Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 05 maart 2020

Uittreksel uit arrest nr. 124/2019 van 26 september 2019 Rolnummers 6935 en 6939 In zake : de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 4, § 1, derde lid, en 24 van de wet van 15 juni 1935 « op het gebruik der talen in gerechtszaken » Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters L. L(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2020201118
pub.
05/03/2020
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 124/2019 van 26 september 2019 Rolnummers 6935 en 6939 In zake : de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 4, § 1, derde lid, en 24 van de wet van 15 juni 1935Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/06/1935 pub. 11/10/2011 numac 2011000619 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet op het gebruik der talen in gerechtszaken Officieuze coördinatie in het Duits sluiten « op het gebruik der talen in gerechtszaken », gesteld door de Franstalige Rechtbank van eerste aanleg te Brussel.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke en P. Nihoul, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter F. Daoût, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging a. Bij vonnis van 18 mei 2018, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 29 mei 2018, heeft de Franstalige Rechtbank van eerste aanleg te Brussel de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Zijn de artikelen 4, § 1, derde lid, en 24 van de wet van 15 juni 1935Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/06/1935 pub. 11/10/2011 numac 2011000619 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet op het gebruik der talen in gerechtszaken Officieuze coördinatie in het Duits sluiten op het gebruik der talen in gerechtszaken in overeenstemming met de artikelen 10, 11 en 30 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 6 en 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, in zoverre zij geïnterpreteerd worden in die zin dat zij de oorspronkelijke verweerder die door de eerste rechter bij verstek is veroordeeld luidens een in eerste aanleg uitgesproken vonnis verbieden om in hoger beroep een verwijzing van de zaak naar de rechtbank van de andere taalrol te vragen, terwijl de oorspronkelijke verweerder die door de eerste rechter bij verstek is veroordeeld luidens een in laatste aanleg uitgesproken vonnis daarentegen wel over de mogelijkheid zou beschikken om een verandering van taal te vragen in het kader van de procedure in verzet tegen het genoemde vonnis, en dat terwijl, in beide gevallen, zowel wat de procedure in verzet als de procedure in hoger beroep betreft, de vraag tot verandering van taal of tot verwijzing naar de rechtbank van de andere taalrol vóór elk verweer en elke exceptie is geformuleerd door de oorspronkelijke niet-verschenen verweerder ? ».b. Bij vonnis van 16 mei 2018, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 31 mei 2018, heeft de Franstalige Rechtbank van eerste aanleg te Brussel de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1.Schendt artikel 24 van de wet van 15 juni 1935Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/06/1935 pub. 11/10/2011 numac 2011000619 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet op het gebruik der talen in gerechtszaken Officieuze coördinatie in het Duits sluiten op het gebruik der talen in gerechtszaken, geïnterpreteerd in die zin dat het een vraag tot verandering van taal verbiedt in hoger beroep, de artikelen 10, 11 en 30 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 6 en 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre : - de vraag tot verandering van taal zou zijn toegestaan voor een verzet, gewoon rechtsmiddel dat openstaat voor de verweerder die bij verstek is veroordeeld door een vonnis in eerste aanleg, uitgesproken in laatste aanleg, - maar dat niet zou zijn voor een hoger beroep, enig gewoon rechtsmiddel dat beschikbaar is voor de verweerder die bij verstek is veroordeeld door een vonnis in eerste aanleg, uitgesproken in eerste aanleg, - terwijl in de twee onderzochte gevallen de vraag tot verandering van taal (in de ruime zin van het woord) (in limine litis) wordt geformuleerd in de eerste proceshandeling die door de oorspronkelijke niet-verschenen verweerder wordt gesteld ? 2. Neemt artikel 24 van de wet van 15 juni 1935Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/06/1935 pub. 11/10/2011 numac 2011000619 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet op het gebruik der talen in gerechtszaken Officieuze coördinatie in het Duits sluiten op het gebruik der talen in gerechtszaken, in samenhang gelezen met artikel 4 van diezelfde wet, de artikelen 10, 11 en 30 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 6 en 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in acht wanneer het in die zin wordt geïnterpreteerd dat : - het niet de mogelijkheid uitsluit .voor de appellant, oorspronkelijk verweerder die bij verstek is veroordeeld bij een beslissing die door de eerste rechter is uitgesproken in eerste aanleg, om, . net zoals de eiser in verzet, oorspronkelijk verweerder die bij verstek is veroordeeld bij een beslissing die door de eerste rechter is uitgesproken in laatste aanleg, - (in limine litis), in de eerste proceshandeling die door de oorspronkelijke niet-verschenen verweerder wordt gesteld, de verwijzing te vragen naar de overeenkomstige Brusselse rechtbank van de andere taalrol ? ».

Die zaken, ingeschreven onder de nummers 6935 en 6939 van de rol van het Hof, werden samengevoegd. (...) III. In rechte (...) B.1.1. Artikel 4, § 1, van de wet van 15 juni 1935Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/06/1935 pub. 11/10/2011 numac 2011000619 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet op het gebruik der talen in gerechtszaken Officieuze coördinatie in het Duits sluiten « op het gebruik der talen in gerechtszaken » (hierna : de wet van 15 juni 1935Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/06/1935 pub. 11/10/2011 numac 2011000619 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet op het gebruik der talen in gerechtszaken Officieuze coördinatie in het Duits sluiten), gewijzigd bij artikel 47 van de wet van 19 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/07/2012 pub. 22/08/2012 numac 2012009297 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de hervorming van het gerechtelijk arrondissement Brussel sluiten « betreffende de hervorming van het gerechtelijk arrondissement Brussel » (hierna : de wet van 19 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/07/2012 pub. 22/08/2012 numac 2012009297 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de hervorming van het gerechtelijk arrondissement Brussel sluiten), bepaalt : « Behoudens de gevallen van artikel 3 wordt het gebruik der talen voor geheel de rechtspleging in betwiste zaken voor de gerechten van eerste aanleg waarvan de zetel in het arrondissement Brussel is gevestigd, en, wanneer de vordering het bedrag vastgesteld in artikel 590 van het Gerechtelijk wetboek overschrijdt, voor de politierechtbank van Brussel die zitting houdt in de aangelegenheden bedoeld in artikel 601bis van hetzelfde Wetboek geregeld als volgt : De akte tot inleiding van het geding wordt in het Fransch gesteld, indien de verweerder woonachtig is in het Frans taalgebied; in het Nederlandsch, indien de verweerder woonachtig is in het Nederlands taalgebied; in het Fransch of in het Nederlandsch, ter keuze van den eischer, indien de verweerder woonachtig is in eene gemeente van de Brusselsche agglomeratie of geen gekende woonplaats in België heeft.

De rechtspleging wordt voortgezet in de taal der akte tot inleiding van het geding, tenzij de verweerder, voor alle verweer en alle exceptie, zelfs van onbevoegdheid, vraagt dat de rechtspleging in de andere taal wordt voortgezet indien het een rechtspleging betreft die werd ingeleid voor de vrederechter, dan wel naar de anderstalige rechtbank van het arrondissement wordt verwezen, indien het een rechtspleging betreft die werd ingeleid voor de rechtbank van eerste aanleg, de arbeidsrechtbank, de rechtbank van koophandel of de politierechtbank ».

Artikel 24 van de wet van 15 juni 1935Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/06/1935 pub. 11/10/2011 numac 2011000619 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet op het gebruik der talen in gerechtszaken Officieuze coördinatie in het Duits sluiten bepaalt : « Voor al de rechtscolleges in hooger beroep wordt, voor de rechtspleging, de taal gebruikt waarin de bestreden beslissing is gesteld ».

B.1.2. Uit de parlementaire voorbereiding van artikel 4, § 1, van de wet van 15 juni 1935Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/06/1935 pub. 11/10/2011 numac 2011000619 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet op het gebruik der talen in gerechtszaken Officieuze coördinatie in het Duits sluiten blijkt dat de wetgever « voorrang aan de taal van den verweerder [geeft]. Deze moet dus vóór alles weten wat men van hem vergt » (Parl. St., Senaat, 1934-1935, nr. 86, p. 14). Om de taal van de verweerder te bepalen, is de wetgever van oordeel dat het taalgebied van de woonplaats van de verweerder het meest geschikte criterium is dat de verweerder de grootste bescherming biedt. Tijdens de parlementaire voorbereiding werd benadrukt dat dit geen absolute regel is, maar een criterium dat omringd is met verscheidene waarborgen (Hand., Senaat, 11 april 1935, p. 516).

B.1.3. Uit dezelfde parlementaire voorbereiding blijkt dat de regel volgens welke enkel de verweerder, krachtens artikel 4, § 1, derde lid, kan vragen om de taal van de rechtspleging te veranderen, in het verlengde ligt van artikel 4, § 1, tweede lid, dat de taal van de gedinginleidende akte bepaalt. De wetgever bevestigt ook hier de voorrang van de taal van de verweerder, die moet kunnen begrijpen wat van hem wordt geëist (Parl. St., Senaat, 1934-1935, nr. 86, p. 14;

Hand., Senaat, 11 april 1935, p. 516).

B.1.4. Bij de wijziging van de voormelde artikelen door de wet van 19 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/07/2012 pub. 22/08/2012 numac 2012009297 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de hervorming van het gerechtelijk arrondissement Brussel sluiten werd aan de fundamentele beginselen van de wet van 15 juni 1935Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/06/1935 pub. 11/10/2011 numac 2011000619 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet op het gebruik der talen in gerechtszaken Officieuze coördinatie in het Duits sluiten niet geraakt en werd beklemtoond dat de rechten van de partijen die voortvloeien uit deze taalwet integraal worden gevrijwaard (Parl.

St., Kamer, 2011-2012, DOC 53-2140/001, pp. 9-11, en DOC 53-2140/005, pp. 7 en 25). Wel is voorzien in bijkomende mogelijkheden tot verwijzing of wijziging van de taal van de rechtspleging (Parl. St., Kamer, 2011-2012, DOC 53-2140/001, pp. 9-11).

Ook tijdens de parlementaire voorbereiding van het ontwerp tot herziening van de Grondwet dat tot artikel 157bis van de Grondwet heeft geleid, heeft de bevoegde staatssecretaris benadrukt dat « de fundamentele uitgangspunten van de taalwetgeving niet worden gewijzigd » en dat « de rechtsleer en rechtspraak die zich hebben ontwikkeld inzake de toepassing van die regelgeving onverkort [blijven] gelden » (Parl. St., Senaat, 2011-2012, nr. 5-1673/3, pp. 14-16 en 178).

B.1.5. Artikel 157bis van de Grondwet bepaalt : « De essentiële elementen van de hervorming met betrekking tot het gebruik der talen in gerechtszaken in het gerechtelijk arrondissement Brussel, alsook de ermee overeenstemmende aspecten inzake het parket, de zetel en het rechtsgebied, kunnen niet worden gewijzigd dan bij een wet aangenomen met de in artikel 4, laatste lid, bepaalde meerderheid. [...] ».

B.2. Uit de elementen van de zaken en uit de motieven van de verwijzingsbeslissingen blijkt dat, in beide zaken, de appellant is veroordeeld bij een vonnis dat bij verstek in het Frans en in eerste aanleg is uitgesproken, en dat hij in zijn akte van hoger beroep, in limine litis, heeft gevraagd de taal van de rechtspleging te veranderen, alsook de zaak te verwijzen naar de Nederlandstalige Rechtbank van eerste aanleg te Brussel.

De prejudiciële vragen gaan uit van de vaststelling dat de combinatie van de artikelen 4, § 1, derde lid, en 24 van de wet van 15 juni 1935Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/06/1935 pub. 11/10/2011 numac 2011000619 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet op het gebruik der talen in gerechtszaken Officieuze coördinatie in het Duits sluiten een onderscheid zou maken tussen, enerzijds, een oorspronkelijke verweerder die is veroordeeld bij een vonnis dat in eerste aanleg bij verstek is uitgesproken en, anderzijds, een oorspronkelijke verweerder die is veroordeeld bij een in laatste aanleg bij verstek uitgesproken vonnis.

Aan het Hof worden vragen gesteld over de bestaanbaarheid van de artikelen 4, § 1, derde lid, en 24 van de wet van 15 juni 1935Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/06/1935 pub. 11/10/2011 numac 2011000619 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet op het gebruik der talen in gerechtszaken Officieuze coördinatie in het Duits sluiten met de artikelen 10, 11 en 30 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 6 en 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, in die interpretatie dat uit de combinatie van beide in het geding zijnde bepalingen een onverantwoord verschil in behandeling zou voortvloeien, enerzijds, tussen de in eerste aanleg bij verstek veroordeelde verweerder die, wanneer hij hoger beroep instelt, geen verandering van de taal van de rechtspleging zou kunnen vragen en, anderzijds, de oorspronkelijke verweerder die in laatste aanleg bij verstek is veroordeeld en over dat recht zou beschikken.

B.3.1. Artikel 1047, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals gewijzigd bij artikel 143 van de wet van 6 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/07/2017 pub. 24/07/2017 numac 2017030652 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende vereenvoudiging, harmonisering, informatisering en modernisering van bepalingen van burgerlijke recht en van burgerlijk procesrecht alsook van het notariaat, en houdende diverse bepalingen inzake justitie sluiten « houdende vereenvoudiging, harmonisering, informatisering en modernisering van bepalingen van burgerlijk recht en van burgerlijk procesrecht alsook van het notariaat, en houdende diverse bepalingen inzake justitie », bepaalt : « Tegen ieder verstekvonnis dat in laatste aanleg is gewezen kan verzet worden gedaan, onverminderd de bij de wet bepaalde uitzonderingen.

Het verzet wordt betekend bij gerechtsdeurwaardersexploot, dat dagvaarding inhoudt om te verschijnen voor de rechter die het verstekvonnis heeft gewezen.

Met instemming van de partijen kan hun vrijwillige verschijning die formaliteiten vervangen.

De akte van verzet bevat, op straffe van nietigheid, de middelen van de eiser in verzet.

Het verzet kan door de partij, haar raadsman of de voor de partij optredende gerechtsdeurwaarder worden ingeschreven in een register dat daartoe gehouden wordt ter griffie van het gerecht dat de beslissing heeft gewezen. De inschrijving omvat de namen van de partijen en hun raadslieden alsook de datum van de beslissing en van het verzet ».

Hieruit vloeit voort dat de verstekvonnissen die de drempel van de aanleg bereiken overeenkomstig de artikelen 617 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek alleen nog kunnen worden bestreden door middel van het hoger beroep krachtens artikel 1050 van hetzelfde Wetboek, op voorwaarde dat de wet niet anders heeft bepaald.

B.3.2. Uit die wijziging vloeit voort dat het hoger beroep ingesteld door een oorspronkelijke verweerder die bij verstek in eerste aanleg is veroordeeld, voortaan dezelfde finaliteit heeft als het verzet door een oorspronkelijke verweerder tegen een in laatste aanleg gewezen vonnis : namelijk de debatten heropenen die plaatshadden voor het rechtscollege waarvoor de zaak eerder aanhangig was, teneinde de elementen van tegenspraak te bezorgen aan het rechtscollege in hoger beroep waarover de eerste rechter niet beschikte, en bijgevolg het rechtscollege in hoger beroep toe te laten een nieuw vonnis te wijzen.

Het gaat aldus in beide hypothesen erom het beginsel van de tegenspraak en de rechten van de verdediging te doen naleven.

B.4.1. Bij de regeling van het taalgebruik in gerechtszaken dient de wetgever de individuele vrijheid van de rechtsonderhorige om zich van de taal van zijn keuze te bedienen te verzoenen met de goede werking van de rechtsbedeling. Bovendien dient de wetgever daarbij rekening te houden met de taalverscheidenheid die verankerd is in artikel 4 van de Grondwet, dat vier taalgebieden vastlegt, waarvan er één tweetalig is.

Hij vermag dan ook de individuele vrijheid van de rechtsonderhorige ondergeschikt te maken aan de goede werking van de rechtsbedeling.

B.4.2. Dat neemt niet weg dat, wanneer de wetgever, ter uitvoering van artikel 30 van de Grondwet, het gebruik van de talen regelt voor gerechtszaken, hij hierbij het in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet gewaarborgde beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie en het door artikel 13 van de Grondwet en door artikel 6, lid 1, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens gewaarborgde recht van toegang tot de rechter dient te eerbiedigen.

B.5. Luidens het voormelde artikel 24 van de wet van 15 juni 1935Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/06/1935 pub. 11/10/2011 numac 2011000619 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet op het gebruik der talen in gerechtszaken Officieuze coördinatie in het Duits sluiten wordt voor de rechtspleging « de taal gebruikt waarin de bestreden beslissing is gesteld ».

Luidens artikel 4, § 1, derde lid, van dezelfde wet kan de verweerder evenwel, vóór elk verweer en elke exceptie, zelfs van onbevoegdheid, vragen dat de rechtspleging wordt voortgezet in de andere taal dan die welke is gebruikt voor het opstellen van de « akte tot inleiding van het geding ».

B.6. Indien de combinatie van de artikelen 4, § 1, derde lid, en 24 van de wet van 15 juni 1935Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/06/1935 pub. 11/10/2011 numac 2011000619 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet op het gebruik der talen in gerechtszaken Officieuze coördinatie in het Duits sluiten zo moet worden geïnterpreteerd dat de verweerder die verstek laat gaan en in eerste aanleg is veroordeeld, de verandering van taal in limine litis voor het rechtscollege in hoger beroep niet kan vragen, terwijl de verweerder die verstek laat gaan en in laatste aanleg bij verstek is veroordeeld, dat wel kan vragen wanneer hij hoger beroep instelt, dan voert zij ten koste van de verweerder die verstek laat gaan en in eerste aanleg is veroordeeld, een verschil in behandeling in dat niet redelijk is verantwoord.

Niets verantwoordt immers dat een verwerende partij die bij verstek is veroordeeld en per definitie nog geen middel van verweer heeft kunnen uiteenzetten, wanneer zij hoger beroep instelt, geen verandering van taal kan vragen.

Die interpretatie is bovendien in strijd met de rechten van verdediging van de rechtzoekende die verstek laat gaan en in eerste aanleg is veroordeeld, zoals die zijn gewaarborgd bij artikel 6, lid 1, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.

Hoewel het Europees Hof voor de Rechten van de Mens aanvaardt dat het recht op toegang tot een rechtbank om geschillen over burgerlijke rechten en verplichtingen te beslechten, niet absoluut is en rechtsmiddelen afhankelijk kunnen worden gesteld van ontvankelijkheidsvoorwaarden, dienen die voorwaarden redelijk evenredig te zijn met het gewettigde doel dat zij nastreven (EHRM, 7 juli 2009, Stagno t. België, § 25; grote kamer, 17 januari 2012, Stanev t. Bulgarije, §§ 229-230). De reglementering inzake het recht op toegang tot een rechter moet steeds de rechtszekerheid en de goede rechtsbedeling nastreven en mag geen soort van belemmering vormen die de rechtzoekende belet dat de inhoud van zijn geschil wordt beslecht door het bevoegde rechtscollege (EHRM, 7 juli 2009, Stagno t. België, § 25; 29 maart 2011, RTBF t. België, § 69).

De verenigbaarheid van die beperkingen met het recht op toegang tot een rechter wordt beoordeeld rekening houdend met de bijzonderheden van de in het geding zijnde procedure en van het hele proces (EHRM, 29 maart 2011, RTBF t. België, § 70).

B.7. In de in B.6 vermelde interpretatie dient de prejudiciële vraag in de zaak nr. 6935 ontkennend te worden beantwoord en de eerste prejudiciële vraag in de zaak nr. 6939 bevestigend te worden beantwoord.

B.8. De beide in het geding zijnde bepalingen kunnen evenwel anders worden geïnterpreteerd, in zoverre zij van toepassing zijn op het hoger beroep tegen een in eerste aanleg bij verstek gewezen vonnis.

Gelezen in het licht van de teksten vermeld in B.1.1 en B.3.1 kunnen de bewoordingen van artikel 24 « de taal [...] waarin de bestreden beslissing is gesteld » alleen van toepassing zijn op een hoger beroep ingesteld tegen een op tegenspraak gewezen vonnis.

B.9. Immers, teneinde niet in te gaan tegen de geest van de wet van 15 juni 1935Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/06/1935 pub. 11/10/2011 numac 2011000619 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet op het gebruik der talen in gerechtszaken Officieuze coördinatie in het Duits sluiten en de artikelen 4 en 24 van die wet niet uit te hollen, dienen die twee bepalingen zo te worden geïnterpreteerd dat zij de oorspronkelijke verweerder die in eerste aanleg bij verstek is veroordeeld, niet verbieden om, in hoger beroep, de verandering van de taal van de rechtspleging te vragen.

Aan de oorspronkelijke verweerder die verstek laat gaan, dient het recht te worden toegekend een verandering van taal in limine litis te vragen, met andere woorden in de eerste proceshandeling die die verweerder heeft gesteld, zelfs indien die eerste proceshandeling plaatsheeft in hoger beroep.

B.10. In de in B.8 en B.9 vermelde interpretatie dient de tweede prejudiciële vraag in de zaak nr. 6939 bevestigend te worden beantwoord.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : - De artikelen 4, § 1, derde lid, en 24 van de wet van 15 juni 1935Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/06/1935 pub. 11/10/2011 numac 2011000619 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet op het gebruik der talen in gerechtszaken Officieuze coördinatie in het Duits sluiten « op het gebruik der talen in gerechtszaken » schenden de artikelen 10, 11 en 30 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 6 en 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, indien zij zo worden geïnterpreteerd dat zij een verweerder die verstek laat gaan, niet toelaten om in limine litis een verandering van taal te vragen wanneer die verweerder hoger beroep instelt tegen een in eerste aanleg gewezen vonnis. - Dezelfde bepalingen schenden niet de artikelen 10, 11 en 30 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 6 en 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, indien zij zo worden geïnterpreteerd dat zij een verweerder die verstek laat gaan, toelaten om in limine litis een verandering van taal te vragen wanneer die verweerder hoger beroep instelt tegen een in eerste aanleg gewezen vonnis.

Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 26 september 2019.

De griffier, De voorzitter, P.-Y. Dutilleux F. Daoût

^