gepubliceerd op 23 april 2020
Uittreksel uit arrest nr. 176/2019 van 14 november 2019 Rolnummer 6822 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 259bis-9, § 1, vierde lid, en § 1/1, vierde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals dat artikel werd vervangen Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters L. L(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 176/2019 van 14 november 2019 Rolnummer 6822 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 259bis-9, § 1, vierde lid, en § 1/1, vierde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals dat artikel werd vervangen bij artikel 244 van de
wet van 6 juli 2017Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/07/2017
pub.
24/07/2017
numac
2017030652
bron
federale overheidsdienst justitie
Wet houdende vereenvoudiging, harmonisering, informatisering en modernisering van bepalingen van burgerlijke recht en van burgerlijk procesrecht alsook van het notariaat, en houdende diverse bepalingen inzake justitie
sluiten « houdende vereenvoudiging, harmonisering, informatisering en modernisering van bepalingen van burgerlijk recht en van burgerlijk procesrecht alsook van het notariaat, en houdende diverse bepalingen inzake justitie », ingesteld door P.F. Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters L. Lavrysen, J.-P. Moerman, P. Nihoul, T. Giet en J. Moerman, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter F. Daoût, wijst na beraad het volgende arrest : I. - Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 18 januari 2018 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 19 januari 2018, heeft P.F. beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 259bis-9, § 1, vierde lid, en § 1/1, vierde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals dat artikel werd gewijzigd bij artikel 244 van de
wet van 6 juli 2017Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/07/2017
pub.
24/07/2017
numac
2017030652
bron
federale overheidsdienst justitie
Wet houdende vereenvoudiging, harmonisering, informatisering en modernisering van bepalingen van burgerlijke recht en van burgerlijk procesrecht alsook van het notariaat, en houdende diverse bepalingen inzake justitie
sluiten « houdende vereenvoudiging, harmonisering, informatisering en modernisering van bepalingen van burgerlijk recht en van burgerlijk procesrecht alsook van het notariaat, en houdende diverse bepalingen inzake justitie » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 24 juli 2017). (...) II. - In rechte (...) Ten aanzien van de bestreden bepalingen en de context ervan B.1. Een persoon die het beroep van advocaat niet heeft uitgeoefend gedurende minstens vijftien jaar, kan niet worden benoemd tot substituut-procureur des Konings indien hij niet is geslaagd voor het examen inzake beroepsbekwaamheid waarin artikel 259bis-9, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek voorziet, of geen houder is van het « getuigschrift waaruit blijkt dat hij de bij artikel 259octies [van hetzelfde Wetboek] voorgeschreven gerechtelijke stage met vrucht heeft voltooid » (artikel 194, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek, laatst gewijzigd bij artikel 240 van de
wet van 6 juli 2017Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/07/2017
pub.
24/07/2017
numac
2017030652
bron
federale overheidsdienst justitie
Wet houdende vereenvoudiging, harmonisering, informatisering en modernisering van bepalingen van burgerlijke recht en van burgerlijk procesrecht alsook van het notariaat, en houdende diverse bepalingen inzake justitie
sluiten « houdende vereenvoudiging, harmonisering, informatisering en modernisering van bepalingen van burgerlijke recht en van burgerlijk procesrecht alsook van het notariaat, en houdende diverse bepalingen inzake justitie » en artikel 194bis van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 10 van de wet van 23 maart 2019 « tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op een betere werking van de rechterlijke orde en van de Hoge Raad voor de Justitie »).
De gerechtelijke stage is enkel toegankelijk voor de geslaagden van het vergelijkend examen voor de toelating tot de gerechtelijke stage bepaald in de artikelen 259bis-9, § 1, en 259octies, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek (artikel 259bis-9, § 1/1, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij artikel 244, 2°, van de wet van 6 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/07/2017 pub. 24/07/2017 numac 2017030652 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende vereenvoudiging, harmonisering, informatisering en modernisering van bepalingen van burgerlijke recht en van burgerlijk procesrecht alsook van het notariaat, en houdende diverse bepalingen inzake justitie sluiten).
Het examen inzake beroepsbekwaamheid en het vergelijkend examen voor de toelating tot de gerechtelijke stage zijn bedoeld om « de voor de uitoefening van het ambt van magistraat noodzakelijke maturiteit en bekwaamheid te beoordelen » (artikel 259bis-9, § 1, tweede lid, eerste zin, van het Gerechtelijk Wetboek).
B.2.1. Artikel 244, 1°, van de wet van 6 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/07/2017 pub. 24/07/2017 numac 2017030652 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende vereenvoudiging, harmonisering, informatisering en modernisering van bepalingen van burgerlijke recht en van burgerlijk procesrecht alsook van het notariaat, en houdende diverse bepalingen inzake justitie sluiten voegt in artikel 259bis-9, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek een vierde lid in, dat luidt : « De kandidaten die vijf keer niet geslaagd zijn voor het examen inzake beroepsbekwaamheid worden uitgesloten van elke latere deelname aan dat examen ».
Artikel 244, 2°, van de wet van 6 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/07/2017 pub. 24/07/2017 numac 2017030652 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende vereenvoudiging, harmonisering, informatisering en modernisering van bepalingen van burgerlijke recht en van burgerlijk procesrecht alsook van het notariaat, en houdende diverse bepalingen inzake justitie sluiten voegt in artikel 259bis-9, § 1/1, van het Gerechtelijk Wetboek een vierde lid in dat luidt : « De kandidaten die vijf keer niet geslaagd zijn voor het vergelijkend toelatingsexamen tot de gerechtelijke stage worden uitgesloten van elke latere deelname aan het vergelijkend toelatingsexamen tot de gerechtelijke stage ».
B.2.2. Artikel 291 van de wet van 6 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/07/2017 pub. 24/07/2017 numac 2017030652 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende vereenvoudiging, harmonisering, informatisering en modernisering van bepalingen van burgerlijke recht en van burgerlijk procesrecht alsook van het notariaat, en houdende diverse bepalingen inzake justitie sluiten bepaalt dat, in verband met de toepassing van beide voormelde teksten, « uitsluitend rekening [wordt] gehouden met examens van beroepsbekwaamheid of vergelijkende toelatingsexamens tot de gerechtelijke stage georganiseerd na de inwerkingtreding van deze wet ».
Die wet is in werking getreden op 3 augustus 2017.
Ten aanzien van het belang van de verzoeker B.3. De Grondwet en de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof vereisen dat elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die een beroep tot vernietiging instelt, doet blijken van een belang. Van het vereiste belang doen slechts blijken de personen wier situatie door de bestreden norm rechtstreeks en ongunstig zou kunnen worden geraakt; bijgevolg is de actio popularis niet toelaatbaar.
B.4.1. De verzoeker is parketjurist sinds 2002.
Een parketjurist is lid van het « gerechtspersoneel » van niveau A dat een « gerechtelijk ambt » uitoefent dat erin bestaat de magistraten van het openbaar ministerie bij te staan, door het werk van die magistraten op juridisch vlak voor te bereiden, onder hun gezag en volgens hun aanwijzingen, met uitsluiting van de aan de griffiers of aan de secretarissen opgedragen taken (artikel 162, § § 1 en 2, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, vervangen bij artikel 18 van de wet van 25 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/04/2007 pub. 01/06/2007 numac 2007009412 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek inzonderheid met betrekking tot bepalingen inzake het gerechtspersoneel van het niveau A, de griffiers en de secretarissen en inzake de rechterlijke organisatie type wet prom. 25/04/2007 pub. 08/05/2007 numac 2007201376 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten « tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek inzonderheid met betrekking tot bepalingen inzake het gerechtspersoneel van het niveau A, de griffiers en de secretarissen en inzake de rechterlijke organisatie »). Een parketjurist kan, onder bepaalde voorwaarden, ertoe worden gemachtigd een aantal bevoegdheden van de magistraten van het openbaar ministerie uit te oefenen (artikel 162, § 2, derde tot zevende lid, van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij artikel 197 van de wet van 5 februari 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/02/2016 pub. 19/02/2016 numac 2016009064 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie sluiten « tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie » en gewijzigd bij artikel 38 van de wet van 4 mei 2016 « houdende internering en diverse bepalingen inzake Justitie »).
B.4.2. Zowel de kandidaat voor het examen inzake beroepsbekwaamheid als de kandidaat voor het vergelijkend examen voor de toelating tot de gerechtelijke stage kunnen, in hun aanvraag tot deelname aan die selectieproeven, kiezen voor « strafrecht, met inbegrip van strafprocesrecht » als juridische referentiematerie voor een heel groot deel van de schriftelijke en mondelinge proeven van het examen of van het vergelijkend examen (bijlage bij het ministerieel besluit van 31 juli 2018Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 31/07/2018 pub. 05/09/2018 numac 2018031407 bron federale overheidsdienst justitie Ministerieel besluit houdende de bekrachtiging van de programma's van het examen inzake beroepsbekwaamheid en van het vergelijkend toelatingsexamen tot de gerechtelijke stage sluiten « houdende de bekrachtiging van de programma's van het examen inzake beroepsbekwaamheid en van het vergelijkend toelatingsexamen tot de gerechtelijke stage »).
Uit het dossier dat de verzoeker aan het Hof heeft voorgelegd, blijkt dat hij zonder succes heeft deelgenomen aan de schriftelijke proef van het vergelijkend examen voor de toelating tot de gerechtelijke stage georganiseerd in de loop van het gerechtelijk jaar 2013-2014, alsook aan die van het vergelijkend examen van het gerechtelijk jaar 2014-2015, waarbij hij telkens heeft gekozen voor de materie « strafrecht, met inbegrip van strafprocesrecht ».
B.5. Zoals in B.2.2 is vermeld, zal de in artikel 259bis-9, § 1, vierde lid, van het Gerechtelijk Wetboek opgenomen regel alleen op de verzoeker van toepassing zijn indien hij vijf keer niet slaagt voor een examen inzake beroepsbekwaamheid georganiseerd na 3 augustus 2017, terwijl de in artikel 259bis-9, § 1/1, vierde lid, van hetzelfde Wetboek opgenomen regel op hem alleen van toepassing zal zijn indien hij nog vijf keer niet slaagt voor het vergelijkend examen voor de toelating tot de gerechtelijke stage georganiseerd na dezelfde datum.
B.6. De verzoeker leidt zijn belang bij het vorderen van de vernietiging van die bepalingen af uit de omstandigheid dat, indien hij vijf keer niet slaagt voor zowel het examen als het vergelijkend examen, de in die bepalingen vervatte regels hem zullen beletten zich nog in te schrijven voor de ene of de andere van die selectieproeven, terwijl hij zonder die bepalingen nog bijna twintig keer had kunnen deelnemen aan zowel het examen als het vergelijkend examen vóór het einde van zijn loopbaan van parketjurist.
B.7. De bestreden bepalingen kunnen het maximumaantal examens en vergelijkende examens waarvoor de verzoeker zich had kunnen inschrijven indien zij niet waren aangenomen, aanzienlijk verminderen.
B.8. In tegenstelling tot wat de Ministerraad aanvoert, kunnen de bestreden bepalingen de verzoeker dus rechtstreeks en ongunstig in zijn situatie raken.
Hij doet dus blijken van een belang bij het vorderen van de vernietiging van die bepalingen.
B.9. Het beroep is ontvankelijk.
Ten aanzien van het eerste middel B.10. Het middel is afgeleid uit de schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre de bestreden bepalingen, door een parketjurist die substituut-procureur des Konings wenst te worden, te verbieden om meer dan vijf keer deel te nemen aan het examen inzake beroepsbekwaamheid of aan het vergelijkend examen voor de toelating tot de gerechtelijke stage, een eerste niet te verantwoorden verschil in behandeling zouden invoeren tussen, enerzijds, dat lid van het « gerechtspersoneel » en, anderzijds, de parketsecretaris, die vrij blijft om zich zoveel keer als hij wenst kandidaat te stellen voor een benoeming door bevordering tot hoofdsecretaris bij het parket, alsook een tweede evenzeer niet te verantwoorden verschil in behandeling tussen, enerzijds, de voormelde parketjurist en de parketjurist die wenst te worden benoemd door bevordering tot hoofdsecretaris bij het parket.
B.11. De bestreden bepalingen maken deel uit van een geheel van regels die de voorwaarden bepalen voor de benoeming van de magistraten van de rechterlijke orde.
Zij maken als dusdanig geen enkel onderscheid tussen de parketjurist en de parketsecretaris of onder parketjuristen.
B.12. De bestreden bepalingen beperken voortaan het aantal deelnames aan het examen inzake beroepsbekwaamheid en aan het vergelijkend examen voor de toelating tot de gerechtelijke stage, die worden georganiseerd voor « gemotiveerde en bekwame kandidaten » (Parl. St., Kamer, 2016-2017, DOC 54-2259/001, p. 177). Zij strekken ertoe te vermijden « dat kandidaten meermaals deelnemen [...], vaak onvoorbereid » (ibid.), hetgeen de werklast van de Hoge Raad voor de Justitie die die selecties van kandidaten voor een benoeming tot magistraat van de rechtelijke orde moet organiseren, nodeloos vergroot.
B.13. Naar het voorbeeld van de parketjurist maken de leden van een parketsecretariaat deel uit van het « gerechtspersoneel ». Zowel de parketjurist als de parketsecretaris hebben de opdracht om de magistraten bij te staan (artikelen 162, § 1, en 176 van het Gerechtelijk Wetboek, respectievelijk vervangen bij de artikelen 18 en 34 van de wet van 25 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/04/2007 pub. 01/06/2007 numac 2007009412 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek inzonderheid met betrekking tot bepalingen inzake het gerechtspersoneel van het niveau A, de griffiers en de secretarissen en inzake de rechterlijke organisatie type wet prom. 25/04/2007 pub. 08/05/2007 numac 2007201376 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten).
Het statuut van parketjurist verschilt niettemin aanzienlijk van dat van parketsecretaris. De eerste is lid van het « gerechtspersoneel » benoemd in niveau A (artikel 162, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek), terwijl de tweede is benoemd in niveau B (artikel 172, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, vervangen bij artikel 30 van de wet van 25 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/04/2007 pub. 01/06/2007 numac 2007009412 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek inzonderheid met betrekking tot bepalingen inzake het gerechtspersoneel van het niveau A, de griffiers en de secretarissen en inzake de rechterlijke organisatie type wet prom. 25/04/2007 pub. 08/05/2007 numac 2007201376 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten). De parketjurist maakt geen deel uit van het parketsecretariaat en zijn rol bestaat niet erin de taken uit te voeren die het Gerechtelijk Wetboek toekent aan de parketsecretaris (artikel 162, § 2, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek). Hij kan daarentegen, zoals is vermeld in B.4.1, ertoe worden gemachtigd een aantal bevoegdheden van de magistraten van het openbaar ministerie uit te oefenen.
B.14. Het statuut van magistraat van de rechterlijke orde verschilt eveneens aanzienlijk van dat van hoofdsecretaris van het parketsecretariaat.
In tegenstelling tot die laatstgenoemde maakt de magistraat geen deel uit van het « gerechtspersoneel ». De hoofdsecretaris oefent zijn opdrachten uit « onder gezag en toezicht » van een magistraat (artikel 173, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, vervangen bij artikel 31 van de wet van 25 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/04/2007 pub. 01/06/2007 numac 2007009412 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek inzonderheid met betrekking tot bepalingen inzake het gerechtspersoneel van het niveau A, de griffiers en de secretarissen en inzake de rechterlijke organisatie type wet prom. 25/04/2007 pub. 08/05/2007 numac 2007201376 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten, vervolgens gewijzigd bij artikel 46, 1°, van de wet van 1 december 2013 « tot hervorming van de gerechtelijke arrondissementen en tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op een grotere mobiliteit van de leden van de rechterlijke orde »).
Het examen inzake beroepsbekwaamheid en het vergelijkend examen voor de toelating tot de gerechtelijke stage zijn selectieproeven die alleen toegankelijk zijn voor de personen die houder zijn van een universitair diploma « licentiaat of master in de rechten » (artikel 259bis-9, § 1, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij artikel 244, 1°, van de wet van 6 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/07/2017 pub. 24/07/2017 numac 2017030652 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende vereenvoudiging, harmonisering, informatisering en modernisering van bepalingen van burgerlijke recht en van burgerlijk procesrecht alsook van het notariaat, en houdende diverse bepalingen inzake justitie sluiten; artikel 259octies, § 1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij artikel 250 van dezelfde wet), terwijl de benoeming door bevordering tot hoofdsecretaris bij het parket toegankelijk is voor een lid van het gerechtspersoneel dat beschikt over een anciënniteit van tien jaar in het ambt van parketsecretaris waarvan de uitoefening niet het bezit van een diploma van dat niveau vereist (artikel 267, § § 1 en 2, van het Gerechtelijk Wetboek, vervangen bij artikel 57 van de wet van 25 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/04/2007 pub. 01/06/2007 numac 2007009412 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek inzonderheid met betrekking tot bepalingen inzake het gerechtspersoneel van het niveau A, de griffiers en de secretarissen en inzake de rechterlijke organisatie type wet prom. 25/04/2007 pub. 08/05/2007 numac 2007201376 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten, vervolgens gewijzigd bij artikel 67, 1° tot 3°, van de wet van 4 mei 2016 « houdende internering en diverse bepalingen inzake Justitie »).
B.15. Ten slotte, in tegenstelling tot de handeling waarbij een parketsecretaris of een parketjurist wordt benoemd tot hoofdsecretaris bij het parket, zijn noch de benoeming van een parketjurist geslaagd voor het examen inzake beroepsbekwaamheid tot substituut-procureur des Konings, noch de benoeming van een parketjurist geslaagd voor het vergelijkend examen voor de toelating tot de gerechtelijke stage tot gerechtelijk stagiair, benoemingen door bevordering die voortvloeien uit de toepassing van de regels betreffende de evolutie van de loopbaan van een lid van het « gerechtspersoneel ».
B.16. Uit hetgeen voorafgaat blijkt dat er voldoende elementen zijn die het door de verzoekende partij aangevoerde verschil in behandeling op objectieve en redelijke wijze kunnen verantwoorden.
B.17. Het eerste middel is niet gegrond.
Ten aanzien van het tweede middel B.18. Uit de uiteenzetting van het middel blijkt dat dat laatste is afgeleid uit de schending van de artikelen 10 en 11, in samenhang gelezen met artikel 23, derde lid, 1°, van de Grondwet, in zoverre de bestreden bepalingen, door het aantal bevorderingen te beperken waarvoor de parketjurist die substituut-procureur des Konings wenst te worden, zich kandidaat kan stellen in het kader van zijn administratieve loopbaan, een onverantwoord verschil in behandeling zouden invoeren tussen die jurist, enerzijds, en de jurist die zijn functie in vaste dienst uitoefent binnen een federale overheidsdienst, anderzijds, omdat die bepalingen de mate van bescherming van het recht op billijke arbeidsvoorwaarden van alleen de voormelde parketjurist zouden verminderen.
B.19.1. Artikel 23 van de Grondwet bepaalt dat ieder het recht heeft om een menswaardig leven te leiden. Daartoe waarborgen de onderscheiden wetgevers, rekening houdend met de overeenkomstige plichten, de economische, sociale en culturele rechten, waarvan ze de voorwaarden voor de uitoefening bepalen. Artikel 23 van de Grondwet bepaalt niet wat die rechten, waarvan enkel het beginsel wordt uitgedrukt, impliceren, waarbij elke wetgever ermee is belast die rechten te waarborgen, overeenkomstig het tweede lid van dat artikel, rekening houdend met de overeenkomstige plichten.
Artikel 23, derde lid, 1°, van de Grondwet neemt het « recht op billijke arbeidsvoorwaarden » op onder de economische en sociale rechten die de wetskrachtige normen moeten waarborgen teneinde het recht te verzekeren dat eenieder een menswaardig leven kan leiden, zoals erkend in het eerste lid van dat artikel. Het billijke karakter van de arbeidsvoorwaarden dient bijgevolg te worden beoordeeld in het licht van de vereisten van het « menswaardig leven ».
Om billijk te zijn moeten de arbeidsvoorwaarden « van die aard zijn dat de arbeid de werknemer een arbeidsvoldoening schenkt, hem de mogelijkheid biedt zich volledig te ontplooien, zijn gezondheid beschermt en aan hem en aan zijn familie de mogelijkheid biedt om een onafhankelijk en fatsoenlijk bestaan te leiden » (Parl. St., Senaat, 1991-1992, nr. 100-2/3°, p. 16). In die arbeidsvoorwaarden zijn « o.a. begrepen » de « arbeidsduur », de « betaalde feestdagen », de « arbeidsduurvermindering voor de werknemers die gevaarlijk of ongezond werk verrichten », de « wekelijkse rust », de « veiligheid en gezondheid », de « ontslagvoorwaarden », de « sociale promotie » en de « beroepsoriëntatie en -vorming » (ibid.).
B.19.2. Artikel 23 van de Grondwet bevat een standstill-verplichting die eraan in de weg staat dat de bevoegde wetgever het beschermingsniveau dat wordt geboden door de van toepassing zijnde wetgeving, in aanzienlijke mate vermindert zonder dat daarvoor redenen zijn die verband houden met het algemeen belang.
B.20. De bestreden bepalingen streven de in B.12 omschreven doelstelling na. Zij bieden de betrokkenen de mogelijkheid om vijf keer deel te nemen aan het examen inzake beroepsbekwaamheid en evenveel keer aan het vergelijkend examen voor de toelating tot de gerechtelijke stage (Parl. St., Kamer, 2016-2017, DOC 54-2259/001, p. 177).
B.21. Zonder dat het Hof dient na te gaan of de bestreden bepalingen de « bevordering » van een parketjurist regelen en het niveau van bescherming van het recht van die persoon op billijke arbeidsvoorwaarden in aanzienlijke mate beperken, berusten die bepalingen op een reden van algemeen belang.
Er wordt dus geen afbreuk gedaan aan het recht van de parketjurist op billijke arbeidsvoorwaarden.
B.22. Het tweede middel is niet gegrond.
Om die redenen, het Hof verwerpt het beroep.
Aldus gewezen in het Frans, het Nederlands en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 14 november 2019.
De griffier, De voorzitter, P.-Y. Dutilleux F. Daoût