gepubliceerd op 09 april 2020
Uittreksel uit arrest nr. 128/2019 van 10 oktober 2019 Rolnummer 6890 In zake : de prejudiciële vraag over de gecoördineerde wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen , (...) Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters L. L(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 128/2019 van 10 oktober 2019 Rolnummer 6890 In zake : de prejudiciële vraag over de gecoördineerde
wet van 10 mei 2015Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
10/05/2015
pub.
01/07/2015
numac
2015009276
bron
federale overheidsdienst justitie
Wet die naturalisaties verleent
type
wet
prom.
10/05/2015
pub.
01/07/2015
numac
2015009275
bron
federale overheidsdienst justitie
Wet die naturalisaties verleent
type
wet
prom.
10/05/2015
pub.
01/07/2015
numac
2015009277
bron
federale overheidsdienst justitie
Wet die naturalisaties verleent
sluiten betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen (met name de artikelen 69, 70 en 126), gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Luik.
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke en P. Nihoul, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter F. Daoût, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 13 maart 2018, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 30 maart 2018, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Luik, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt de wet van 10 mei 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009276 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009275 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009277 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent sluiten betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen (met name de artikelen 69, 70 en 126 ervan), in zoverre zij de Koning ertoe machtigt de lijst van de paramedische beroepen vast te stellen en het feit handelingen te stellen die aan die beroepen zijn voorbehouden zonder houder te zijn van een vereiste titel of beoefenaar van een erkend beroep om die handelingen te stellen, strafbaar stelt, en het aldus mogelijk maakt dat een misdrijf kan bestaan bij ontstentenis van motivering van het doorslaggevende element van het misdrijf, het strafrechtelijk wettigheidsbeginsel, de artikelen 10, 11 en 12 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 161 van de Grondwet en met de artikelen 6, 7 en 13 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, en verleent zij een buitensporige machtiging aan de Koning ? ». (...) III. In rechte (...) Ten aanzien van de draagwijdte van de prejudiciële vraag B.1. In de prejudiciële vraag wordt het Hof verzocht zich uit te spreken over de bestaanbaarheid van de artikelen 69, 70 en 126 van de gecoördineerde wet van 10 mei 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009276 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009275 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009277 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent sluiten betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen (hierna : de wet van 10 mei 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009276 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009275 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009277 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent sluiten), met de artikelen 10, 11 en 12 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 161 ervan en met de artikelen 6, 7 en 13 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre zij de Koning ertoe machtigen de lijst van de paramedische beroepen vast te stellen en het stellen van handelingen die aan die beroepen zijn voorbehouden zonder houder te zijn van een vereiste titel, strafbaar stellen. Door aldus aan de Koning een buitensporige machtiging toe te kennen, zouden die bepalingen tot gevolg hebben dat een misdrijf kan bestaan zonder dat het bepalende element van dat misdrijf is gemotiveerd.
De prejudiciële vraag heeft aldus betrekking op het verbod van delegatie aan de Koning en het wettigheidsbeginsel in strafzaken. Uit de vraag zelf noch uit de motivering van de verwijzingsbeslissing blijkt in welk opzicht artikel 161 van de Grondwet en de artikelen 6 en 13 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens met die vraag verband houden. Het blijkt evenmin in welk opzicht de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, op zichzelf beschouwd, zouden zijn geschonden. Het Hof beperkt zijn onderzoek tot de verenigbaarheid van de in het geding zijnde bepalingen met artikel 12 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 7 van het voormelde Verdrag.
B.2. Het voor de verwijzende rechter gebrachte geschil betreft studenten of gediplomeerden in de psychomotoriek die de afwezigheid, tot op heden, van een erkenning van hun beroep als paramedisch beroep betwisten. In hoofdorde vorderen zij dat de verwijzende rechter de Staat beveelt een koninklijk besluit te nemen dat de psychomotoriek als een paramedisch beroep erkent, en in ondergeschikte orde dat de rechter vaststelt dat het stellen van alle handelingen waarvoor zij zijn gediplomeerd, niet wettelijk kan worden geacht een misdrijf uit te maken.
Het Hof beperkt zijn onderzoek van de prejudiciële vraag derhalve tot het gegeven dat die laatste de afwezigheid van een erkenning van de psychomotoriek als paramedische beroep beoogt.
B.3. De Ministerraad voert aan dat de prejudiciële vraag niet nuttig is om het geschil op te lossen. Volgens hem zou, zelfs in de veronderstelling dat die vraag bevestigend kan worden beantwoord, dat antwoord geen enkel nut hebben om het bestaan aan te tonen van de fouten die de eisende partijen de Belgische Staat en de Franse Gemeenschap verwijten. Hij voegt eraan toe dat, aangezien het beroep van psychomotorisch therapeut niet erkend is, geen enkele wettekst voorziet in het diploma waarover de personen die dat beroep kunnen uitoefenen, zouden moeten beschikken.
Ten slotte voert de Ministerraad aan dat het verwijzende rechtscollege niet bevoegd is om de Belgische Staat ertoe te dwingen de psychomotoriek als paramedische beroep te erkennen.
B.4. Het staat niet aan het Hof, maar aan de verwijzende rechter, onder het toezicht van het Hof van Cassatie, te oordelen of de hoofdvordering ressorteert onder de bevoegdheden van de rechterlijke macht.
Ten gronde B.5. Artikel 69 van de wet van 10 mei 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009276 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009275 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009277 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent sluiten bepaalt : « Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder uitoefening van een paramedisch beroep : 1° het gewoonlijk verrichten door andere personen dan deze bedoeld in de artikelen 3, § 1, 4, 6, 43, 45, 68/1 en 68/2 van technische hulpprestaties die verband houden met het stellen van de diagnose of met het uitvoeren van de behandeling, zoals zij nader bepaald zullen kunnen worden in uitvoering van artikel 71;2° het gewoon uitvoeren van de in artikel 23, § 1, eerste lid en § 2, derde lid bedoelde handelingen;3° het gewoon uitvoeren van de in artikel 24 bedoelde handelingen ». Artikel 70 van dezelfde wet bepaalt : « De Koning stelt de lijst vast van de paramedische beroepen ».
Artikel 71 van dezelfde wet bepaalt : « § 1. De Koning kan, overeenkomstig de bepalingen van artikel 141, tweede lid, de in artikel 69, 1° bedoelde prestaties nader bepalen en de voorwaarden vaststellen waaronder zij moeten worden uitgevoerd.
Hij kan eveneens, overeenkomstig de bepalingen van artikel 141, tweede lid, de vereiste kwalificatievoorwaarden bepalen waaraan de personen moeten voldoen die deze prestaties verrichten. § 2. De Koning kan, op advies van de Federale raad voor paramedische beroepen, de beroepstitels bepalen waaronder de betrokkenen die in artikel 69 bedoelde prestaties en handelingen verrichten ».
Artikel 126 van dezelfde wet bepaalt : « Onverminderd de toepassing van de straffen gesteld bij het Strafwetboek, alsook, desgevallend, de toepassing van tuchtmaatregelen wordt gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met een geldboete van zesentwintig euro tot tweeduizend euro of met een van die straffen alleen : 1° hij die zonder aan de vereiste voorwaarden te voldoen om de geneeskunde of de artsenijbereidkunde uit te oefenen, of geen houder is van een vereiste bekwamingstitel, of zonder te beschikken over het in artikel 25 bepaalde visum, gewoonlijk prestaties verricht, zoals die nader bepaald zijn ter uitvoering van artikel 71, § 1, of handelingen uitvoert die zijn bepaald in artikel 69, 2° en 3°. Die bepaling is niet van toepassing op de student die de voormelde werkzaamheden verricht in het kader van de wettelijke en reglementsbepalingen betreffende het opleidingsprogramma dat het mogelijk maakt één van de in artikel 45, artikel 56, artikel 65 of artikel 71, § 1, bepaalde titels te verwerven, noch op de student in de geneeskunde of de artsenijbereidkunde in het kader van zijn opleiding.
Die bepaling is ook niet van toepassing op de beoefenaar van de verpleegkunde, de zorgkundige of de hulpverlener-ambulancier die in het kader van zijn beroep handelingen verricht die zijn bepaald in artikel 46; 2° de voor de toepassing van hoofdstuk 7 als bevoegd beschouwd persoon die, in overtreding van artikel 75, op welke wijze ook zijn medewerking of zijn bijstand verleent aan een niet bevoegde derde, met het doel het deze laatste mogelijk te maken een paramedisch beroep uit te oefenen;3° hij die, door feitelijkheden of door geweld, de geregelde en normale uitoefening van een paramedisch beroep door een persoon die aan de vereiste voorwaarden voldoet, verhindert of belemmert;4° hij die een persoon die niet beschikt over een vereiste bekwamingstitel, of die niet de hoedanigheid heeft van student zoals bepaald in 1°, gewoonlijk belast met de uitoefening van een paramedisch beroep of hem daartoe gewoonlijk de machtiging verleent;5° hij die één van de in artikel 72 bepaalde personen, gewoonlijk belast met de uitoefening van een handeling die wordt beschouwd als een uitoefening van de geneeskunst, behalve wanneer het gaat om een handeling bepaald in artikel 23, § 1, eerste lid, en § 2, derde lid, of in artikel 24;6° de beoefenaar van een paramedisch beroep, die de ter uitvoering van artikel 141, tweede lid, genomen reglementen, overtreedt ». Met toepassing van het hiervoor aangehaalde artikel 70, bepaalde het koninklijk besluit van 2 juli 2009Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 02/07/2009 pub. 17/08/2009 numac 2009024263 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit tot vaststelling van de lijst van de paramedische beroepen sluiten « tot vaststelling van de lijst van de paramedische beroepen », zoals het te dezen van toepassing is : « Worden aangeduid als paramedische beroepen die betrekking hebben op handelingen of prestaties bedoeld bij artikel 22 van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, de verrichtingen van de volgende technieken : 1° apothekers-assistentie;2° audiologie;3° bandage, orthese en prothese;4° diëtetiek;5° ergotherapie;6° laboratorium en biotechnologie, en menselijke erfelijkheidstechniek;7° logopedie;8° orthoptie;9° podologie;10° medische beeldvorming;11° vervoer van patiënten, met uitsluiting van het vervoer van de personen bedoeld in artikel 1 van de wet van 8 juli 1964Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/07/1964 pub. 14/11/2006 numac 2006000610 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de dringende geneeskundige hulpverlening Duitse vertaling sluiten betreffende de dringende geneeskundige hulpverlening ». B.6. De prejudiciële vraag heeft betrekking op de grondwettigheid van de voormelde bepalingen van de wet van 10 mei 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009276 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009275 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009277 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent sluiten in het licht van het wettigheidsbeginsel in strafzaken in zoverre zij, enerzijds, een buitensporige machtiging inzake de erkenning van een paramedische beroep zouden verlenen en, anderzijds, het stellen van de handelingen die zijn voorbehouden aan beroepen zonder houder te zijn van de vereiste titel, strafbaar zouden stellen, en dit bij ontstentenis van elk element waarmee het misdrijf kan worden gemotiveerd.
B.7.1. Artikel 12, tweede lid, van de Grondwet bepaalt : « Niemand kan worden vervolgd dan in de gevallen die de wet bepaalt en in de vorm die zij voorschrijft ».
Artikel 7, lid 1, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens bepaalt : « Niemand kan worden veroordeeld wegens een handelen of nalaten, dat geen strafbaar feit naar nationaal of internationaal recht uitmaakte ten tijde dat het handelen of nalaten geschiedde. Evenmin zal een zwaardere straf worden opgelegd dan die welke ten tijde van het begaan van het strafbare feit van toepassing was ».
In zoverre het vereist dat in elk misdrijf bij de wet moet worden voorzien, heeft het voormelde artikel 7, lid 1, een draagwijdte die analoog is aan die van artikel 12, tweede lid, van de Grondwet. De waarborgen vervat in beide bepalingen vormen een onlosmakelijk geheel.
B.7.2. Door aan de wetgevende macht de bevoegdheid te verlenen om te bepalen in welke gevallen strafvervolging mogelijk is, waarborgt artikel 12, tweede lid, van de Grondwet aan elke rechtsonderhorige dat geen enkele gedraging strafbaar zal worden gesteld dan krachtens regels aangenomen door een democratisch verkozen beraadslagende vergadering.
Het wettigheidsbeginsel in strafzaken dat uit de voormelde grondwetsbepaling en internationale bepaling voortvloeit, gaat bovendien uit van de idee dat de strafwet moet worden geformuleerd in bewoordingen op grond waarvan eenieder, op het ogenblik waarop hij een gedrag aanneemt, kan uitmaken of dat gedrag al dan niet strafbaar is.
Het vereist dat de wetgever in voldoende nauwkeurige, duidelijke en rechtszekerheid biedende bewoordingen bepaalt welke feiten strafbaar worden gesteld, zodat, enerzijds, diegene die een gedrag aanneemt, vooraf op afdoende wijze kan inschatten wat het strafrechtelijke gevolg van dat gedrag zal zijn en, anderzijds, aan de rechter geen al te grote beoordelingsbevoegdheid wordt gelaten.
Het wettigheidsbeginsel in strafzaken staat evenwel niet eraan in de weg dat de wet aan de rechter een beoordelingsbevoegdheid toekent. Er dient immers rekening te worden gehouden met het algemene karakter van de wetten, de uiteenlopende situaties waarop zij van toepassing zijn en de evolutie van de gedragingen die zij bestraffen.
Aan het vereiste dat een misdrijf duidelijk moet worden omschreven in de wet is voldaan wanneer de rechtzoekende, op basis van de bewoordingen van de relevante bepaling en, indien nodig, met behulp van de interpretatie daarvan door de rechtscolleges, kan weten voor welke handelingen en welke verzuimen hij strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld.
Enkel bij het onderzoek van een specifieke strafbepaling is het mogelijk om, rekening houdend met de elementen eigen aan de misdrijven die zij wil bestraffen, te bepalen of de door de wetgever gehanteerde algemene bewoordingen zo vaag zijn dat ze het strafrechtelijk wettigheidsbeginsel zouden schenden.
B.8. De eisende partijen voor de verwijzende rechter verwijten de in het geding zijnde bepalingen aan de Koning een te ruime beoordelingsbevoegdheid toe te kennen ten aanzien van het al dan niet erkennen van een beroep als paramedisch beroep.
B.9.1. Het wettigheidsbeginsel in strafzaken belet niet dat de nadere omschrijving van het strafbare gedrag aan de Koning wordt opgedragen voor zover die machtiging voldoende nauwkeurig is omschreven en betrekking heeft op de tenuitvoerlegging van maatregelen waarvan de essentiële elementen vooraf door de wetgevende macht zijn vastgesteld.
B.9.2. De algemene doelstelling van de wet van 19 december 1990 « tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, de verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskundige commissies met het oog op de bescherming van de beroepstitels van medici en paramedici » (hierna : de wet van 19 december 1990), die aan de oorsprong ligt van de gecoördineerde bepalingen die het voorwerp van de prejudiciële vraag uitmaken, bestond erin « het statuut van de paramedische beroepen in het perspectief van de Europese Eenheidsmarkt te beschermen » (Parl.
St., Kamer, 1989-1990, nr. 1256/3, p. 10) en te waken over de kwaliteit van de paramedische prestaties. Om die doelstelling te bereiken, werd de uitoefening van paramedische beroepen voorbehouden aan de personen die over de vereiste kwalificaties beschikken. In de ogen van de wetgever diende te worden gewaarborgd dat de personen die paramedische prestaties zouden verrichten, daartoe bekwaam waren en bijgevolg een voldoende opleiding hadden gekregen.
B.9.3. In het licht van die doelstellingen strekte de wet van 19 december 1990 ertoe een deelname mogelijk te maken van de vertegenwoordigers van de betrokken paramedische beroepen in de procedure voor het definiëren van de kwalificatievoorwaarden, titels en prestaties van elk paramedisch beroep (Parl. St., Kamer, 1989-1990, nr. 1256/3, p. 10).
Op grond van artikel 46bis van het koninklijk besluit nr. 78, dat artikel 141, tweede lid, van de wet van 10 mei 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009276 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009275 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009277 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent sluiten is geworden, werd de Technische Commissie voor de paramedische beroepen bijgevolg verzocht een eensluidend advies uit te brengen over, met name, de koninklijke besluiten tot vaststelling van de lijst van de prestaties en kwalificatievoorwaarden bepaald in artikel 71, § 1, van dezelfde wet. Daarnaast is ook voorzien in het advies van de Federale Raad voor de paramedische beroepen in het kader van de vaststelling, bij koninklijk besluit, van de beroepstitels waaronder de betrokkenen de paramedische prestaties verrichten (artikel 71, § 2, van dezelfde wet).
B.9.4. Teneinde de activiteiten te bepalen die onder de paramedische beroepen ressorteren en die dus zijn voorbehouden aan bepaalde personen, heeft de wetgever aan de Koning de zorg overgelaten om, enerzijds, de lijst van de paramedische beroepen vast te stellen (artikel 70 van de wet van 10 mei 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009276 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009275 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009277 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent sluiten) en, voor elk paramedisch beroep, de kwalificaties, titels en prestaties te bepalen (artikel 71 van dezelfde wet), en, anderzijds, de procedure te regelen met het oog op het verkrijgen van het voordeel van de verworven rechten, waardoor kan worden afgeweken van de kwalificatievoorwaarden van artikel 71 van dezelfde wet (artikel 153, § 4, van dezelfde wet).
B.10.1. De wet van 25 januari 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/01/1999 pub. 19/02/1999 numac 1999003046 bron ministerie van financien Wet houdende wijziging van het Wetboek van de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen overeenkomstig de richtlijn nr. 93/89/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen sluiten heeft vervolgens, in artikel 24 van het koninklijk besluit nr. 78 (thans artikel 72 van de wet van 10 mei 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009276 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009275 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009277 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent sluiten), een vereiste ingevoerd van een erkenning die door de minister van Volksgezondheid wordt verleend om prestaties of handelingen te mogen verrichten die onder een paramedisch beroep ressorteren : « De adviezen hieromtrent dienen gegeven te worden door de provinciale geneeskundige commissies die zullen nagaan of de voorgelegde opleiding en titels wel conform zijn. Op dit ogenblik houden deze provinciale geneeskundige commissies er elk een eigen interpretatie op na. Het is de bedoeling om, via de erkenning door Volksgezondheid, meer uniformiteit te creëren in deze opleidingen » (Parl. St., Senaat, 1998-1999, nr. 1-1175/3, p. 26).
B.10.2. De Koning is bijgevolg ertoe gemachtigd om, op advies van de Federale Raad voor de paramedische beroepen, de voorwaarden en de regels te bepalen tot het verkrijgen, het behouden en het intrekken van de erkenning (artikel 72, § 2, van de wet van 10 mei 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009276 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009275 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009277 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent sluiten), alsook de procedure om de verworven rechten te genieten (artikel 153, § § 1 tot 3, van dezelfde wet).
B.11.1. Uit hetgeen voorafgaat, vloeit voort dat, voor de paramedische beroepen, de wetgever de Koning ertoe heeft gemachtigd de kwalificatievoorwaarden en de lijst van de prestaties die onder elk paramedisch beroep ressorteren, te bepalen (artikel 71 van de wet van 10 mei 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009276 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009275 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009277 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent sluiten), en de erkenningsvoorwaarden en -procedure te regelen (artikel 72 van dezelfde wet), alsook de procedure om de verworven rechten te genieten (artikel 153 van dezelfde wet).
B.11.2. De wet van 19 december 1990 streefde drie doelstellingen na : « 1. Oprichting van een Technische Commissie voor de paramedische beroepen en vastlegging van de opdracht van de Academiën.
Het ontwerp verleent de Koning de bevoegdheid om de lijst van de paramedische beroepen op te stellen, zonder dat er betwisting kan ontstaan over de gevolgde procedure, wat tot op heden wel mogelijk was.
De Technische Commissie zou als een van haar taken advies aan de minister kunnen uitbrengen over de prestaties van elk paramedisch beroep en de voorwaarden voor de uitoefening ervan. Dat is van het grootste belang.
Bovendien moet worden gewezen op het feit dat de procedure waarvoor in het voorgelegde ontwerp werd gekozen, het voordeel biedt dat de paramedische beroepen niet langer aan de exclusieve censuur van de geneesheren zullen zijn onderworpen. Op dit ogenblik is dat krachtens artikel 46 van het koninklijk besluit nr. 78 wel het geval. 2. Gewaarborgde bescherming van de titels en vaststelling van straffen voor het onrechtmatig voeren van een bepaalde titel. De tekst bepaalt de aard van het gepleegde misdrijf alsmede de straffen die worden gesteld wanneer paramedische handelingen worden uitgevoerd door iemand die daartoe niet over de vereiste kwalificaties beschikt.
Vanzelfsprekend bieden de voorgestelde teksten aan studenten de mogelijkheid om binnen het raam van hun opleiding bepaalde handelingen te verrichten. De straffen zijn dus niet op hen van toepassing. [...] 3. De derde doelstelling ten slotte heeft betrekking op de overgangsbepalingen. [...] » (Parl. St., Kamer, 1989-1990, nr. 1256/3, pp. 4 en 5).
In de parlementaire voorbereiding werd eveneens aangegeven : « Bij ministerieel besluit werd een lijst van paramedische technieken opgesteld, na advies van de Raad van State - administratieve afdeling.
Nadien heeft de afdeling wetgeving van die Raad dat initiatief als onvoldoende beschouwd en werd het ministerieel besluit vernietigd.
Daarom dit wetsvoorstel om hoofdstuk II van bovengenoemd koninklijk besluit uit te voeren » (Parl. St., Senaat, 1988-1989, nr. 779-2, p. 2).
B.11.3. Uit al die elementen vloeit voort dat de machtiging aan de Koning Hem, in tegenstelling tot wat de eisende partijen voor de verwijzende rechter aanvoeren, niet toelaat te beschikken over een onbegrensde bevoegdheid bij de beslissing om een paramedisch beroep al dan niet te erkennen. De door de wetgever aan de Koning verleende machtiging is immers onlosmakelijk verbonden met het optreden van de Federale Raad voor de paramedische beroepen, die actief deelneemt aan de erkenning van die beroepen en aan de uitoefeningsvoorwaarden ervan.
Aldus begrepen, beantwoordt de machtiging die aan de Koning is verleend inzake de erkenning van de paramedische beroepen, aan de noodzaak dat de wetgeving zich kan aanpassen aan de paramedische context, zodat, bij de toepassing ervan, rekening kan worden gehouden met de ontwikkeling van de technieken en praktijken ter zake.
B.12. De eisende partijen voor de verwijzende rechter verwijten de in het geding zijnde bepalingen en in het bijzonder artikel 126 van de wet van 10 mei 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009276 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009275 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009277 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent sluiten voorts het stellen van de handelingen die zijn voorbehouden aan paramedische beroepen zonder houder te zijn van een vereiste titel, strafbaar te stellen en aldus toe te laten dat een misdrijf kan bestaan zonder dat het bepalende element van dat misdrijf gemotiveerd is.
B.13. Na de sanctie te hebben vastgesteld voor de personen die de handelingen zouden stellen die zijn voorbehouden aan een medisch of paramedisch beroep zonder over de vereiste titels te beschikken, definieert het voormelde artikel 126, in de punten 2° tot 6° ervan, op nauwkeurige wijze de verschillende omstandigheden waarin een persoon die sanctie opgelegd kan krijgen wanneer hij een paramedisch beroep uitoefent of daaraan deelneemt zonder over de vereiste titels te beschikken, of wanneer hij de regelmatige en normale uitoefening van een dergelijk beroep verhindert of belemmert.
B.14. Voor het overige vereist het wettigheidsbeginsel in strafzaken niet dat de wetgever op gedetailleerde wijze de opleiding bepaalt die een beoefenaar moet hebben gevolgd om sommige handelingen te mogen uitvoeren zonder zich bloot te stellen aan sancties. De wetgever mag aan de uitvoerende macht de zorg overlaten om die opleiding te preciseren in zoverre hijzelf de wezenlijke elementen ervan heeft bepaald.
Om die redenen, het Hof zegt voor recht : De artikelen 69, 70 en 126 van de gecoördineerde wet van 10 mei 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009276 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009275 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009277 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent sluiten betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen schenden niet artikel 12 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 7 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.
Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 10 oktober 2019.
De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, F. Daoût