naar de correctionele rechtbank. Het feit dat de maximumduur van de vrijheidsstraf die kan worden uitgesproken langer is in geval van verschijning voor de correctionele rechtbank dan bij verschijning voor het hof van assisen, vloeit niet voort uit de bestreden bepaling - ook al zou die een einde maken aan bepaalde verschillen in behandeling die het Hof discriminerend heeft geacht in zijn arresten nrs. 193/2011 en 199/2011 -, maar uit de voormelde bepalingen.

Het komt bijgevolg het Hof niet toe, in het kader van het onderhavige beroep, na te gaan of de bekritiseerde verschillen in behandeling bestaanbaar zijn met het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie, in het licht van met name de voormelde arresten nrs. 193/2011 en 199/2011.

B.4. Het eerste middel is niet gegrond.

Ten aanzien van het tweede middel B.5. De verzoekende partij leidt een tweede middel af uit de schending, door artikel 2 van de wet van 5 mei 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2019 pub. 28/05/2019 numac 2019030444 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot invoeging van een artikel 55bis in het Strafwetboek, wat de herhaling betreft type wet prom. 05/05/2019 pub. 30/10/2020 numac 2020043330 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot invoeging van een artikel 55bis in het Strafwetboek, wat de herhaling betreft. - Duitse vertaling type wet prom. 05/05/2019 pub. 24/05/2019 numac 2019030435 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen in strafzaken en inzake erediensten, en tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie en van het Sociaal Strafwetboek type wet prom. 05/05/2019 pub. 14/06/2019 numac 2019030472 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten tot aanpassing van de procedure voor de strafuitvoeringsrechter voor de vrijheidsstraffen van drie jaar of minder type wet prom. 05/05/2019 pub. 19/06/2019 numac 2019041200 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen inzake informatisering van Justitie, modernisering van het statuut van rechters in ondernemingszaken en inzake de notariële aktebank sluiten, in zoverre het een nieuw artikel 55bis invoegt in het Strafwetboek, van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet en van het grondwettelijk beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie, in zoverre het meerdere verschillen in behandeling doet ontstaan, inzake strafuitvoering, wat betreft het tijdstip waarop men voor de voorwaardelijke invrijheidstelling in aanmerking komt.

De verzoekende partij doet gelden dat de bestreden bepaling een verschil in behandeling doet ontstaan tussen de personen die, na een eerste veroordeling tot een criminele straf (artikel 54 van het Strafwetboek) of binnen een termijn van vijf jaar volgend op de tenuitvoerlegging of de verjaring van een gevangenisstraf van ten minste één jaar (artikel 55bis van het Strafwetboek), worden veroordeeld wegens een misdaad die strafbaar is met levenslange opsluiting of met opsluiting van 20 tot 30 jaar (eerste geval) en de personen die, hoewel zij dezelfde antecedenten hebben, worden veroordeeld wegens een wanbedrijf of een misdaad die strafbaar is met opsluiting van maximum 20 jaar (tweede geval).

In het eerste geval bevinden de personen zich niet in staat van herhaling, in de zin van artikel 25, § 2, b), van de wet van 17 mei 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/05/2006 pub. 15/06/2006 numac 2006009456 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten (2) sluiten, en komen zij dus in aanmerking voor de voorwaardelijke invrijheidstelling zodra zij één derde van hun straf hebben ondergaan terwijl, in het tweede geval, de personen zich wel in staat van herhaling bevinden, in de zin van diezelfde bepaling, zodat zij pas in aanmerking komen voor de voorwaardelijke invrijheidstelling voor zover zij twee derden van hun straf hebben ondergaan.

B.6.1. Bij zijn arrest nr. 185/2014 van 18 december 2014 heeft het Hof geoordeeld : « - Artikel 56, tweede lid, van het Strafwetboek, in samenhang gelezen met artikel 25 van hetzelfde Wetboek, met artikel 2 van de wet van 4 oktober 1867Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/10/1867 pub. 11/12/2009 numac 2009000816 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet op de verzachtende omstandigheden sluiten op de verzachtende omstandigheden en met artikel 25, § 2, b), van de wet van 17 mei 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/05/2006 pub. 15/06/2006 numac 2006009456 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten (2) sluiten betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doch enkel in zoverre het tot gevolg heeft de persoon die voor een poging tot moord is veroordeeld door de correctionele rechtbank wegens een gecorrectionaliseerde misdaad die is gepleegd minder dan vijf jaar nadat hij een gevangenisstraf van minstens één jaar heeft ondergaan of nadat die straf is verjaard, langer uit te sluiten van de mogelijkheid van een voorwaardelijke invrijheidstelling dan de persoon die door het hof van assisen tot een criminele straf is veroordeeld wegens dezelfde misdaad die in diezelfde omstandigheid is gepleegd. - De gevolgen van die wetsbepaling worden gehandhaafd tot de inwerkingtreding van een wet die aan die discriminatie een einde maakt en uiterlijk tot 31 juli 2015 ».

B.6.2. Bij zijn arrest nr. 102/2017 van 26 juli 2017 heeft het Hof geoordeeld dat de in het voormelde arrest nr. 185/2014 vervatte vaststelling van een schending, met betrekking tot de datum waarop men voor de voorwaardelijke invrijheidstelling in aanmerking kan komen, kan worden overgenomen ten aanzien van een met opsluiting van vijftien tot twintig jaar strafbare misdaad die is gecorrectionaliseerd.

B.6.3. Bij zijn arrest nr. 15/2018 van 7 februari 2018 heeft het Hof geoordeeld : « Artikel 25, § 2, b), van de wet van 17 mei 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/05/2006 pub. 15/06/2006 numac 2006009456 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten (2) sluiten ' betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringmodaliteiten ', in de versie ervan die van toepassing is voor de verwijzende rechter, in samenhang gelezen met de artikelen 25, 56, tweede en derde lid, en 80 van het Strafwetboek en met artikel 2 van de wet van 4 oktober 1867Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/10/1867 pub. 11/12/2009 numac 2009000816 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet op de verzachtende omstandigheden sluiten op de verzachtende omstandigheden, schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het tot gevolg heeft dat een persoon die, in staat van wettelijke herhaling, door een correctioneel rechtscollege wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf wegens een wanbedrijf of een gecorrectionaliseerde misdaad die oorspronkelijk, vóór de correctionalisering ervan, strafbaar was met de straf van opsluiting van vijf tot tien jaar, in aanmerking komt voor de voorwaardelijke invrijheidstelling na twee derde van zijn straf te hebben ondergaan, terwijl een persoon die, in staat van wettelijke herhaling, door een correctioneel rechtscollege wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf wegens een gecorrectionaliseerde misdaad die oorspronkelijk, vóór de correctionalisering ervan, strafbaar was met een andere straf van opsluiting, in aanmerking komt voor de voorwaardelijke invrijheidstelling na een derde ervan te hebben ondergaan ».

B.6.4. Zoals de Ministerraad onderstreept, vloeien de door de verzoekende partij opgeworpen verschillen in behandeling niet rechtstreeks voort uit de bestreden bepaling, die op zich niet ertoe strekt de voorwaarden te regelen om in aanmerking te komen voor de voorwaardelijke invrijheidstelling.

De verschillen in behandeling vloeien voort uit artikel 25, § 2, b), van de wet van 17 mei 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/05/2006 pub. 15/06/2006 numac 2006009456 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten (2) sluiten, in zoverre het bepaalt dat de voorwaardelijke invrijheidstelling slechts kan worden toegekend voor zover de veroordeelde, « indien in het vonnis of in het arrest van veroordeling is vastgesteld dat [hij] zich in staat van herhaling bevond, twee derden van die straffen heeft ondergaan, zonder dat de duur van de reeds ondergane straffen meer dan veertien jaar bedraagt, onder voorbehoud van de toepassing van de artikelen 195, vierde lid, of 344, vierde lid, van het Wetboek van strafvordering », en uit artikel 2, 7°, van dezelfde wet, dat bepaalt dat, voor de toepassing van die wet en van haar uitvoeringsbesluiten, onder « staat van herhaling » wordt verstaan « de herhaling zoals gedefinieerd door het Strafwetboek en door bijzondere strafwetten en die is vastgesteld in het vonnis of arrest van veroordeling door de uitdrukkelijke verwijzing naar de veroordeling die aan de herhaling ten grondslag ligt ».

De omstandigheid dat de wetgever, met de aanneming van de bestreden bepaling, die voorziet in nieuwe gevallen van herhaling van misdaad op wanbedrijf in het kader waarvan een strafverzwaring kan of moet worden uitgesproken, daarnaast tot doel heeft gehad indirect een einde te maken aan een verschil in behandeling dat door het Hof discriminerend was geacht inzake strafuitvoering - zoals in B.1.2 is vermeld -, leidt niet tot een andere conclusie.

Het komt bijgevolg het Hof niet toe, in het kader van het onderhavige beroep, na te gaan of de bekritiseerde verschillen in behandeling bestaanbaar zijn met het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie, in het licht van met name de voormelde arresten nrs. 185/2014, 102/2017 en 15/2018.

B.7. Het tweede middel is niet gegrond.

Om die redenen, het Hof verwerpt het beroep.

Aldus gewezen in het Frans, het Nederlands en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 14 oktober 2021.

De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, F. Daoût

^