Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 17 juli 2020

Uittreksel uit arrest nr. 10/2020 van 23 januari 2020 Rolnummers 6933 en 6934 In zake : de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 147 en volgende van het Wetboek de(...) Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters L. L(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2020202553
pub.
17/07/2020
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

Uittreksel uit arrest nr. 10/2020 van 23 januari 2020 Rolnummers 6933 en 6934 In zake : de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 147 en volgende (waaronder, in het bijzonder, de artikelen 149, 3°, en 150, eerste lid) van het Wetboek der successierechten, gesteld door het Hof van Beroep te Luik.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters L. Lavrysen, J.-P. Moerman, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet, R. Leysen, J. Moerman en M. Pâques, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter F. Daoût, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging a. Bij arrest van 2 mei 2018, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 25 mei 2018, heeft het Hof van Beroep te Luik de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1.Schendt artikel 150, eerste lid, van het Wetboek der successierechten, zoals van toepassing vóór de wijziging ervan bij artikel 52 van de wet van 2 mei 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/05/2002 pub. 18/10/2002 numac 2002009861 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen type wet prom. 02/05/2002 pub. 11/12/2002 numac 2002010001 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen sluiten betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen, de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet, in zoverre het aan de vzw's die houder zijn van goederen die zij in België bezitten, de taks tot vergoeding van de successierechten oplegt op de waarde van die goederen, maar de vzw's die houder zijn van goederen die zij in het buitenland bezitten, vrijstelt wat de waarde van die laatste goederen betreft ? 2. Schenden de artikelen 147 en volgende van het Wetboek der successierechten, zoals van toepassing vóór de wijziging ervan bij de wet van 2 mei 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/05/2002 pub. 18/10/2002 numac 2002009861 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen type wet prom. 02/05/2002 pub. 11/12/2002 numac 2002010001 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen sluiten betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen, de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet, in zoverre zij, volgens de interpretatie van de belastingadministratie, geen onderscheid maken tussen, enerzijds, de vzw's die bezittingen bijeenbrengen die afkomstig zijn van particulieren en waarvoor een terugkeer naar de ' dode hand ' kan worden gevreesd, en, anderzijds, de vzw's die bezittingen van een andere rechtspersoon bijeenbrengen - geval waarin er geen risico van verlies van successierechten bestaat aangezien die nooit verschuldigd zijn ? 3.Schenden de artikelen 147 en volgende van het Wetboek der successierechten, zoals van toepassing vóór de wijziging ervan bij de wet van 2 mei 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/05/2002 pub. 18/10/2002 numac 2002009861 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen type wet prom. 02/05/2002 pub. 11/12/2002 numac 2002010001 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen sluiten betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen, de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet, in zoverre zij, volgens de interpretatie van de belastingadministratie, geen onderscheid maken tussen, enerzijds, de vzw's die bezittingen bijeenbrengen die afkomstig zijn van particulieren en die ze opsparen, en waarvoor dus een terugkeer naar de ' dode hand ' kan worden gevreesd, en, anderzijds, de vzw's die bezittingen van een andere rechtspersoon, en zelfs van een particulier, bijeenbrengen, maar die een verdelend doel nastreven aangezien zij die bezittingen bestemmen voor de betaling van pensioenen, die naar het vermogen van een particulier en dus naar het ' normale fiscale circuit ' zullen terugkeren ? 4. Schenden de artikelen 147 en volgende van het Wetboek der successierechten, zoals van toepassing vóór de wijziging ervan bij de wet van 2 mei 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/05/2002 pub. 18/10/2002 numac 2002009861 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen type wet prom. 02/05/2002 pub. 11/12/2002 numac 2002010001 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen sluiten betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen, en in het bijzonder artikel 149, 3°, in die zin geïnterpreteerd dat zij een vzw die is opgericht door een intercommunale teneinde te voldoen aan de wettelijke verplichting van die laatste om aan haar vastbenoemde personeelsleden en aan hun rechthebbenden een pensioen toe te kennen, aan de taks tot vergoeding van de successierechten onderwerpen, terwijl de andere instellingen die eveneens een wettelijk pensioen beogen te waarborgen, zoals de Rijksdienst voor Pensioenen, de erkende pensioenkassen voor zelfstandigen en de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten, niet aan die taks worden onderworpen, de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet ? 5.Schendt artikel 150 van het Wetboek der successierechten, zoals van toepassing vóór de wijziging ervan bij de wet van 2 mei 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/05/2002 pub. 18/10/2002 numac 2002009861 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen type wet prom. 02/05/2002 pub. 11/12/2002 numac 2002010001 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen sluiten betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen, in zoverre het elke aftrek van lasten in beginsel uitsluit, de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet, doordat het, enerzijds, de vzw die zich beperkt tot het opsparen van haar fondsen zonder verplichting om die terug te storten, noch dus om enige voorziening aan te leggen, en, anderzijds, de vzw wier doel bestaat in het beheer van de fondsen die bestemd zijn voor de wettelijke pensioenen van de personeelsleden van een intercommunale en de betaling ervan, op identieke wijze behandelt ? ». b. Bij arrest van 2 mei 2018, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 25 mei 2018, heeft het Hof van Beroep te Luik de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 150, eerste lid, van het Wetboek der successierechten, zoals van toepassing vóór de wijziging ervan bij artikel 52 van de wet van 2 mei 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/05/2002 pub. 18/10/2002 numac 2002009861 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen type wet prom. 02/05/2002 pub. 11/12/2002 numac 2002010001 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen sluiten betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen, de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet, in zoverre het aan de vzw's die houder zijn van goederen die zij in België bezitten, de taks tot vergoeding van de successierechten oplegt op de waarde van die goederen, maar de vzw's die houder zijn van goederen die zij in het buitenland bezitten, vrijstelt wat de waarde van die laatste goederen betreft ? ». Die zaken, ingeschreven onder de nummers 6933 en 6934 van de rol van het Hof, werden samengevoegd. (...) III. In rechte (...) Ten aanzien van de in het geding zijnde bepalingen B.1.1. De hoofdstukken I en II van boek II van het Wetboek der successierechten, zoals zij van toepassing zijn op de voor de verwijzende rechter hangende zaken, bepalen : « Hoofdstuk I : Vestiging van de [taks]

Art. 147.De verenigingen zonder winstoogmerken zijn onderworpen, te rekenen van de eerste januari die de datum hunner oprichting volgt, aan een jaarlijkse [taks] tot vergoeding der successierechten.

Art. 148.Zijn aan de [taks] onderworpen : 1° De verenigingen zonder winstoogmerken na 10 juli 1921 opgericht;2° De inrichtingen en verenigingen zonder winstoogmerken die rechtspersoonlijkheid verkregen hebben bij de wetten van 7 augustus 1919, van 12 maart en van 25 mei 1920;3° De internationale verenigingen met wetenschappelijk doel, beheerst door de wet van 25 oktober 1919Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/10/1919 pub. 18/10/2011 numac 2011000641 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het in pand geven van de handelszaak, het disconto en het in pand geven van de factuur, alsmede de aanvaarding en de keuring van de rechtstreeks voor het verbruik gedane leveringen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten.

Art. 148bis.Zijn niet aan de [taks] onderworpen de inrichtingen en verenigingen zonder winstoogmerken waarvan de massa der goederen, bedoeld in artikel 150, een waarde heeft die één miljoen frank niet overschrijdt.

Art. 149.Zijn van de [taks] vrijgesteld : 1° De gemachtigde compensatiekassen voor kindertoeslagen en de gemachtigde onderlinge kassen voor kindertoeslagen;2° De inrichtingen en verenigingen zonder winstoogmerken die rechtspersoonlijkheid vóór 11 juli 1921 hebben verkregen, andere dan deze waarover het gaat in het 2° van vorig artikel;3° De erkende pensioenkassen voor zelfstandigen ». « Hoofdstuk II : Zetting der [taks]

Art. 150.De [taks] is verschuldigd op de massa der in België bezeten goederen, zonder aftrekking der lasten.

Deze massa begrijpt evenwel niet : 1° de interesten, de rentetermijnen, de huur- en pachtgelden en, meer in het algemeen, de burgerlijke vruchten van allen aard, alsmede de jaarlijkse bijdragen en inschrijvingen, die, nog verschuldigd zijnde, niet gekapitaliseerd zijn;2° de al dan niet ontvangen natuurlijke vruchten;3° de voorraden en voorwerpen bestemd voor gewoon gebruik. Zijn van toepassing op de [taks] gevestigd bij artikel 147, de bepalingen van het eerste boek aangaande den belastbaren grondslag en het regime der voorwaardelijke en betwiste goederen ».

B.1.2. De taks tot vergoeding der successierechten werd ingevoerd bij de wet van 27 juni 1921Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/1921 pub. 19/08/2013 numac 2013000498 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten « waarbij aan de vereenigingen zonder winstgevend doel en aan de instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend » (hierna : de wet van 27 juni 1921Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/1921 pub. 19/08/2013 numac 2013000498 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten), meer bepaald bij titel III (« Fiscale bepalingen ») van die wet.

Luidens de parlementaire voorbereiding van de voormelde wet strekt de in het geding zijnde taks ertoe de niet-inning, door de Staat, van normaal in geval van overlijden verschuldigde rechten van overgang te compenseren, niet-inning die het gevolg is van de eeuwigdurende bestemming van de vzw's : « De verandering, door het ontwerp aan het stelsel der vereenigingen zonder winstgevend doel toegebracht [namelijk het verlenen van rechtspersoonlijkheid] heeft noodzakelijk ten gevolge dat ook de fiscale wetgeving in zake de ten dienste dezer organismen aangewende goederen, dient gewijzigd. Onder het huidig stelsel behoort de eigendom van die goederen naar rechten aan tusschengestelde natuurlijke personen. Bij overlijden van ieder der schijnbare eigenaars, wordt door den Staat, op de waarde der goederen, hetzij rechten wegens overgang onder de levenden, hetzij erfenisrechten geheven [...].

Met het nieuw stelsel berust het eigendomsrecht der goederen bij het hoofd der vereeniging zelve, die een zedelijk lichaam is, en dit recht is onveranderlijk, zoolang de vereeniging blijft bestaan. Daar de goederen niet meer op anderen overgaan, zal de schatkist door dit feit de opbrengst van registratie- en erfenisrechten, die zij thans beurt, moeten derven. Het is dan ook billijk den Staat schadeloos te stellen voor het verlies aan belasting dat het invoeren van het nieuwe stelsel ten gevolge zal hebben » (Parl. St., Kamer, 1919-1920, nr. 375, memorie van toelichting, p. 1).

Het « verslag der raadgevende commissie » vermeldt : « Ongetwijfeld is het feit, dat velen wantrouwend staan tegenover de rechtspersoonlijkheid zelve - begrip waaraan men, naar ouder gewoonte, gemakkelijk het gevreesde begrip der doode hand vastknoopt - aanleiding geweest dat in ons land een rationeele en methodische wetgeving op de zedelijke lichamen zoolang is uitgebleven » (Parl.

St., Kamer, 1919-1920, nr. 375, bijlage, verslag der raadgevende commissie, p. 3).

B.1.3. De minister van Financiën heeft in 1998, in antwoord op een parlementaire vraag, erop gewezen dat de ratio legis van de invoering van de taks tot vergoeding der successierechten - die erin bestaat de Schatkist te compenseren voor gederfde successierechten - nog steeds geldt : de handhaving van die taks is gegrond omdat de reden waarom de taks destijds werd ingevoerd, blijft bestaan (Vr. en Antw., Kamer, 1997-1998, 7 september 1998, QRVA 49-142, pp. 19555-19557).

B.2. Verscheidene van de voormelde bepalingen zijn gewijzigd bij de wet van 2 mei 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/05/2002 pub. 18/10/2002 numac 2002009861 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen type wet prom. 02/05/2002 pub. 11/12/2002 numac 2002010001 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen sluiten « betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen » (hierna : de wet van 2 mei 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/05/2002 pub. 18/10/2002 numac 2002009861 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen type wet prom. 02/05/2002 pub. 11/12/2002 numac 2002010001 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen sluiten). Die wijzigingen zijn in werking getreden op 1 juli 2003. Aangezien de voor de verwijzende rechter hangende geschillen aanslagjaren van vóór die wijzigingen betreffen, dient het Hof daarmee geen rekening te houden.

Ten aanzien van de eerste prejudiciële vraag in de zaak nr. 6933 en ten aanzien van de prejudiciële vraag in de zaak nr. 6934 B.3. Aan het Hof worden vragen gesteld over de bestaanbaarheid van artikel 150, eerste lid, van het Wetboek der successierechten, zoals het van toepassing is op de voor de verwijzende rechter hangende zaken, met de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet, in zoverre het de vzw's verschillend behandelt naargelang zij goederen bezitten in België dan wel in het buitenland, aangezien de taks tot vergoeding van de successierechten verschuldigd is op de massa van de bezittingen in België, maar niet op de bezittingen in het buitenland.

In tegenstelling tot hetgeen de Ministerraad betoogt, impliceert het feit dat de belastinggrondslag van de in het geding zijnde taks voor alle vzw's dezelfde is, niet dat er geen verschil in behandeling is.

Te dezen betreft het aangeklaagde verschil in behandeling, enerzijds, de vzw's die goederen bezitten in België en, anderzijds, de vzw's die goederen bezitten in het buitenland.

B.4. De artikelen 10 en 11 van de Grondwet waarborgen het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie. Artikel 172 van de Grondwet is een bijzondere toepassing van dat beginsel in fiscale zaken.

B.5.1. Zoals in B.1.2 is vermeld, strekt de taks tot vergoeding van de successierechten ertoe de niet-inning van normaal in geval van overlijden verschuldigde rechten van overgang te compenseren, niet-inning die voortkomt uit de eeuwigdurende bestemming van de vzw's. Die taks is een jaarlijkse taks; zij is verschuldigd op de massa van de goederen die de vzw in België bezit, zonder aftrekking van de lasten (artikel 150, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, in het geding zijnde bepaling). Onder « in België bezeten goederen » dient te worden begrepen alle materiële, roerende of onroerende, goederen die in België zijn gelegen, alsook alle immateriële goederen, zelfs indien de schuldenaar zijn woonplaats in het buitenland heeft. Het tarief van de taks is bepaald op 0,17 % (artikel 152 van hetzelfde Wetboek).

B.5.2. Wat de successierechten betreft, wordt bij artikel 1, eerste lid, 1°, van het Wetboek der successierechten een recht van successie gevestigd op de waarde, na aftrek van de schulden, van al wat uit de nalatenschap van een rijksinwoner wordt verkregen.

Artikel 15 van hetzelfde Wetboek bepaalt dat « het successierecht [...] verschuldigd [is] op de algemeenheid der aan de overledene of aan de afwezige toebehorende goederen, waar ook ze zich bevinden, na aftrekking der schulden en behoudens toepassing van artikelen 16 en 17 ».

Artikel 17, eerste lid, van het Wetboek der successierechten bepaalt dat wanneer het actief van de nalatenschap van een rijksinwoner in het buitenland gelegen onroerende goederen omvat die aanleiding geven tot het heffen, in het land van de ligging, van een erfrecht, het in België opvorderbaar successierecht, in de mate waarin het die goederen treft, wordt verminderd met het bedrag van de in het land van de ligging geheven belasting.

Uit het voorgaande vloeit voort dat wanneer een rijksinwoner overlijdt, successierechten verschuldigd zijn op de in het buitenland gelegen onroerende en roerende goederen die deel uitmaken van de nalatenschap, op voorwaarde dat, wat de onroerende goederen betreft, toepassing wordt gemaakt van een mechanisme waardoor de in België verschuldigde erfbelasting wordt verminderd met het bedrag van de in voorkomend geval door de Staat van de ligging van het onroerend goed geheven erfbelasting.

B.5.3. Aangezien in geval van overlijden van een rijksinwoner, de successierechten in beginsel verschuldigd zijn op het geheel van de goederen die deel uitmaken van de nalatenschap, los van de ligging ervan, is de uitsluiting van de goederen die een vzw in het buitenland bezit, van de grondslag van de in het geding zijnde taks niet relevant ten aanzien van de ratio legis van de taks, die de totaliteit van het vermogen van de vzw's betreft, los van de ligging ervan.

B.6. Volgens de Ministerraad wordt het verschil in behandeling echter verantwoord door het feit dat, krachtens het vroegere artikel 15 van de wet van 27 juni 1921Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/1921 pub. 19/08/2013 numac 2013000498 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten, een vzw slechts de onroerende goederen kon bezitten die nodig waren voor het verwezenlijken van het doel waarvoor zij was opgericht, en dat het bijgevolg weinig voorkwam dat een vzw een onroerend goed in het buitenland bezat. De Ministerraad betoogt ook dat de toepassing van de taks op de in het buitenland gelegen goederen, een buitensporige kostprijs zou hebben vertegenwoordigd ten opzichte van de verwachte opbrengst, inzonderheid rekening houdend met de geringe samenwerking tussen de belastingadministraties van de verschillende Staten.

B.7.1. Artikel 15 van de wet van 27 juni 1921Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/1921 pub. 19/08/2013 numac 2013000498 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten, voordat het werd gewijzigd bij artikel 25 van de voormelde wet van 2 mei 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/05/2002 pub. 18/10/2002 numac 2002009861 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen type wet prom. 02/05/2002 pub. 11/12/2002 numac 2002010001 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen sluiten, sloot de mogelijkheid niet uit dat een vzw onroerende goederen in het buitenland bezit in het kader van het verwezenlijken van het doel waarvoor zij was opgericht. In tegenstelling tot hetgeen de Ministerraad betoogt, maakt het feit dat een situatie zich zelden voordoet, het op zich niet mogelijk te verantwoorden waarom, wanneer zulks toch het geval is, daaraan een behandeling zou moeten worden voorbehouden die verschilt van die welke aan analoge situaties wordt voorbehouden.

B.7.2. Bovendien blijkt niet dat er bijzondere moeilijkheden zouden zijn die te maken hebben met de buitensporige kostprijs die de toepassing van de taks op de in het buitenland gelegen goederen zou veroorzaken ten opzichte van de verwachte opbrengst.

B.8. Bijgevolg is het verschil in behandeling niet redelijk verantwoord en dienen de prejudiciële vragen bevestigend te worden beantwoord.

B.9. Teneinde te vermijden dat een niet door de wetgever voorziene belasting met terugwerkende kracht wordt ingevoerd, dienen de gevolgen van artikel 150, eerste lid, van het Wetboek der successierechten, vóór de wijziging ervan bij de wet van 2 mei 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/05/2002 pub. 18/10/2002 numac 2002009861 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen type wet prom. 02/05/2002 pub. 11/12/2002 numac 2002010001 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen sluiten, met toepassing van artikel 28, tweede lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof te worden gehandhaafd zoals aangegeven in het dictum.

Ten aanzien van de tweede en de derde prejudiciële vraag in de zaak nr. 6933 B.10. Aan het Hof worden vragen gesteld over de bestaanbaarheid van de artikelen 147 en volgende van het Wetboek der successierechten, zoals zij van toepassing zijn op de voor de verwijzende rechter hangende zaak, met het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie, in zoverre daarbij, enerzijds, de vzw's die bezittingen bijeenbrengen die afkomstig zijn van particulieren en, anderzijds, de vzw's die bezittingen van een andere rechtspersoon bijeenbrengen (tweede prejudiciële vraag in de zaak nr. 6933), alsook, enerzijds, de vzw's die bezittingen bijeenbrengen die afkomstig zijn van particulieren en die ze opsparen en, anderzijds, de vzw's die bezittingen van een rechtspersoon of van een particulier bijeenbrengen, maar die een verdelend doel nastreven, in zoverre zij die bezittingen bestemmen voor de betaling van pensioenen die naar het vermogen van een particulier en dus naar het normale fiscale circuit zullen terugkeren (derde prejudiciële vraag in dezelfde zaak), op dezelfde wijze worden behandeld.

De verwijzende rechter vraagt zich af of de ontstentenis, voor de betrokken vzw's, van een risico van terugkeer naar « de dode hand », dat de aangehaalde eerste en derde categorie zou kenmerken, niet een verschil in behandeling kan verantwoorden.

Uit de prejudiciële vragen blijkt dat zij meer in het bijzonder betrekking hebben op de artikelen 148 en 149 van het Wetboek der successierechten.

B.11. Het komt de wetgever toe de personen te bepalen die de door hem ingevoerde belasting verschuldigd zijn. Hij beschikt ter zake over een ruime beoordelingsmarge.

Wanneer de wetgever de belastingschuldigen bepaalt, moet hij gebruik kunnen maken van categorieën die, noodzakelijkerwijs, de verscheidenheid van toestanden slechts met een zekere graad van benadering opvangen. Het gebruik van dat procedé is niet onredelijk op zich. Het komt het Hof niettemin toe te onderzoeken of hetzelfde geldt voor de wijze waarop het procedé in werking werd gesteld.

B.12.1. Zoals de Ministerraad opmerkt, treft de taks tot vergoeding van de successierechten niet de overdracht van goederen ten voordele van een vzw; hij beoogt het vermogen van de vzw als dusdanig, dat, rekening houdend met de eeuwigdurende bestemming van de vzw, niet is onderworpen aan de rechten van overgang, die normaal in geval van overlijden verschuldigd zijn. Bijgevolg dient, in het kader van de toepassing van de in het geding zijnde taks, niet te worden gelet op de oorsprong van de goederen van de vzw.

B.12.2. Daarenboven is het verdelende karakter dat de geïntimeerde partij voor de verwijzende rechter in de zaak nr. 6933 doet gelden, gemeen aan de meerderheid van de vzw's, die, per definitie, geen winstoogmerk hebben en een belangeloos doel nastreven. Dat verdelende karakter kan gevarieerde vormen aannemen.

Door alle vzw's te onderwerpen aan de taks tot vergoeding van de successierechten, met uitzondering van die welke worden beoogd in de artikelen 148bis en 149 van het Wetboek der successierechten, zonder onderscheid te maken naar gelang van de oorsprong van hun bezittingen of naar gelang van de activiteiten die zij uitoefenen, heeft de wetgever niet op onredelijke wijze gehandeld. Er kan hem immers niet worden verweten dat hij, ten aanzien van de voormelde taks, niet de bijzondere situatie van elke daaraan onderworpen vzw heeft overwogen.

B.13. De tweede en de derde prejudiciële vraag in de zaak nr. 6933 dienen ontkennend te worden beantwoord.

Ten aanzien van de vierde prejudiciële vraag in de zaak nr. 6933 B.14. De prejudiciële vraag heeft betrekking op de bestaanbaarheid van de artikelen 147 en volgende van het Wetboek der successierechten, en in het bijzonder van artikel 149, 3°, zoals zij van toepassing zijn op de voor de verwijzende rechter hangende zaak, met het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie, in zoverre daarbij, enerzijds, een vzw die is opgericht door een intercommunale teneinde te voldoen aan haar verplichting om aan haar vastbenoemde personeelsleden en aan hun rechthebbenden een pensioen toe te kennen, die aan de taks tot vergoeding van de successierechten is onderworpen, en, anderzijds, andere instellingen die eveneens een wettelijk pensioen beogen te waarborgen, zoals de Rijksdienst voor Pensioenen, de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten (hierna : de RSZPPO) en de erkende pensioenkassen voor zelfstandigen, die niet aan die taks worden onderworpen, verschillend worden behandeld.

Uit de prejudiciële vraag blijkt dat zij meer in het bijzonder betrekking heeft op artikel 149 van het Wetboek der successierechten, dat voorziet in een vrijstelling van de taks tot vergoeding van de successierechten ten aanzien van bepaalde instellingen en verenigingen.

B.15.1. Bij artikel 149, 3°, van het Wetboek der successierechten, zoals het is ingevoegd bij artikel 1 van de wet van 24 april 1958 « tot aanvulling van artikel 149 van het Wetboek der successierechten » (Belgisch Staatsblad, 15 mei 1958), worden de erkende pensioenkassen voor zelfstandigen vrijgesteld van de taks tot vergoeding van de successierechten.

Indertijd is die vrijstelling verantwoord, enerzijds, door het feit dat, volgens artikel 1, 1°, van het koninklijk besluit van 26 september 1956 « betreffende de erkenning der professionele of interprofessionele kassen opgericht met het oog op de uitvoering van de wet van 30 Juni 1956 », om te kunnen worden erkend, de professionele pensioenkassen voor zelfstandigen dienden te worden opgericht in de vorm van een vzw en, anderzijds, door het feit dat die kassen een doelstelling hadden die soortgelijk was aan die van de gemachtigde compensatiekassen voor kindertoeslagen en de gemachtigde onderlinge kassen voor kindertoeslagen, die krachtens artikel 149, 1°, van het Wetboek der successierechten een vrijstelling genoten, en die ook waren opgericht « ingevolge een wetgeving, die tot doel heeft een stelsel van sociale zekerheid ten voordele der zelfstandigen en gelijkgestelden in te voeren » (Parl. St., Senaat, 1956-1957, nr. 355, p. 1). Sinds de inwerkingtreding van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 « houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen » komt de vrijstelling waarin is voorzien bij artikel 149, 3°, van het Wetboek der successierechten ten goede aan de vrije sociale verzekeringskassen voor zelfstandigen die met toepassing van dat koninklijk besluit erkend zijn.

B.15.2. Overeenkomstig artikel 161 van de Nieuwe Gemeentewet (vóór de opheffing ervan bij artikel 54, 1°, van de wet van 24 oktober 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/10/2011 pub. 03/11/2011 numac 2011022356 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg en federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot vrijwaring van een duurzame financiering van de pensioenen van de vastbenoemde personeelsleden van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en van de lokale politiezones, tot wijziging van de wet van 6 mei 2002 tot oprichting van het fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie en houdende bijzondere bepalingen inzake sociale zekerheid en houdende diverse wijzigingsbepalingen sluiten « tot vrijwaring van een duurzame financiering van de pensioenen van de vastbenoemde personeelsleden van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en van de lokale politiezones, tot wijziging van de wet van 6 mei 2002 tot oprichting van het fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie en houdende bijzondere bepalingen inzake sociale zekerheid en houdende diverse wijzigingsbepalingen »), in samenhang gelezen met artikel 11 van de wet van 25 april 1933 « omtrent de pensioenregeling van het gemeentepersoneel », hadden de intercommunales, teneinde te voldoen aan de op hen rustende wettelijke verplichting tot betaling van de pensioenen van hun vastbenoemde personeelsleden en van hun rechthebbenden, de mogelijkheid om ofwel zich aan te sluiten bij de RSZPPO, ofwel een beroep te doen op de diensten van een voorzorgsinstelling, ofwel de betaling van de pensioenen rechtstreeks op zich te nemen.

De vzw die door een intercommunale is opgericht met het doel de betaling te beheren van de pensioenen van haar vastbenoemde personeelsleden en van hun rechthebbenden, vervult een opdracht van dezelfde aard als die waarvan de vrije sociale verzekeringskassen voor zelfstandigen zich kwijten. Het gaat in beide gevallen om het private beheer van een openbare dienst, op machtiging van de wetgever. In tegenstelling tot hetgeen de Ministerraad betoogt, maakt de niet-erkenning van de betrokken vzw het niet mogelijk te besluiten dat zij zich in een situatie bevindt die fundamenteel verschilt van die van de vrije sociale verzekeringskassen voor zelfstandigen. De omstandigheid dat de bijdragen worden betaald door de werkgever of door de werknemer zelf is evenmin relevant om het verschil in behandeling te verantwoorden.

B.15.3. Uit het voorgaande volgt dat het verschil in behandeling tussen, enerzijds, een vzw die door een intercommunale is opgericht teneinde te voldoen aan haar verplichting om aan haar vastbenoemde personeelsleden en aan hun rechthebbenden een pensioen toe te kennen en, anderzijds, de erkende pensioenkassen voor zelfstandigen niet redelijk is verantwoord.

B.16. Rekening houdend met hetgeen voorafgaat, is het niet nodig een vzw zoals die welke in de zaak nr. 6933 in het geding is, te vergelijken met de Rijksdienst voor Pensioenen en de RSZPPO. B.17. De vierde prejudiciële vraag in de zaak nr. 6933 dient bevestigend te worden beantwoord.

Ten aanzien van de vijfde prejudiciële vraag in de zaak nr. 6933 B.18. Aan het Hof wordt een vraag gesteld over de bestaanbaarheid van artikel 150 van het Wetboek der successierechten, zoals het van toepassing is op de voor de verwijzende rechter hangende zaak, in zoverre het elke aftrek van lasten uitsluit, met het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie, doordat het de vzw die zich beperkt tot het opsparen van haar fondsen en de vzw wier doel bestaat in het beheer van de fondsen die bestemd zijn voor de wettelijke pensioenen van de personeelsleden van een intercommunale en in de betaling ervan, op dezelfde wijze behandelt.

Met de prejudiciële vraag wordt het Hof verzocht de situatie van twee categorieën van vzw's naar gelang van hun statutair doel en hun activiteiten te vergelijken ten aanzien van de onmogelijkheid om de lasten van de belastbare massa af te trekken.

B.19. Om dezelfde redenen als die welke zijn vermeld in B.11 en B.12.2, is de gelijke behandeling redelijk verantwoord.

B.20. De vijfde prejudiciële vraag in de zaak nr. 6933 dient ontkennend te worden beantwoord.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : 1. Artikel 150, eerste lid, van het Wetboek der successierechten, vóór de wijziging ervan bij de wet van 2 mei 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/05/2002 pub. 18/10/2002 numac 2002009861 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen type wet prom. 02/05/2002 pub. 11/12/2002 numac 2002010001 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen sluiten « betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen », schendt de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet, in zoverre het de goederen die een vzw in het buitenland bezit, van de taks tot vergoeding van de successierechten uitsluit.2. Artikel 149, 3°, van het Wetboek der successierechten, zoals het van toepassing is in de voor de verwijzende rechter hangende zaken, schendt de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet, in zoverre het de vzw die door een intercommunale is opgericht teneinde te voldoen aan haar verplichting om aan haar vastbenoemde personeelsleden en aan hun rechthebbenden een pensioen toe te kennen, niet van de taks tot vergoeding van de successierechten vrijstelt.3. Artikel 148 van het Wetboek der successierechten, zoals het van toepassing is in de voor de verwijzende rechter hangende zaken, schendt de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet niet.4. De gevolgen van artikel 150, eerste lid, van het Wetboek der successierechten, vóór de wijziging ervan bij de voormelde wet van 2 mei 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/05/2002 pub. 18/10/2002 numac 2002009861 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen type wet prom. 02/05/2002 pub. 11/12/2002 numac 2002010001 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen sluiten, worden gehandhaafd. Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 23 januari 2020.

De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, F. Daoût

^