gepubliceerd op 17 april 2020
Uittreksel uit arrest nr. 150/2019 van 24 oktober 2019 Rolnummer 6922 In zake : het beroep tot vernietiging van de wet van 19 september 2017 « tot wijziging van artikel 39/73-1 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het gr Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters L. L(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 150/2019 van 24 oktober 2019 Rolnummer 6922 In zake : het beroep tot vernietiging van de
wet van 19 september 2017Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
19/09/2017
pub.
06/11/2017
numac
2017013845
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Wet tot wijziging van artikel 39/73-1 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
type
wet
prom.
19/09/2017
pub.
04/10/2017
numac
2017013422
bron
federale overheidsdienst justitie
Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Gerechtelijk Wetboek, de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en het Consulair Wetboek met het oog op de strijd tegen de frauduleuze erkenning en houdende diverse bepalingen inzake het onderzoek naar het vaderschap, moederschap en meemoederschap, alsook inzake het schijnhuwelijk en de schijnwettelijke samenwoning
sluiten « tot wijziging van artikel 39/73-1 van de
wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
15/12/1980
pub.
20/12/2007
numac
2007000992
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen
type
wet
prom.
15/12/1980
pub.
12/04/2012
numac
2012000231
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen
sluiten betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen », ingesteld door de « Ordre des barreaux francophones et germanophone ».
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet, R. Leysen, J. Moerman en M. Pâques, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter F. Daoût, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 4 mei 2018 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 7 mei 2018, heeft de « Ordre des barreaux francophones et germanophone », bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. S. Sarolea en Mr. J. Hardy, advocaten bij de balie van Waals-Brabant, beroep tot vernietiging ingesteld van de wet van 19 september 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/09/2017 pub. 06/11/2017 numac 2017013845 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van artikel 39/73-1 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen type wet prom. 19/09/2017 pub. 04/10/2017 numac 2017013422 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Gerechtelijk Wetboek, de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en het Consulair Wetboek met het oog op de strijd tegen de frauduleuze erkenning en houdende diverse bepalingen inzake het onderzoek naar het vaderschap, moederschap en meemoederschap, alsook inzake het schijnhuwelijk en de schijnwettelijke samenwoning sluiten « tot wijziging van artikel 39/73-1 van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 6 november 2017). (...) II. In rechte (...) B.1.1. De verzoekende partij leidt een enig middel af uit de schending, door artikel 2 van de wet van 19 september 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/09/2017 pub. 06/11/2017 numac 2017013845 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van artikel 39/73-1 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen type wet prom. 19/09/2017 pub. 04/10/2017 numac 2017013422 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Gerechtelijk Wetboek, de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en het Consulair Wetboek met het oog op de strijd tegen de frauduleuze erkenning en houdende diverse bepalingen inzake het onderzoek naar het vaderschap, moederschap en meemoederschap, alsook inzake het schijnhuwelijk en de schijnwettelijke samenwoning sluiten « tot wijziging van artikel 39/73-1 van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen » (hierna : de wet van 19 september 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/09/2017 pub. 06/11/2017 numac 2017013845 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van artikel 39/73-1 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen type wet prom. 19/09/2017 pub. 04/10/2017 numac 2017013422 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Gerechtelijk Wetboek, de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en het Consulair Wetboek met het oog op de strijd tegen de frauduleuze erkenning en houdende diverse bepalingen inzake het onderzoek naar het vaderschap, moederschap en meemoederschap, alsook inzake het schijnhuwelijk en de schijnwettelijke samenwoning sluiten), van de artikelen 10, 11 en 191 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 3, 6, 8 en 13 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met de artikelen 4, 7 en 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
Zij verwijt de nieuwe sanctieregeling wegens onrechtmatig beroep voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (hierna : de Raad) in hoofdzaak dat zij het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie dat is gewaarborgd bij de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de voormelde artikelen van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, schendt, dat zij op onevenredige wijze afbreuk doet aan het recht op eerbiediging van het privé- en gezinsleven, aan het recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel en het recht op een eerlijke procedure, aan de rechten van de verdediging en aan het recht om niet te worden onderworpen aan onmenselijke of vernederende behandelingen.
B.1.2. Artikel 2 van de wet van 19 september 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/09/2017 pub. 06/11/2017 numac 2017013845 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van artikel 39/73-1 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen type wet prom. 19/09/2017 pub. 04/10/2017 numac 2017013422 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Gerechtelijk Wetboek, de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en het Consulair Wetboek met het oog op de strijd tegen de frauduleuze erkenning en houdende diverse bepalingen inzake het onderzoek naar het vaderschap, moederschap en meemoederschap, alsook inzake het schijnhuwelijk en de schijnwettelijke samenwoning sluiten bepaalt : « Artikel 39/73-1 van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, ingevoegd bij de wet van 29 december 2010, wordt vervangen als volgt : ' Wanneer er aanwijzingen zijn dat het ingestelde beroep kennelijk onrechtmatig is dan brengt de Raad deze vaststelling, bij de behandeling van dit beroep, ambtshalve in de debatten. Zij stelt de ter terechtzitting aanwezige partijen in staat om hun bemerkingen hieromtrent te laten gelden en kan hiertoe, zo nodig, de zitting schorsen. De Raad kan, zo nodig, ook uitspraak doen over het ingestelde beroep en in haar arrest een nieuwe zittingsdatum bepalen met het oog op verdere debatten inzake het kennelijk onrechtmatig karakter van het beroep.
In elke kennisgeving van een beschikking tot vaststelling van de rechtsdag, wordt de aandacht gevestigd op een mogelijk onderzoek naar het rechtmatig karakter van het beroep door melding van onderhavig artikel.
De Raad kan een geldboete opleggen telkens zij oordeelt dat een beroep kennelijk onrechtmatig werd ingesteld.
Het arrest dat de geldboete uitspreekt, geldt in elk geval als op tegenspraak gewezen.
Het bedrag van de geldboete, met een minimum van 125 euro en een maximum van 2.500 euro, wordt bepaald door de Raad.
Elk jaar op 1 januari, worden de in het vijfde lid bepaalde bedragen van rechtswege aangepast aan de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen volgens de volgende formule : het basisbedrag, vermenigvuldigd met de nieuwe index en gedeeld door de oorspronkelijke index. De nieuwe index is de index van de consumptieprijzen van de maand december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de bedragen overeenkomstig het vijfde lid worden aangepast. De oorspronkelijke index is de index van november 2017. Het bekomen resultaat wordt afgerond naar de hogere euro indien het deel in decimalen groter of gelijk is aan vijftig cent. De afronding gebeurt naar de lagere euro indien het deel in decimalen kleiner is dan vijftig cent.
De Koning bepaalt bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de nadere regels inzake de inning van de geldboete.
Het arrest waarin het kennelijk onrechtmatig karakter van het beroep wordt vastgesteld en een eventuele geldboete wordt opgelegd, wordt, in het geval de verzoekende partij werd bijgestaan door een advocaat, ook ter kennis gebracht van de bevoegde stafhouder en de voorzitter van het bureau voor juridische bijstand ' ».
B.2.1. De Minsterraad voert aan dat het beroep niet ontvankelijk is ratione materiae in zoverre het de artikelen 3, 6, 8 en 13 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de artikelen 4, 7 en 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, afzonderlijk beschouwd, beoogt, omdat die internationale normen op zich geen referentienormen zijn voor het Hof. Hij voegt eraan toe dat het middel niet aangeeft hoe die bepalingen door de bestreden bepaling zouden zijn geschonden.
B.2.2. Uit het verzoekschrift en de uiteenzetting in elk van de onderdelen van het enige middel blijkt dat, enerzijds, de verzoekende partij het onderzoek van de internationale bepalingen waarvan zij de schending aanvoert meermaals verbindt met de artikelen 10, 11 en 191 van de Grondwet, en dat, anderzijds, zij uiteenzet hoe de bestreden bepaling de bepalingen van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en die van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie schendt.
De exceptie ratione materiae wordt verworpen.
B.2.3. De Ministerraad voert eveneens aan dat het beroep niet ontvankelijk is ratione temporis in zoverre de verzoekende partij het beginsel zelf van een geldboete wegens kennelijk onrechtmatig beroep opnieuw in het geding zou brengen, terwijl de bestreden bepaling enkel « een herziening » inhoudt van de nadere regels van de bestaande procedure die de Raad in staat stelt zulk een geldboete op te leggen.
B.2.4. Uit de tekst van het voormelde artikel 2 van de wet van 19 september 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/09/2017 pub. 06/11/2017 numac 2017013845 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van artikel 39/73-1 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen type wet prom. 19/09/2017 pub. 04/10/2017 numac 2017013422 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Gerechtelijk Wetboek, de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en het Consulair Wetboek met het oog op de strijd tegen de frauduleuze erkenning en houdende diverse bepalingen inzake het onderzoek naar het vaderschap, moederschap en meemoederschap, alsook inzake het schijnhuwelijk en de schijnwettelijke samenwoning sluiten blijkt uitdrukkelijk dat de bestreden bepaling artikel 39/73-1 van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten « betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen » (hierna : de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten), zoals het werd ingevoegd bij de wet van 29 december 2010, « vervangt ». De wetgever heeft immers niet alleen de mogelijkheid om een geldboete wegens kennelijk onrechtmatig beroep uit te spreken anders geformuleerd, maar heeft bovendien de regeling van die geldboete gewijzigd, enerzijds, door de voor de Raad van toepassing zijnde procedure alsook de tenuitvoerlegging van de nadere regels inzake inning van de geldboete door de Koning te beschrijven en, anderzijds, door in de parlementaire voorbereiding een reeks hypothesen op te sommen die de Raad ertoe zouden kunnen brengen zulk een geldboete uit te spreken.
De exceptie ratione temporis wordt verworpen.
B.3.1. De memorie van toelichting bij de bestreden bepaling preciseert : « Voorliggend ontwerp wenst de strijd tegen kennelijk onrechtmatige beroepen bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen aan te gaan. Het past binnen het regeerakkoord van 9 oktober 2014 waarin inzake asiel- en migratie wordt gesteld dat de strijd tegen misbruik wordt verder gezet, door een juist evenwicht aan te houden tussen rechten en plichten met respect voor zowel zij die komen als zij die verwelkomen.
Huidig artikel 39/73-1 van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen (hierna : Vreemdelingenwet) voorziet in de mogelijkheid voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (hierna : de Raad) tot het opleggen van een geldboete wegens een kennelijk onrechtmatig beroep. Huidig wetsontwerp beoogt de bestaande procedure te vereenvoudigen en efficiënter te maken, terwijl de rechten van verdediging toch maximaal worden gegarandeerd. Tevens worden criteria in de memorie van toelichting vastgelegd voor het bepalen van het bedrag van de geldboete.
Door de bestaande procedure te vereenvoudigen en efficiënter te maken, wordt [beoogd] dat rechters meer gebruik zullen maken van deze door de wet geboden mogelijkheid om misbruiken te bestrijden en op deze wijze het aantal misbruiken terug te dringen.
Het oude artikel 39/73-1 voorzag, in het geval er sprake is van een kennelijk onrechtmatig beroep, de mogelijkheid om de beroepsprocedure af te sluiten met een arrest waarbij de partijen nog worden opgeroepen voor een bijkomend debat omtrent het eventueel opleggen van een geldboete.
Het nieuwe artikel 39/73-1 geeft de Raad de mogelijkheid om het debat aangaande de al dan niet kennelijke onrechtmatigheid van het beroep en het opleggen van een geldboete, te voeren tijdens de terechtzitting waarbij het beroep wordt behandeld, er dient bijgevolg geen bijkomende zitting meer te worden georganiseerd.
Daarnaast worden nu ook criteria in de memorie van toelichting vastgelegd aan de hand waarvan de rechter de hoogte van het bedrag van de opgelegde boete dient te bepalen. De aard van de vastgestelde onregelmatigheid en impact die het onrechtmatige beroep heeft gehad of kon hebben, worden als uitgangspunt genomen bij het bepalen van de geldboete.
Tenslotte wordt in het nieuwe artikel 39/73-1 ook de bestaande praktijk om een afschrift van het arrest waarin een geldboete wordt opgelegd ter kennis van de bevoegde stafhouder te brengen, opgenomen in de wet. Immers, de vaststelling dat een beroep kennelijk onrechtmatig is, kan ook gevolgen hebben voor de advocaat van verzoekende partij. Deze zal immers geen aanspraak meer kunnen maken op de toekenning van een vergoeding in het kader van de juridische tweedelijnsbijstand (cf. het ministerieel besluit van 19 juli 2016Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 19/07/2016 pub. 10/08/2016 numac 2016009402 bron federale overheidsdienst justitie Ministerieel besluit tot vaststelling van de nomenclatuur van de punten voor prestaties verricht door advocaten belast met gedeeltelijk of volledig kosteloze juridische tweedelijnsbijstand type ministerieel besluit prom. 19/07/2016 pub. 29/12/2016 numac 2016000840 bron federale overheidsdienst justitie Ministerieel besluit tot vaststelling van de nomenclatuur van de punten voor prestaties verricht door advocaten belast met gedeeltelijk of volledig kosteloze juridische tweedelijnsbijstand. - Duitse vertaling sluiten tot vaststelling van de nomenclatuur van de punten voor prestaties verricht door advocaten belast met gedeeltelijk of volledig kosteloze juridische tweedelijnsbijstand) bovendien kunnen de vaststellingen die door de Raad werden gedaan ook een reden vormen om een tuchtprocedure op te starten » (Parl. St., Kamer, 2016-2017, DOC 54-2491/001, pp. 3 en 4).
B.3.2. De door de bestreden bepaling vastgestelde sanctieregeling heeft tot doel kennelijk onrechtmatige beroepen in het vreemdelingencontentieux te ontmoedigen door de procedure te vereenvoudigen, en maakt het aldus mogelijk een geldboete wegens onrechtmatig beroep op te leggen tijdens de terechtzitting waarop het beroep wordt behandeld. De parlementaire voorbereiding vermeldt in dat verband : « Het is bijgevolg niet langer vereist om, zoals het oude artikel 39/73-1 voorzag, de beroepsprocedure af te sluiten met een arrest waarbij de partijen nog worden opgeroepen voor een bijkomend debat omtrent het eventueel opleggen van een geldboete.
Deze vereenvoudiging dringt zich op nu uit de praktijk is gebleken dat artikel 39/73-1 nauwelijks wordt toegepast. Sedert 2011 werden slechts twintig arresten uitgesproken waarbij een geldboete werd opgelegd.
Gezien de grote werkdruk bij de Raad en het feit dat de kosten verbonden aan het organiseren van een afzonderlijke terechtzitting vaak hoger zijn dan het bedrag van de geldboete die kan worden opgelegd, werd de stap om de partijen nogmaals op te roepen met het oog op het opleggen van een geldboete, in sommige gevallen, ook al is er sprake van een kennelijk onrechtmatig beroep, niet meer gezet » (ibid., p. 5).
B.4. De eerste drie onderdelen van het enige middel zijn afgeleid uit de schending, door het bestreden artikel 2 van de wet van 19 september 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/09/2017 pub. 06/11/2017 numac 2017013845 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van artikel 39/73-1 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen type wet prom. 19/09/2017 pub. 04/10/2017 numac 2017013422 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Gerechtelijk Wetboek, de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en het Consulair Wetboek met het oog op de strijd tegen de frauduleuze erkenning en houdende diverse bepalingen inzake het onderzoek naar het vaderschap, moederschap en meemoederschap, alsook inzake het schijnhuwelijk en de schijnwettelijke samenwoning sluiten, van de artikelen 10, 11 en 191 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met onder meer artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
De verzoekende partij oordeelt dat de door de bestreden bepaling ingevoerde regeling van de geldboete wegens onrechtmatig administratief beroep op onevenredige wijze afbreuk doet aan het recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel.
Zij voert in eerste instantie aan dat, in tegenstelling tot hetgeen het Hof heeft geoordeeld bij zijn arrest nr. 88/2012 van 12 juli 2012 en in tegenstelling tot het advies van de Raad van State dat aan het wetsontwerp voorafging, artikel 2 van de wet van 19 september 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/09/2017 pub. 06/11/2017 numac 2017013845 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van artikel 39/73-1 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen type wet prom. 19/09/2017 pub. 04/10/2017 numac 2017013422 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Gerechtelijk Wetboek, de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en het Consulair Wetboek met het oog op de strijd tegen de frauduleuze erkenning en houdende diverse bepalingen inzake het onderzoek naar het vaderschap, moederschap en meemoederschap, alsook inzake het schijnhuwelijk en de schijnwettelijke samenwoning sluiten de Raad niet verplicht om een tweede terechtzitting vast te stellen teneinde het kennelijk onrechtmatige karakter van het beroep te onderzoeken.
Zij voegt eraan toe dat de uitoefening van de rechten van verdediging vooral in het gedrang wordt gebracht door de bestreden bepaling doordat, enerzijds, het de Raad toekomt te beslissen of een tweede terechtzitting dient te worden vastgesteld en doordat, anderzijds, het diezelfde Raad is die moet oordelen over het kennelijk onrechtmatige karakter van het beroep.
De verzoekende partij voert ook aan dat het begrip « kennelijk onrechtmatig beroep » vaag en onduidelijk zou zijn en daardoor aanleiding zou geven tot discriminatie. Zij voegt eraan toe dat de bestreden bepaling het recht op een eerlijk proces en de rechten van verdediging zou schenden, meer bepaald omdat de beslissing om een sanctie op te leggen kan worden genomen na afloop van één enkele terechtzitting, bij een arrest dat wordt geacht op tegenspraak te zijn gewezen, zonder dat voorafgaand aan die terechtzitting voldoende informatie moest worden gegeven.
B.5.1. Vóór de vervanging ervan bij de bestreden bepaling, bepaalde artikel 39/73-1 van de wet van 15 september 1980 : « Als de Raad vindt dat een geldboete wegens kennelijk onrechtmatig beroep verantwoord kan zijn, bepaalt het arrest daartoe een terechtzitting op een nabije datum.
Het arrest wordt betekend aan de partijen.
Het arrest dat de geldboete uitspreekt, geldt in elk geval als op tegenspraak gewezen.
De geldboete gaat van 125 tot 2 500 euro. De Koning past elk jaar deze bedragen aan ingevolge de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen.
De Koning bepaalt bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de nadere modaliteiten inzake de inning van de geldboete ».
B.5.2. Bij zijn arrest nr. 88/2012 van 12 juli 2012 heeft het Hof geoordeeld : « B.22.1. Het fundamentele recht op toegang tot een rechter omvat niet het recht om de bestaande procedures voor kennelijk onrechtmatige doeleinden aan te wenden. Om reden van het feit dat een geldboete wegens kennelijk onrechtmatig beroep een beperking van dat grondrecht kan vormen, dient dat begrip evenwel restrictief te worden geïnterpreteerd. Aan een verzoeker zou geen geldboete mogen worden opgelegd om de enkele reden dat het beroep dat hij heeft ingesteld, maar erg weinig kansen had om tot een gunstige beslissing te leiden; de - zelfs theoretische - mogelijkheid dat een beslissing wordt uitgesproken die hem genoegdoening schenkt, volstaat om het beroep niet als zijnde ' kennelijk onrechtmatig ' te kwalificeren.
B.22.2. In dat opzicht is de Raad van State van oordeel dat ' het uitspreken van een geldboete wegens kennelijk onrechtmatig beroep een beperking vormt van het grondrecht om in rechte te treden [en] dat het in artikel 37 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State opgenomen begrip " kennelijk onrechtmatig beroep " zodoende restrictief moet worden geïnterpreteerd ' (arrest nr. 123.211 van 22 september 2003) en dat daaruit wordt afgeleid dat het recht op toegang tot een rechter ' enkel [...] beperkingen kan kennen indien het een kennelijk misbruik betreft ' (arrest nr. 126.770 van 23 december 2003). Hij preciseert dat ' het enkele feit dat de verzoeker voor zijn rechten opkomt en beslissingen bestrijdt die hij onwettig acht, [...] in elk geval geen kennelijk onrechtmatig beroep [oplevert] ' (arrest nr. 207.185 van 2 september 2010). In de rechtspraak van de Raad van State wordt eveneens aangegeven dat een kennelijk onrechtmatig beroep het beroep is dat is ingesteld ' niet in de - zij het ijle - hoop te verkrijgen wat de wet toestaat dat het verschaft, maar enkel om aan een situatie van onregelmatig verblijf een bedrieglijke schijn van geschil te verlenen ' (arrest nr. 126.770 van 23 december 2003), of een beroep ' dat kennelijk ertoe strekt de tenuitvoerlegging van een overduidelijk legitieme administratieve beslissing te vertragen of dat kennelijk niet is ingesteld teneinde een beslissing over de grond zelf van de aanspraak te verkrijgen ' (arresten nrs. 136.149 van 15 oktober 2004 en 176.452 van 6 november 2007).
Het proceduremisbruik kan ' ten aanzien van de verzoekers [worden afgeleid] uit kwade trouw, uit een oogmerk om te schaden of te misleiden of uit een uit de lucht gegrepen en kennelijk ongegronde argumentatie ' wanneer het dossier ' laakbare praktijken [aan het licht brengt] die persoonlijk toe te schrijven zijn ' aan de verzoekers (arrest nr. 136.149 van 15 oktober 2004), een ' poging om de Raad van State te misleiden door een nagemaakt document voor te leggen ' (arrest nr. 176.452 van 6 november 2007) of wanneer het beroep ' op leugenachtige verklaringen berust waarvoor [de verzoekende partij] als enige verantwoordelijk is ' (arrest nr. 175.786 van 16 oktober 2007). Ten slotte heeft de Raad van State nog de gelegenheid gehad te preciseren dat een ' geldboete, zoals elke sanctie, van nature enkel de persoon kan treffen die de handeling heeft gesteld die de sanctie beoogt te bestraffen; dat niemand kan worden gestraft voor een misdrijf dat hij niet heeft gepleegd of waaraan hij niet bewust en vrij heeft meegewerkt ' en dat uit dat fundamentele beginsel wordt afgeleid dat de geldboete wegens onrechtmatig beroep niet aan de verzoeker kan worden opgelegd wanneer hij, gezien het feit dat hij niet op de hoogte was van het Belgisch recht en gezien het feit dat hij vertrouwen in zijn advocaat heeft gehad, in de onmogelijkheid verkeerde dat karakter aan het licht te brengen (arrest nr. 126.770 van 23 december 2003).
B.22.3. Uit het voorafgaande vloeit voort dat de geldboete wegens kennelijk onrechtmatig beroep enkel aan een verzoeker kan worden opgelegd wanneer het rechtscollege vaststelt dat het beroep te kwader trouw wordt ingesteld of met een oogmerk om te schaden of te misleiden of voortvloeit uit laakbare praktijken, die rechtstreeks aan de verzoeker zelf zijn toe te schrijven of dat het beroep niet wordt ingesteld om het doel te verkrijgen dat de wet toestaat dat het verschaft.
B.23.1. Bovendien voorziet de bestreden bepaling erin dat een terechtzitting moet plaatsvinden, tijdens welke de verzoeker de gelegenheid moet hebben om zich nader te verklaren over het onrechtmatige karakter van zijn beroep, zodat de inachtneming van het beginsel van de tegenspraak te dezen wordt verzekerd.
B.23.2. Bijgevolg doet de bestreden bepaling niet op onevenredige wijze afbreuk aan de rechten die zijn gewaarborgd bij de in het middel aangehaalde bepalingen.
B.24. Het tweede middel in de zaak nr. 5175 is niet gegrond ».
B.6.1. In zijn advies nr. 61.103/4 van 27 maart 2017 over het voorontwerp van wet, formuleert de Raad van State de volgende opmerkingen : « De huidige versie van artikel 39/73-1 van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten ' betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen ' bepaalt uitdrukkelijk dat een speciale terechtzitting wordt gehouden over de vraag of de sanctie waarin het voorziet moet worden opgelegd, waarbij de verzoekende partij dus op voorhand in kennis is gesteld van de mogelijkheid dat een sanctie wordt opgelegd. Het Grondwettelijk Hof heeft in zijn arrest nr. 88/2012 van 12 juli 2012 aanvaard dat de aldus opgevatte bepaling grondwettelijk is, en heeft zijn conclusie onder meer gebaseerd op de overweging dat die bepaling ' erin [voorziet] dat een terechtzitting moet plaatsvinden, tijdens welke de verzoeker de gelegenheid moet hebben om zich nader te verklaren over het onrechtmatige karakter van zijn beroep, zodat de inachtneming van het beginsel van de tegenspraak te dezen wordt verzekerd '.
In de voorliggende bepaling vervalt de noodzaak om een dergelijke extra terechtzitting te houden. In de bespreking van die bepaling staat dat ' de Raad steeds de mogelijkheid [heeft] om een zitting te schorsen of een kort uitstel te verlenen om aan de verzoekende partij de tijd te geven zijn verdediging te organiseren of om een verzoekende partij die niet is verschenen, alsnog de kans te geven zijn standpunt uiteen te zetten aangaande de kennelijk onrechtmatigheid van het geding en de eventuele geldboete '. Gelet op de beginselen die in het geding zijn, spreekt het echter vanzelf dat de schorsing of het uitstel van de terechtzitting in de gevallen die aldus in de bespreking worden bedoeld - en die in concreto moeten worden beoordeeld - van rechtswege geldt en niet louter een mogelijkheid is.
De bespreking moet in die zin nader worden gepreciseerd » (Parl. St., Kamer, 2016-2017, DOC 54-2491/001, pp. 20 en 21).
B.6.2. De parlementaire voorbereiding betreffende het bestreden artikel 2 vermeldt : « De rechten van verdediging komen hierbij niet in het gedrang.
Partijen zullen immers tijdens de terechtzitting de mogelijkheid krijgen om een standpunt in te nemen inzake de elementen die wijzen op het kennelijk onrechtmatig karakter van het ingestelde beroep. Het beginsel van de tegenspraak wordt aldus verzekerd. Bovendien kan slechts worden besloten tot het bestaan van een ' kennelijk ' onrechtmatig beroep wanneer de Raad vaststelt ' dat het beroep te kwader trouw wordt ingesteld of met een oogmerk om te schaden of te misleiden of voortvloeit uit laakbare praktijken, die rechtstreeks aan de verzoeker zelf zijn toe te schrijven of dat het beroep niet wordt ingesteld om het doel te verkrijgen dat de wet toestaat dat het verschaft ' (GwH 12 juli 2012, nr. 88/2012, B.22.3). Het betreft derhalve duidelijke zaken waarover weinig discussie kan bestaan » (ibid., p. 6).
In dezelfde parlementaire voorbereiding wordt nog het volgende vermeld : « De staatssecretaris geeft een overzicht van de wanpraktijken : - meervoudige asielaanvragen zonder dat nieuwe elementen worden aangebracht; - herhaalde aanvragen over artikel 9bis zonder nieuwe elementen; - herhaalde aanvragen over artikel 9ter zonder nieuwe elementen; - aanvragen voor gezinshereniging vanuit de gesloten centra met als enig oogmerk de uitwijzing te voorkomen of op te schorten; - herhaalde visumaanvragen voor kort of lang verblijf waarbij geen enkel nieuw element wordt aangebracht en waarbij geen rekening wordt gehouden met de weigeringsmotieven van de eerdere beslissing; - beroepen zonder ontwikkelde middelen; - gebruik van copy-paste in beroepen waardoor de feiten in casu niet meer correct zijn (bv. enkel de naam wordt gewijzigd).
Ten slotte zijn er ook gevallen waarbij de RVV een beschikking neemt waarin gesteld wordt dat het beroep omwille van een aantal redenen zal worden verworpen en het dossier bijgevolg schriftelijk kan worden afgehandeld. De verzoekende partij kan dan vragen om gehoord te worden. In die vraag moet geantwoord worden op de elementen uit de beschikking. Het gebeurt dan echter vaak dat de advocaat enkel verwijst naar het verzoekschrift. Die praktijk heeft enkel tot doel om pro deo punten te vergaren. In het nieuwe pro deo systeem is deze vorm van misbruik evenwel niet langer mogelijk » (Parl. St., Kamer, 2016-2017, DOC 54-2491/004, p. 20).
Ten aanzien van de inachtneming van de rechten van de verdediging en van het beginsel van tegenspraak B.6.3. Met de bestreden bepaling wilde de wetgever de procedure waarin was voorzien om de strijd aan te gaan tegen het instellen van kennelijk onrechtmatige beroepen voor de Raad, vereenvoudigen en efficiënter maken.
Het door de wetgever nagestreefde dubbele doel, namelijk de kosten verminderen die verbonden zijn aan de organisatie van een specifieke terechtzitting die enkel gewijd is aan het onderzoek van het kennelijk onrechtmatige karakter van het beroep en aldus de werklast van de Raad verlichten, is legitiem.
B.6.4. Om die doelstellingen te bereiken, bepaalt het bestreden artikel 2, tweede lid, onder meer dat de Raad zich reeds op de terechtzitting die gewijd is aan het onderzoek ten gronde van het beroep, kan uitspreken over het kennelijk onrechtmatige karakter van dat beroep en, in voorkomend geval, de geldboete zoals bepaald in artikel 2, vierde lid, kan opleggen en aldus een einde kan maken aan de procedure die bij hem is ingesteld.
Die maatregelen zijn redelijk verantwoord ten aanzien van het nagestreefde dubbele doel.
B.6.5. Het Hof dient evenwel te onderzoeken of de bestreden bepaling niet op onevenredige wijze afbreuk doet aan de rechten van verdediging.
Uit de in B.3.1 en in B.6.2 geciteerde memorie van toelichting blijkt dat de wetgever de rechten van verdediging heeft willen vrijwaren en dat hij heeft verwezen naar het voormelde arrest van het Hof nr. 88/2012 en naar de voorbeelden die het Hof als kennelijk onrechtmatige beroepen heeft aangemerkt.
Bovendien bepaalt artikel 2, tweede lid, dat de ter terechtzitting aanwezige partijen de mogelijkheid moeten krijgen om hun opmerkingen te laten gelden. Daartoe kan de Raad beslissen om de zitting te schorsen, of kan hij in zijn arrest een nieuwe rechtsdag vaststellen met het oog op verdere debatten inzake het al dan niet kennelijk onrechtmatige karakter van het beroep. Ook al wordt die mogelijkheid overgelaten aan de Raad, toch wordt zij aangewend onder het toezicht van de Raad van State in geval van een cassatieberoep.
Ten aanzien van het voorafgaandelijk informeren van de verzoeker B.7. Wat betreft het verstrekken van voorafgaande informatie aan de verzoeker en aan diens advocaat, vóór de terechtzitting voor de Raad, bepaalt het bestreden artikel 2, derde lid, van de wet van 19 september 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/09/2017 pub. 06/11/2017 numac 2017013845 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van artikel 39/73-1 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen type wet prom. 19/09/2017 pub. 04/10/2017 numac 2017013422 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Gerechtelijk Wetboek, de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en het Consulair Wetboek met het oog op de strijd tegen de frauduleuze erkenning en houdende diverse bepalingen inzake het onderzoek naar het vaderschap, moederschap en meemoederschap, alsook inzake het schijnhuwelijk en de schijnwettelijke samenwoning sluiten dat « in elke kennisgeving van een beschikking tot vaststelling van de rechtsdag, [...] de aandacht [wordt] gevestigd op een mogelijk onderzoek naar het rechtmatig karakter van het beroep door melding van onderhavig artikel ».
Een dergelijke kennisgeving vereist niet dat uitdrukkelijke informatie wordt gegeven aan de verzoeker of aan diens advocaat over het feit dat de Raad in zijn bijzondere geval overweegt om de sanctie toe te passen, noch over de redenen waarom hij dat zou overwegen. Het feit dat de bestreden bepaling niet voorziet in dergelijke informatie, kan voor de verzoeker en voor diens advocaat problemen opleveren voor de effectieve voorbereiding van hun verweermiddelen.
Ook al vermeldt de parlementaire voorbereiding dat « in elke kennisgeving van een beschikking tot vaststelling van de rechtsdag [op gestandaardiseerde wijze] [...] de aandacht [zal] gevestigd worden op [het bestaan van de bestreden bepaling] » (Parl. St., Kamer, 2016-2017, DOC 54-2491/004, p. 6), toch moet de bestreden bepaling in die zin worden geïnterpreteerd dat zij de Raad verplicht om in die kennisgeving de voor de zaak specifieke redenen te preciseren waarom hij overweegt om zich uit te spreken over het kennelijk onrechtmatige karakter van het beroep.
B.8. Onder voorbehoud van de in B.7 vermelde interpretatie, is het enige middel, in zijn tweede en derde onderdeel, niet gegrond.
Ten aanzien van de geldboete B.9. In een vierde onderdeel verwijt de verzoekende partij het bestreden artikel 2 van de wet van 19 september 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/09/2017 pub. 06/11/2017 numac 2017013845 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van artikel 39/73-1 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen type wet prom. 19/09/2017 pub. 04/10/2017 numac 2017013422 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Gerechtelijk Wetboek, de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en het Consulair Wetboek met het oog op de strijd tegen de frauduleuze erkenning en houdende diverse bepalingen inzake het onderzoek naar het vaderschap, moederschap en meemoederschap, alsook inzake het schijnhuwelijk en de schijnwettelijke samenwoning sluiten toe te staan dat het bedrag van de sanctie wordt bepaald rekening houdend met de schade die de overheidsinstantie zou hebben geleden en na haar advies te hebben ingewonnen, en zulks met schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 7 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, enerzijds, en met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, anderzijds.
B.10.1. De parlementaire voorbereiding vermeldt het volgende : « Aangaande het bedrag van de geldboete, wordt verduidelijkt dat het bepalen van het bedrag toekomt aan de rechter. Hierbij kan de rechter niet enkel rekening houden met de financiële mogelijkheden van de verzoekende partij, doch bijvoorbeeld ook met de aard van de vastgestelde onregelmatigheid en de impact die het onrechtmatige beroep heeft gehad of kon hebben.
Elementen die kunnen leiden tot het opleggen van een hogere boete zijn bijvoorbeeld het manifest verkeerd voorstellen van de situatie, in de procedurestukken, het verhullen van feiten of het afleggen van leugenachtige verklaringen om de Raad te misleiden en het onrechtmatig karakter van het beroep te verhullen.
Er kan tevens een zwaardere geldboete worden opgelegd gelet op de impact van het kennelijk onrechtmatig beroep op de Raad en de tegenpartij. Bijvoorbeeld : - indien de procedure waarvan het kennelijk onrechtmatig karakter werd vastgesteld de Raad noopte om een zitting buiten de kantooruren of op een zeer korte termijn te organiseren. Hierdoor wordt immers de organisatie van de Raad en de behandeling van rechtmatig ingestelde beroepen in het gedrang gebracht; - het bestuur diende ingevolge het kennelijk onrechtmatig ingestelde beroep de tenuitvoerlegging van een beslissing in laatste instantie stop te zetten » (Parl. St., Kamer, 2016-2017, DOC 54-2491/001, p. 8).
B.10.2. In beginsel mag de geldboete die kan worden opgelegd wegens kennelijk onrechtmatig beroep enkel een oneigenlijk gebruik van het gerecht als openbare dienst bestraffen. Zij verschilt in die zin van de schadevergoeding die aan een procespartij kan worden toegekend om de materiële of morele schade die verbonden is aan een tergend en roekeloos geding, te herstellen.
Aldus kan de bestreden bepaling, in tegenstelling tot hetgeen is vermeld in de parlementaire voorbereiding, niet worden geïnterpreteerd in die zin dat zij de Raad toestaat om rekening te houden met de impact van het beroep op de verwerende partij.
Onder voorbehoud van die interpretatie, is het vierde middel niet gegrond.
Ten aanzien van de kennisgeving van het arrest aan de stafhouder en aan het bureau voor juridische bijstand B.11.1. In het vijfde onderdeel van het middel wordt de bestreden bepaling die erin voorziet dat de Raad aan de bevoegde stafhouder en aan de voorzitter van het bureau voor juridische bijstand kennis geeft van het arrest waarin het kennelijk onrechtmatig karakter van het beroep wordt vastgesteld, niet alleen verweten dat die kennisgeving de reputatie van de advocaat zou kunnen aantasten, maar ook dat zij ertoe zou kunnen leiden dat advocaten de belangen van bepaalde verzoekers niet langer durven te verdedigen voor de Raad, wat afbreuk zou doen aan de rechten van de rechtzoekenden.
B.11.2. De bestreden kennisgeving, die tot doel heeft ook de advocaat van de verzoeker te responsabiliseren, betekent niet dat de advocaat automatisch wordt bestraft door de tuchtoverheden van de Orde van advocaten, die bevoegd blijven om te beslissen over de opportuniteit van die sanctie. Wat betreft de mogelijkheid dat een financiële sanctie wordt opgelegd door het bureau voor juridische bijstand aan een advocaat die in het kader van de juridische tweedelijnsbijstand is opgetreden in een beroep dat als kennelijk onrechtmatig wordt beschouwd, geeft artikel 508/8 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Raad van de Orde de bevoegdheid om toe te zien op de doeltreffendheid en de kwaliteit van de door de advocaten verrichte prestaties in het kader van de juridische bijstand, zodat de eventuele toepassing van een geldelijke sanctie evenmin automatisch is en uitsluitend onder de bevoegdheid valt van de Raad van de Orde waartoe de advocaat behoort.
Het middel, in zijn vijfde onderdeel, is niet gegrond.
Om die redenen, het Hof, onder voorbehoud van de in B.7 en in B.10.2 vermelde interpretaties, verwerpt het beroep.
Aldus gewezen in het Frans, het Nederlands en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 24 oktober 2019.
De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, F. Daoût