gepubliceerd op 28 juni 2019
Uittreksel uit arrest nr. 84/2019 van 28 mei 2019 Rolnummer 6853 In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 8, 1°, en 23 van het Vlaamse decreet van 8 december 2017 houdende bepalingen tot verdere regeling van de invordering van n Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters L. L(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 84/2019 van 28 mei 2019 Rolnummer 6853 In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 8, 1°, en 23 van het Vlaamse decreet van 8 december 2017 houdende bepalingen tot verdere regeling van de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen voor de Vlaamse Gemeenschap en voor het Vlaamse Gewest en de instellingen die eronder ressorteren, diverse fiscale bepalingen, en de overname van de dienst van de belasting op spelen en weddenschappen, de automatische ontspanningstoestellen en de openingsbelasting op slijterijen van gegiste dranken, ingesteld door de VZW « Belgische Orde van Landmeters-Experten » en anderen.
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet, R. Leysen, J. Moerman en M. Pâques, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter A. Alen, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 9 februari 2018 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 12 februari 2018, is beroep tot vernietiging ingesteld van de artikelen 8, 1°, en 23 van het Vlaamse decreet van 8 december 2017 houdende bepalingen tot verdere regeling van de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen voor de Vlaamse Gemeenschap en voor het Vlaamse Gewest en de instellingen die eronder ressorteren, diverse fiscale bepalingen, en de overname van de dienst van de belasting op spelen en weddenschappen, de automatische ontspanningstoestellen en de openingsbelasting op slijterijen van gegiste dranken (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 14 december 2017) door de VZW « Belgische Orde van Landmeters-Experten », de VZW « Nationale Vereniging van Landmeters-Experten », de VZW « Vlaamse Vereniging van Landmeters-Experten », de VZW « Belgische Unie van Landmeters en Meetkundigen-Schatters van Onroerende Goederen », Axel Annaert, Lieven Monden en Margit Braem, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. P. Vande Casteele, advocaat bij de balie te Antwerpen. (...) II. In rechte (...) B.1. De verzoekende partijen vorderen de vernietiging van de artikelen 8, 1°, en 23 van het Vlaamse decreet van 8 december 2017 « houdende bepalingen tot verdere regeling van de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen voor de Vlaamse Gemeenschap en voor het Vlaamse Gewest en de instellingen die eronder ressorteren, diverse fiscale bepalingen, en de overname van de dienst van de belasting op spelen en weddenschappen, de automatische ontspanningstoestellen en de openingsbelasting op slijterijen van gegiste dranken » (hierna : het decreet van 8 december 2017).
De bestreden bepalingen wijzigen artikel 1.1.0.0.2 van het decreet van 13 december 2013 houdende de Vlaamse Codex Fiscaliteit (hierna : de Vlaamse Codex Fiscaliteit) en voegen een artikel 3.3.1.0.9/1 toe aan dat decreet.
Ten aanzien van de bestreden bepalingen en de context ervan B.2.1. Artikel 5, § 3, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten voorziet in de mogelijkheid, voor de gewesten, om zelf, in plaats van de federale Staat, de dienst van onder meer de registratie- en successierechten te verzekeren, op voorwaarde dat die overname per groep van belastingen gebeurt. In navolging hiervan bepaalt artikel 10 van het decreet van 9 november 2012 houdende diverse bepalingen betreffende financiën en begroting, dat het Vlaamse Gewest, vanaf 1 januari 2015, de dienst van de belastingen, « bedoeld in artikel 3, eerste lid, 4° en 6° tot en met 8°, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, overeenkomstig artikel 5, § 3, van dezelfde bijzondere wet », verzekert. Derhalve behoort de inning van de erfbelasting, met ingang van 1 januari 2015, toe aan het Vlaamse Gewest, dat hiervoor een beroep doet op de Vlaamse Belastingdienst.
Artikel 217 van het decreet van 19 december 2014 « tot wijziging van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013 » (hierna : het decreet van 19 december 2014) voegt een artikel 3.3.1.0.9 toe, dat aan de erfgenamen, de algemene legatarissen en begiftigden en al wie gehouden is tot het indienen van een aangifte van een nalatenschap, de mogelijkheid geeft om aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie een bindende schatting te vragen van het geheel of een deel van de onroerende goederen die zich in de nalatenschap bevinden.
De inwerkingtreding van artikel 3.3.1.0.9 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit moet echter nog worden vastgesteld (artikel 325 van het decreet van 19 december 2014), hetgeen te wijten is aan het feit dat de Vlaamse Belastingdienst nog niet beschikt over voldoende vergelijkingspunten voor alle categorieën van onroerende goederen, die de noodzakelijke basisgegevens vormen voor een voorafgaande schatting.
Daarom kan nog niet worden overgegaan tot de aanvraag van een voorafgaande, bindende schatting van onroerende goederen bij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie.
B.2.2. In afwachting van de inwerkingtreding van artikel 3.3.1.0.9 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit kon een beroep worden gedaan op een expert voor de raming van onroerende goederen, tenzij de erfgenamen zelf wensten over te gaan tot een schatting. Daartoe heeft de Vlaamse Belastingdienst een « kwaliteitscharter » uitgewerkt, in samenwerking met de Koninklijke Federatie der Landmeters-Experten en de Beroepsorganisatie voor Landmeters-Experten. Het betrof een tijdelijke maatregel. Op grond van dat kwaliteitscharter kwamen enkel landmeters-experten in aanmerking om schattingen van nalatenschappen te doen.
Ten gevolge van beroepen tot nietigverklaring bij de Raad van State die het schattingssysteem, zoals ingesteld door het kwaliteitscharter, ter discussie stelden wegens de exclusiviteit van de samenwerking met de landmeters, heeft de decreetgever ervoor geopteerd het systeem te vervangen door de thans bestreden decretale regeling van schattingen door schatters-experten.
B.3.1. Artikel 8, 1°, van het decreet van 8 december 2017 voegt in artikel 1.1.0.0.2 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit een punt 18°/1 in, dat bepaalt : « 18°/1 schatter-expert : natuurlijk persoon die beroepsmatig schattingen en waarderingen van onroerende goederen uitvoert en daarvoor beschikt over de beroepskwalificatie, vermeld in artikel 3.3.1.0.9/1, § 2, 2° ».
B.3.2. Artikel 23 van het decreet van 8 december 2017 voegt in dezelfde Codex een artikel 3.3.1.0.9/1 in, dat bepaalt : « § 1. De erfgenamen, algemene legatarissen en begiftigden en iedereen die ertoe gehouden is een aangifte van nalatenschap in te dienen, kunnen een schatter-expert aanstellen om een schatting te maken van het geheel of een deel van de onroerende goederen die zich in België bevinden en die voor hun verkoopwaarde moeten of kunnen worden aangegeven.
De schatting is alleen bindend voor de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie als : 1° de schatter-expert op het moment van de schatting is opgenomen op de lijst van aan te stellen erkende schatters-experten, vermeld in paragraaf 2, na naleving van de voorwaarden daarvoor;2° de schatting deugdelijk wordt gemotiveerd in een deskundig schattingsverslag dat voldoet aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 3; 3° het deskundige schattingsverslag wordt gevoegd bij de aangifte van nalatenschap, vermeld in artikel 3.3.1.0.5, binnen de termijnen, bepaald in dat artikel.
Na de ontvangst van de schriftelijke aanvraag bevestigt de schatter-expert schriftelijk dat hij de aanvraag heeft ontvangen en meldt hij of hij de opdracht al dan niet aanvaardt. Hij werkt zijn opdracht af binnen een termijn die wordt bepaald in onderling overleg met de opdrachtgever, zonder dat daaraan rechten ontleend kunnen worden voor de verlenging van de aangiftetermijn, vermeld in artikel 3.3.1.0.5. § 2. De schatter-expert die opgenomen wil worden op een lijst van aan te stellen schatters-experten als vermeld in paragraaf 1, dient daarvoor een aanvraag in door een modelovereenkomst te ondertekenen die de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie ter beschikking stelt, waarbij de nodige bewijsstukken zijn gevoegd die aantonen dat : 1° de aanvrager beroepsmatig schattingen en waarderingen van onroerende goederen uitvoert;2° de aanvrager over de beroepskwalificatie daarvoor beschikt door de opleiding die hij gevolgd heeft, en door permanente bijscholing. Om te voldoen aan het eerste lid, 2°, bezorgt hij een afschrift van relevante diploma's, getuigschriften of attesten.
Het bevoegde personeelslid beoordeelt binnen een termijn van dertig werkdagen of aan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, is voldaan. Als dat het geval is, kent het bevoegde personeelslid aan de schatter-expert een uniek identificatienummer toe en voegt hij de schatter-expert toe aan de lijst.
Als aan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, niet is voldaan, deelt het bevoegde personeelslid de beslissing van weigering tot opname op de lijst en de redenen daarvoor mee aan de aanvrager. Tegen die beslissing kan de aanvrager, op straffe van verval, binnen een maand na de weigering tot opname een gemotiveerd schriftelijk beroep instellen bij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie. Het beroep wordt onderzocht door een besluitvormingsorgaan dat is samengesteld uit het afdelingshoofd van de afdeling van de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie, bevoegd voor de taxatie van de erf- en registratiebelastingen, en het afdelingshoofd van de afdeling Vastgoedtransacties. Ze beslissen over het beroep bij consensus en brengen de aanvrager schriftelijk op de hoogte van de gemotiveerde beslissing over het beroep.
Als er geen beslissing wordt genomen over de aanvraag binnen de dertig werkdagen na de ontvangst van de aanvraag en de bijbehorende bewijsstukken, vermeld in het tweede lid, of van het beroep tegen de weigering tot opname, wordt de aanvrager voor een periode van maximaal zes maanden opgenomen op de lijst. Als binnen die periode een beslissing wordt genomen over de aanvraag, geldt die beslissing vanaf het ogenblik van de kennisgeving ervan. Als dan nog geen beslissing is genomen, vervalt de tijdelijke opname en moet een nieuwe aanvraag worden ingediend.
Personeelsleden van de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kunnen niet optreden als schatter-expert.
De bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie publiceert de lijst, vermeld in het eerste lid, minstens maandelijks op haar publiek toegankelijke website als er schatters-experten toegevoegd of geschrapt worden. Op de lijst worden de voor- en achternaam van de schatter-expert opgenomen, het KBO-nummer waaronder zijn beroepsactiviteit is geregistreerd, het adres van de plaats van vestiging en, in voorkomend geval, de commerciële benaming waaronder de activiteiten worden uitgevoerd, de datum van opname op de lijst en de eventuele periodes van tijdelijke schorsing. § 3. Het schattingsverslag wordt opgebouwd als een uitgebreid deskundig rapport en bestaat uit : 1° een inleidend gedeelte, dat de volgende elementen omvat : a) de datum waarop het schattingsverslag is opgemaakt of het laatst is gewijzigd;b) de identificatie van de schatter-expert, namelijk voor- en achternaam, beroepstitel en het door de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie toegekende identificatienummer voor schatters-experten;c) de identificatie van de opdrachtgever, namelijk voor- en achternaam of benaming, rijksregister- of ondernemingsnummer, adres en, in voorkomend geval, de wettelijke vertegenwoordiger van de opdrachtgevende overheidsinstantie;d) het doel van de schatting, namelijk de volgende vermelding : ' Dit schattingsverslag is opgemaakt met naleving van het kwaliteitscharter van de Vlaamse Belastingdienst voor schatters-experten en dient als waardering bij de aangifte van nalatenschap ';e) de referentiedatum van de schatting, namelijk de datum van overlijden van de erflater;f) de datum van het plaatsbezoek;g) de identificatie van het te schatten goed, namelijk : 1) het postnummer en de gemeente, het dorp of gehucht, de straat en eventueel het huisnummer, en eventueel de CRAB-gegevens van het onroerend goed;2) de kadastrale gegevens, namelijk de kadastrale afdeling, de sectie, het perceelnummer en het partitienummer, de kadastrale oppervlakte, het kadastraal inkomen en, in voorkomend geval, de kadastrale detailidentificatie van een privatieve eigendom;3) de eigendomstoestand van het onroerend goed, met een beschrijving van de rechten van elke houder van een zakelijk recht, alsook van zijn aandeel in de volledige eigendomssituatie.Voor onroerende goederen in mede-eigendom worden de aandelen in het hele onroerend goed meegedeeld; 2° de beschrijving van het te schatten goed, die de volgende elementen omvat, in voorkomend geval toegevoegd als bijlage : a) een algemene beschrijving, namelijk : 1) de ligging in de straat en de ruimere omgeving, de toestand en uitrusting van de straat, de openbare nutsvoorzieningen;2) de voorzieningen in een ruimere omgeving, zoals scholen, zorgvoorzieningen, administratieve gebouwen en ontspanningsmogelijkheden;3) de bereikbaarheid met openbaar of privévervoer;4) zowel voor het terrein als de gebouwen : de bestemming en de aanwending;5) alleen voor het terrein : de volledige grondoppervlakte, de vorm, de breedte aan de straat, de rooilijnbreedte, de relatieve hoogteligging ten opzichte van de straat of omgeving, de oriëntatie en de bodemoccupatie;6) alleen voor de gebouwen : de bouwwijze, het aantal verdiepingen en bijgebouwen, de gevelbreedte, de plaatsing op het terrein, de bebouwde oppervlakte, de nuttige oppervlakte en de algemene toestand op het vlak van onderhoud, afwerking en comfort;b) een bijzondere beschrijving van de gebouwen, namelijk : 1) het bouwjaar, de constructiewijze, de kwaliteit van de constructie en de gebruikte materialen voor gevels, vloeren, muren, plafonds, daken en schrijnwerk, en de algemene staat van onderhoud;2) de indeling en, volgens de indeling van de gebouwen, de afwerking, de uitrusting en voorzieningen op het vlak van comfort;c) de stedenbouwkundige ligging en voorschriften, de toestand op het vlak van onroerend erfgoed, van voorkooprecht en van de watertoets;d) de gegevens over de zakelijke rechten en de overeenkomstige datum en wijze van verwerving.Als het onroerend goed verhuurd is, wordt het type contract, de duurtijd ervan en de overeengekomen huurprijs weergegeven; e) de liggingsplannen en per verdieping schetsen van de indeling, waarbij een foto van de voorgevel is gevoegd, en, in voorkomend geval, bijkomende foto's als die noodzakelijk zijn om de waarde van het onroerend goed te bepalen en om de situatie op de datum van het plaatsbezoek vast te leggen;3° de beschrijving van de gebruikte vergelijkingspunten, vermeld in punt 4°, die telkens de volgende elementen omvat : a) algemene gegevens over de ligging en de kadastrale gegevens van het vergelijkingspunt, namelijk : 1) het postnummer en de gemeente, het dorp of gehucht, de straat en, in voorkomend geval, het huisnummer;2) de kadastrale gegevens van het vergelijkingspunt, namelijk de kadastrale afdeling, de sectie, het perceelnummer, het partitienummer, de kadastrale oppervlakte, het kadastraal inkomen en, in voorkomend geval, de kadastrale detailidentificatie van een privé-eigendom;3) in voorkomend geval het bouwjaar van het vergelijkingspunt;b) de gegevens van de overdracht die aan de basis liggen van de opname als vergelijkingspunt : de aard en datum van de overdracht, en de belastbare grondslag ervan;c) bijzondere gegevens over de ligging, bestemming en eventuele bebouwing;4° de analyse die leidt tot de geschatte waarde.De analyse wordt in principe uitgevoerd aan de hand van een afweging ten opzichte van vergelijkingspunten. Uitzonderlijk en voor specifieke eigendommen waarvoor geen vergelijkingspunten beschikbaar zijn, geeft de schatter-expert weer hoe de waarde dan wel wordt bepaald. De schatter-expert motiveert die afwijking in zijn verslag; 5° het besluit, dat de hoofdkenmerken van de analyse herneemt, de referentiedatum voor de waardebepaling en als finale conclusie de geschatte waarde;6° de eedformule ' Ik zweer dat ik mijn opdracht in eer en geweten getrouw heb vervuld ', de dagtekening en de ondertekening. § 4. De bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie organiseert het toezicht en de controle op de naleving van de bepalingen, vermeld in paragraaf 1 tot en met 3. Daarbij kan informatie uitgewisseld worden met beroepsverenigingen waarbij de schatter-expert is aangesloten.
Bij vastgestelde inbreuken kan het bevoegde personeelslid beslissen tot schrapping van de schatter-expert van de lijst van schatters-experten. Die beslissing tot schrapping en de redenen daarvoor worden aan de schatter-expert meegedeeld. Tegen die beslissing kan de aanvrager, op straffe van verval, binnen een maand na de beslissing gemotiveerd schriftelijk beroep instellen bij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie.
Het beroep wordt onderzocht door een besluitvormingsorgaan dat is samengesteld uit het afdelingshoofd van de afdeling van de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie, bevoegd voor de taxatie van de erf- en registratiebelastingen, en het afdelingshoofd van de afdeling Vastgoedtransacties. Ze beslissen binnen de dertig werkdagen over het beroep bij consensus en brengen de aanvrager schriftelijk op de hoogte van de gemotiveerde beslissing over het beroep. Een gebrek aan consensus staat gelijk aan het uitblijven van een beslissing.
Als er geen beslissing wordt genomen over het beroep binnen de dertig werkdagen na de ontvangst van het beroep, vermeld in het tweede lid, wordt de aanvrager voor een periode van maximaal zes maanden terug opgenomen op de lijst. Als binnen die periode een beslissing wordt genomen over het beroep, geldt die beslissing vanaf het ogenblik van de kennisgeving ervan. Als dan nog geen beslissing is genomen, blijft de aanvrager opgenomen op de lijst ».
B.3.3. Het was de bedoeling van de decreetgever om de vroegere regeling van schattingen van nalatenschappen, die « juridisch onder druk [kwam] te staan omwille van de exclusiviteit van de [...] samenwerking met landmeters », te vervangen door « een meer globaal juridisch kader [...] dat de [voorheen bestaande] werkwijze verruimt en verder juridisch onderbouwt » (Parl. St., Vlaams Parlement, 2017-2018, nr. 1301/1, pp. 11-12) : « Om die reden wordt een nieuwe overgangswerkwijze ingesteld, waarbij de Vlaamse Belastingdienst in principe de geraamde venale waarde in schattingsverslagen als bindend erkent, mits de schattingsverslagen opgesteld zijn door een gekwalificeerd persoon en voldoen aan zekere vorm- en kwaliteitsvereisten. Het spreekt voor zich dat de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie, de Vlaamse Belastingdienst, daarbij toezicht uitoefent op het naleven van de voorwaarden, zonder daarbij afbreuk te doen aan de toezichtsfunctie en de sanctionerende bevoegdheid van eventuele eigen organen van de beroepsverenigingen » (ibid., p. 12).
De Vlaamse decreetgever heeft aldus bij de bestreden bepalingen een regeling uitgewerkt waarbij diegenen die een aangifte van nalatenschap moeten indienen, voor de waardering van hun onroerende goederen een beroep kunnen doen op een erkend schatter-expert die een voor de Vlaamse Belastingdienst bindende waardebepaling, in de vorm van een schattingsverslag, opmaakt. Daarbij werd ervoor geopteerd het vervullen van die opdracht niet meer voor te behouden aan een bepaalde beroepsgroep, te weten die van de landmeters-experten, maar specifieke criteria vast te stellen voor de erkenning als schatter-expert.
B.3.4. Aangezien artikel 3.3.1.0.9/1 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit « de tegenhanger is van de bestaande bepaling in artikel 3.3.1.0.9 VCF en de Vlaamse Regering over de inwerkingtreding daarvan kan beslissen, is het evident de bedoeling dat later ook tot de uitwerkingtreding van de nieuwe bepaling, door de Vlaamse Regering kan worden besloten » (ibid., p. 15).
De bestreden bepalingen treden om die reden buiten werking op een door de Vlaamse Regering vast te stellen datum (artikel 32 van het decreet van 8 december 2017).
Wat betreft de ontvankelijkheid B.4.1. De Vlaamse Regering betwist het belang van de zevende verzoekende partij bij de vernietiging van de bestreden bepalingen.
Zij betwist ook het belang van de verzoekende partijen bij het tiende onderdeel van het enige middel.
B.4.2. De Grondwet en de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof vereisen dat elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die een beroep tot vernietiging instelt, doet blijken van een belang. Van het vereiste belang doen slechts blijken de personen wier situatie door de bestreden norm rechtstreeks en ongunstig zou kunnen worden geraakt.
B.4.3. Uit de uiteenzetting van het beroep tot vernietiging blijkt dat vier van de zeven verzoekende partijen VZW's zijn die landmeters-experten vertegenwoordigen. Twee verzoekende partijen zijn zelf landmeters-experten. Aangezien die verzoekende partijen doen blijken van een belang bij de vernietiging van de bestreden bepalingen, die de opmaak van bindende erfschattingsverslagen niet meer exclusief voorbehouden aan landmeters-experten, is er geen aanleiding om na te gaan of de zevende verzoekende partij over het vereiste belang beschikt.
B.4.4. Wanneer een verzoekende partij belang heeft bij de vernietiging van de bestreden bepalingen, dient zij niet daarnaast te doen blijken van een belang bij elk van de door haar aangevoerde middelen of onderdelen ervan.
B.4.5. De exceptie is niet gegrond.
B.5.1. Met betrekking tot de meerdere onderdelen van het enige middel werpt de Vlaamse Regering de onontvankelijkheid op, op grond van de exceptio obscuri libelli. Nergens zouden de verzoekende partijen aantonen in welk opzicht de bestreden bepalingen de door de verzoekende partijen vermelde toetsingsnormen zouden schenden. Het Hof zou bovendien niet bevoegd zijn om rechtstreeks aan bepaalde van die normen te toetsen.
B.5.2. Om te voldoen aan de vereisten van artikel 6 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, moeten de middelen van het verzoekschrift te kennen geven welke van de regels waarvan het Hof de naleving waarborgt, zouden zijn geschonden, alsook welke de bepalingen zijn die deze regels zouden schenden, en uiteenzetten in welk opzicht die regels door de bedoelde bepalingen zouden zijn geschonden.
B.5.3. Uit de memories van de Vlaamse Regering blijkt dat zij telkens op adequate wijze heeft kunnen antwoorden op de grieven van de verzoekende partijen. De grondwets- en verdragsbepalingen en algemene beginselen waaraan het Hof niet rechtstreeks vermag te toetsen, worden samen aangevoerd met grondwetsbepalingen waaraan het Hof wel rechtstreeks vermag te toetsen, zodat al die bepalingen en beginselen in samenhang moeten worden gelezen.
B.5.4. De exceptie is niet gegrond.
Ten gronde B.6. De verzoekende partijen vorderen de vernietiging van de artikelen 8, 1°, en 23 van het decreet van 8 december 2017. Daartoe voeren zij één middel aan, opgesplitst in elf onderdelen.
Ten aanzien van het eerste en het tweede onderdeel B.7. In het eerste en tweede onderdeel van het middel voeren de verzoekende partijen de schending aan van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre de bestreden artikelen 8 en 23 ongelijke situaties op een gelijke wijze zouden behandelen zonder dat daarvoor een redelijke verantwoording bestaat.
De landmeters-experten, die onder het toepassingsgebied van de wet van 11 mei 2003 tot bescherming van de titel en van het beroep van landmeter-expert vallen, worden op een gelijke wijze behandeld als de andere personen die kunnen worden opgenomen op de lijst van de schatters-experten, in de zin van punt 18°/1 van artikel 1.1.0.0.2 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit, terwijl de landmeters-experten, in tegenstelling tot de andere schatters-experten, ingeschreven zijn op het tableau van de beoefenaars van het beroep van landmeter-expert en bijzondere waarborgen bieden in termen van onafhankelijkheid en onpartijdigheid. Volgens de verzoekende partijen zouden de bestreden bepalingen ongrondwettig zijn, doordat thans ook personen in aanmerking worden genomen voor het opmaken van erfschattingsverslagen, die niet op het tableau van de landmeters-experten zijn ingeschreven, hetgeen evenwel onredelijk zou zijn omdat daardoor personen zouden worden aangewezen als schatter-expert die, ongeacht de aard van hun juridische relatie met de administratie, een taak van algemeen belang verrichten en aldus een openbare dienst verlenen in de functionele betekenis van het woord (eerste onderdeel). Bovendien staat de eis van permanente vorming voor op het tableau ingeschreven landmeters-experten een gelijke behandeling ten aanzien van andere kandidaat-schatters-experten in de weg, omdat de Vlaamse Regering niet gemachtigd is toezicht te houden op de permanente bijscholing van de erkend schatter-expert die geen landmeter-expert is, en dat dit wel het geval is voor de op het tableau ingeschreven landmeters-experten (tweede onderdeel).
B.8. Het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie sluit niet uit dat een verschil in behandeling tussen categorieën van personen wordt ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord is. Dat beginsel verzet zich er overigens tegen dat categorieën van personen, die zich ten aanzien van de betwiste maatregel in wezenlijk verschillende situaties bevinden, op identieke wijze worden behandeld, zonder dat daarvoor een redelijke verantwoording bestaat.
Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie is geschonden wanneer vaststaat dat geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel.
B.9.1. De parlementaire voorbereiding verduidelijkt dat het bestreden artikel 8, 1°, van het decreet van 8 december 2017 een definitie van het begrip « schatter-expert » toevoegt aan de begrippenlijst van de Vlaamse Codex Fiscaliteit. « De schatter-expert wordt gedefinieerd als een natuurlijk persoon die beroepsmatig schattingen en waarderingen van onroerende goederen uitvoert en daartoe beschikt over de beroepskwalificatie, vermeld in artikel 3.3.1.0.9/1, § 2, 2°.
Gelet op de draagwijdte van de schattingen en op het in principe bindend karakter ervan wordt de nodige expertise van de schatters vereist » (Parl. St., Vlaams Parlement, 2017-2018, nr. 1301/1, p. 5).
B.9.2. Artikel 23 van het decreet van 8 december 2017 voert de thans geldende werkwijze voor bindende schattingsverslagen in de Vlaamse Codex Fiscaliteit in : « Essentieel is dat deze nieuwe werkwijze de garantie wil bieden dat de uitgevoerde expertise op een onafhankelijke en onpartijdige wijze gebeurt door een schatter-expert ter zake, en dat de resultaten degelijk gemotiveerd zijn. Enkel mits naleving van de opgenomen voorwaarden wordt de schatting als bindend aanvaard, uiteraard onder voorbehoud van de kwaliteitscontroles die de Vlaamse Belastingdienst kan uitvoeren » (ibid., p. 12).
B.10.1. Ingevolge de wet van 11 mei 2003 tot bescherming van de titel en van het beroep van landmeter-expert worden alle landmeters verplicht houder te zijn van een bepaald diploma (artikel 2) en een eed af te leggen (artikel 7). Daarenboven moeten de zelfstandige landmeters zijn ingeschreven op een door de Federale Raad van landmeters-experten vastgesteld tableau (artikel 3 van de wet van 11 mei 2003 tot oprichting van federale raden van landmeters-experten) en de voorschriften inzake de plichtenleer naleven (artikel 8).
Sedert de wet van 11 mei 2003 tot bescherming van de titel en van het beroep van landmeter-expert zijn « het voeren van de titel en de uitoefening van het beroep [...] voorbehouden aan de houders van een diploma, die een eed moeten afleggen » (Parl. St., Kamer, 2002-2003, DOC 50-2152/001, p. 7) : « De beschrijving van de gereglementeerde activiteit geldt zowel voor landmeters in overheidsdienst, bij de uitoefening van hun activiteit als ambtenaar, als voor de zelfstandigen en de loontrekkenden. [...] Bovendien moeten de zelfstandige landmeters ingeschreven zijn op een tableau die opgesteld en bijgehouden wordt door een Federale Raad van landmeters-experten, opgericht bij het wetsontwerp tot oprichting van Federale Raden van landmeters-experten » (ibid., p. 7).
De opname op het tableau van de landmeters-experten impliceert dat die personen de titel van landmeter-expert mogen dragen en dat erkende beroep mogen uitoefenen op basis van de vereiste kwalificaties; zij zijn daarbij onderworpen aan de plichtenleer van het koninklijk besluit van 15 december 2005 « tot vaststelling van de voorschriften inzake de plichtenleer van de landmeter-expert », onder toezicht van de Federale Raad van landmeters-experten en de Federale Raad van Beroep van landmeters-experten.
B.10.2. Zoals in B.2.2 is vermeld, werd ingevolge het « Kwaliteitscharter voor schattingsverslagen » de erkenning als schatter-expert exclusief voorbehouden aan één bepaalde beroepsgroep, namelijk de landmeters-experten.
Aangezien het schattingssysteem het voorwerp uitmaakte van beroepen tot nietigverklaring bij de Raad van State, vanwege de exclusiviteit die was toegekend aan de landmeters-experten, heeft de decreetgever een nieuw systeem ingevoerd en heeft hij geopteerd voor een niet-exclusief systeem van schatters-experten.
B.11.1. De kandidaat-schatter-expert dient aan te tonen dat hij beroepsmatig schattingen en waarderingen van onroerende goederen uitvoert en dat hij over de beroepskwalificatie daarvoor beschikt door de opleiding die hij heeft gevolgd, en door permanente bijscholing (artikel 3.3.1.0.9/1, § 2, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit). Derhalve heeft de decreetgever een regeling ingevoerd waarbij enkel diegenen die én zijn opgeleid om waardebepalingen van onroerende goederen uit te voeren, zowel door hun opleiding als door permanente bijscholing, én dergelijke activiteiten beroepsmatig uitvoeren, in aanmerking komen om te worden erkend als schatter-expert.
Daarnaast zijn de schatters-experten onderworpen aan een eigen regeling inzake toezicht en controle (artikel 3.3.1.0.9/1, § 4, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit). De parlementaire voorbereiding vermeldt : « Hoewel de schatting opgemaakt door een schatter-expert in principe bindend is, kan de Vlaamse Belastingdienst een kwaliteitscontrole uitvoeren op de ontvangen schattingsverslagen, en nagaan of de schatter-expert blijft voldoen aan de voorwaarden om op de lijst van schatters-experten te blijven staan. [...] Het niet voldoen aan de kwaliteitseisen om nog te kunnen spreken van deskundige schattingsverslagen, het stopzetten van de beroepsuitoefening, het niet langer volgen van de nodige bijscholing en dergelijke meer, kunnen elementen zijn om de schatter-expert van de lijst te schrappen » (Parl. St., Vlaams Parlement, 2017-2018, nr. 1301/1, pp. 14-15).
B.11.2. De door de verzoekende partijen aangehaalde eedaflegging van de landmeters-experten, zoals vastgesteld in artikel 7 van de wet van 11 mei 2003 tot bescherming van de titel en van het beroep van landmeter-expert, is niet van die aard dat aan landmeters-experten een voordeel inzake onafhankelijkheid en onpartijdigheid wordt gegeven in vergelijking met de andere beroepscategorieën die voor de erkenning van schatter-expert in aanmerking komen.
Allereerst strekt de beroepsactiviteit van de landmeters-experten, zoals omschreven bij artikel 3 van de voormelde wet van 11 mei 2003, zich niet uit tot de schatting van onroerende goederen, zodat ook de eedaflegging geen betrekking kan hebben op die werkzaamheid.
Vervolgens dienen de schatters-experten in hun schattingsverslag een eedformule aan te brengen, waarin wordt bevestigd dat zij de opdracht in eer en geweten getrouw hebben vervuld (artikel 3.3.1.0.9/1, § 3, 6°, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit).
B.11.3. Zoals vermeld in B.11.1 oefent de Vlaamse Belastingdienst toezicht en controle uit op de naleving van de decretale eis van permanente bijscholing. In artikel 3.3.1.0.9/1, § 4, wordt uitdrukkelijk bepaald dat « de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie [zijnde de Vlaamse Belastingdienst] het toezicht en de controle [organiseert] op de naleving van de bepalingen, vermeld in paragraaf 1 tot en met 3 », en dat « daarbij [...] informatie uitgewisseld [kan] worden met beroepsverenigingen waarbij de schatter-expert is aangesloten ».
Aldus kan niet worden aangenomen dat de Vlaamse Belastingdienst geen toezicht en controle uitoefent op de eis van de permanente vorming voor de schatters-experten.
B.11.4. De decreetgever kan derhalve redelijkerwijze van oordeel zijn dat ook andere beroepscategorieën dan de landmeters-experten, op onafhankelijke en onpartijdige wijze, bindende schattingsverslagen kunnen opmaken. De regeling, zoals uitgewerkt in het bestreden decreet van 8 december 2017, waarborgt dat niet iedereen kan worden erkend als schatter-expert, maar enkel die personen die beroepsmatig schattingen en waarderingen van onroerende goederen uitvoeren en daarvoor beschikken over de vereiste beroepskwalificatie door de opleiding die zij gevolgd hebben en door permanente bijscholing zodat de uitgevoerde schatting op een onafhankelijke en onpartijdige wijze zal gebeuren.
Daarnaast wordt door de bestreden bepalingen een eigen regeling inzake controle en toezicht ingesteld (artikel 3.3.1.0.9/1, § 4, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit) op de door de Vlaamse Belastingdienst erkende schatters-experten. De eigen regeling omvat niet alleen een kwaliteitscontrole op de ontvangen schattingsverslagen, maar tevens een controle op het functioneren van de schatter-expert zelf, door toezicht te houden op het blijven voldoen aan de voorwaarden om als schatter-expert te worden erkend.
B.11.5. De gelijke behandeling van de landmeters-experten en de andere schatters-experten is derhalve redelijk verantwoord.
Het enige middel, in het eerste en het tweede onderdeel ervan, is niet gegrond.
Ten aanzien van het derde onderdeel B.12. In het derde onderdeel van het middel voeren de verzoekende partijen de schending aan van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet en van de beginselen van neutraliteit, onpartijdigheid en onafhankelijkheid, in zoverre de bestreden bepalingen een verschil in behandeling invoeren tussen erkende schatters-experten natuurlijke personen, enerzijds, en erkende schatters-experten die hun activiteiten als schatter-expert uitoefenen onder een commerciële benaming, anderzijds. De erkende schatters-experten van de tweede categorie zouden met hun commerciële benaming, waaronder de activiteiten worden uitgevoerd, worden vermeld op de door de Vlaamse Belastingdienst gepubliceerde lijst van erkende schatters-experten, terwijl dit niet het geval is voor de eerste categorie. Daardoor zou de eerste categorie worden benadeeld, omdat daardoor de commerciële activiteiten van de tweede categorie worden benadrukt, hetgeen evenwel irrelevant is.
B.13. Artikel 3.3.1.0.9/1, § 2, laatste lid, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit bepaalt dat « de commerciële benaming waaronder de activiteiten worden uitgevoerd » zal worden opgenomen, na onder meer de voor- en achternaam van de schatter-expert, op de door de Vlaamse Belastingdienst gepubliceerde lijst van erkende schatters-experten, zonder dat hierbij enig onderscheid wordt gemaakt met betrekking tot de persoon die het voorwerp uitmaakt van die vermelding. Alle erkende schatters-experten worden op een gelijke manier behandeld en worden opgenomen op de lijst van erkende schatters-experten, waaruit de personen die ertoe gehouden zijn een aangifte van nalatenschap in te dienen, kunnen kiezen om een schattingsverslag te laten maken.
B.14. Het enige middel, in het derde onderdeel ervan, is niet gegrond.
Ten aanzien van het vierde onderdeel B.15. In het vierde onderdeel van het middel voeren de verzoekende partijen de schending aan van de artikelen 10, 11, 22 en 27 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 8 en 11 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens. Artikel 3.3.1.0.9/1, § 4, eerste lid, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit bepaalt dat de Vlaamse Belastingdienst, in het kader van het door hem georganiseerde toezicht en controle, informatie kan uitwisselen met beroepsverenigingen waarbij de schatter-expert is aangesloten, wat strijdig zou zijn met de vrijheid van vereniging, het recht op privacy en het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie. De overheid zou zich ervan dienen te onthouden zich te mengen in de statuten van een vereniging en zou in beginsel de vereniging niet kunnen verplichten, noch uitnodigen om informatie uit te wisselen zonder de toestemming van het lid over wie informatie wordt uitgewisseld.
B.16.1. De grieven van de verzoekende partijen gaan uit van een schending van het recht op vereniging en het recht op privacy, zodat enkel de eventuele schending van artikel 27 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 11 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, en van artikel 22 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, dient te worden onderzocht.
B.16.2. De opmerking van de Vlaamse Regering als zou het vierde onderdeel feitelijke grondslag missen, omdat er enkel een informatie-uitwisseling zou zijn van de Vlaamse Belastingdienst naar de beroepsverenigingen en niet omgekeerd, kan niet worden gevolgd.
Het bestreden artikel 3.3.1.0.9/1, § 4, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit handelt immers over het uitwisselen van informatie met beroepsverenigingen waarbij de schatter-expert is aangesloten, waarbij het begrip « uitwisseling » van informatie in zijn dagelijkse betekenis moet worden begrepen, te weten « het wederzijds doorgeven » van informatie.
B.17.1. Artikel 27 van de Grondwet bepaalt : « De Belgen hebben het recht van vereniging; dit recht kan niet aan enige preventieve maatregel worden onderworpen ».
B.17.2. Artikel 11 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens bepaalt : « 1. Eenieder heeft recht op vrijheid van vreedzame vergadering en op vrijheid van vereniging, met inbegrip van het recht om vakverenigingen op te richten en zich bij vakverenigingen aan te sluiten voor de bescherming van zijn belangen. 2. De uitoefening van deze rechten kan aan geen andere beperkingen worden onderworpen dan die welke bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving nodig zijn in het belang van 's lands veiligheid, de openbare veiligheid, de bescherming van de openbare orde en het voorkomen van strafbare feiten, voor de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, of de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.Dit artikel verbiedt niet, dat wettige beperkingen worden aangebracht in de uitoefening van deze rechten door leden van de gewapende macht, van de politie of van het ambtelijk apparaat van de Staat ».
Die bepaling heeft een draagwijdte die analoog is met die van artikel 27 van de Grondwet, waardoor de erin vervatte waarborgen een onlosmakelijk geheel vormen met die welke zijn ingeschreven in die grondwetsbepaling, zodat het Hof, bij zijn toetsing van de bestreden bepalingen, rekening houdt met die verdragsbepaling.
B.17.3. De bestreden bepaling voorziet enkel in de mogelijkheid van informatie-uitwisseling, hetgeen niet kan worden geacht een weerslag te hebben op de vrijheid van vereniging. Doordat informatie « kan » worden uitgewisseld met beroepsverenigingen waarbij de schatter-expert is betrokken, bestaat noch voor de Vlaamse Belastingdienst, noch voor de beroepsverenigingen een verplichting, maar enkel een mogelijkheid, en heeft de betrokken vereniging het recht die uitwisseling van informatie te weigeren.
B.17.4. De aangevoerde schending van artikel 27 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 11 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, is niet gegrond.
B.18.1. Artikel 22 van de Grondwet bepaalt : « Ieder heeft recht op eerbiediging van zijn privéleven en zijn gezinsleven, behoudens in de gevallen en onder de voorwaarden door de wet bepaald.
De wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde regel waarborgen de bescherming van dat recht ».
B.18.2. Artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens bepaalt : « 1. Eenieder heeft recht op eerbiediging van zijn privéleven, zijn gezinsleven, zijn huis en zijn briefwisseling. 2. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan met betrekking tot de uitoefening van dit recht dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving nodig is in het belang van 's lands veiligheid, de openbare veiligheid, of het economisch welzijn van het land, de bescherming van de openbare orde en het voorkomen van strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen ». De Grondwetgever heeft gestreefd naar een zo groot mogelijke concordantie tussen artikel 22 van de Grondwet en artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens (Parl. St., Kamer, 1992-1993, nr. 997/5, p. 2).
De draagwijdte van dat artikel 8 is analoog aan die van de voormelde grondwetsbepaling, zodat de waarborgen die beide bepalingen bieden, een onlosmakelijk geheel vormen.
B.18.3. Het recht op eerbiediging van het privéleven, zoals gewaarborgd bij de voormelde grondwets- en verdragsbepalingen, heeft als essentieel doel de personen te beschermen tegen inmengingen in hun privéleven.
Dat recht heeft een ruime draagwijdte en omvat, onder meer, de bescherming van persoonsgegevens en van persoonlijke informatie.
B.18.4. De rechten die bij artikel 22 van de Grondwet en bij artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens worden gewaarborgd, zijn evenwel niet absoluut.
Zij sluiten een overheidsinmenging in het recht op eerbiediging van het privéleven niet uit, maar vereisen dat zij wordt toegestaan door een voldoende precieze wettelijke bepaling, dat zij beantwoordt aan een dwingende maatschappelijke behoefte in een democratische samenleving en dat zij evenredig is met de daarmee nagestreefde wettige doelstelling. Die bepalingen houden voor de overheid bovendien de positieve verplichting in om maatregelen te nemen die een daadwerkelijke eerbiediging van het privéleven verzekeren, zelfs in de sfeer van de onderlinge verhoudingen tussen individuen (EHRM, 27 oktober 1994, Kroon e.a. t. Nederland, § 31; grote kamer, 12 november 2013, Söderman t. Zweden, § 78).
De appreciatiemarge is evenwel niet onbegrensd : opdat een wettelijke regeling verenigbaar is met het recht op eerbiediging van het privéleven, is vereist dat de wetgever een billijk evenwicht heeft ingesteld tussen alle rechten en belangen die in het geding zijn.
B.19.1. Overeenkomstig artikel 3.3.1.0.9/1, § 4, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit « kan informatie uitgewisseld worden met beroepsverenigingen waarbij de schatter-expert is aangesloten ». Een dergelijke maatregel valt onder de artikelen 22 van de Grondwet en 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.
B.19.2. De bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie, namelijk de Vlaamse Belastingdienst, is belast met de organisatie van het toezicht en de controle op de naleving van artikel 3.3.1.0.9/1, § § 1 tot 3, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit. Het is noodzakelijk dat de Vlaamse Belastingdienst controle en toezicht uitoefent op de erkende schatters-experten en de opdracht die zij uitoefenen, namelijk het opmaken van schattingsverslagen van onroerende goederen met een in beginsel bindend karakter voor de Vlaamse Belastingdienst.
B.19.3. Door de aanvraag tot erkenning als « erkend schatter-expert » voor de Vlaamse Belastingdienst en de ondertekening van de modelovereenkomst, bevestigt de kandidaat-schatter-expert dat hij op de hoogte is van en instemt met de decretale regeling zoals daarin is voorzien in de bestreden bepalingen, waaronder de mogelijkheid voor de Vlaamse Belastingdienst om in het kader van zijn toezichts- en controlefunctie informatie uit te wisselen met de beroepsvereniging waarbij de kandidaat-schatter-expert is aangesloten.
Bovendien wordt de informatie die wordt uitgewisseld tussen de Vlaamse Belastingdienst en de beroepsvereniging niet openbaar gemaakt. Indien een dergelijke uitwisseling van informatie tot gevolg zou hebben dat een bepaalde schatter-expert van de lijst van erkende schatters-experten wordt geschrapt, dan zou alleen de naam van de desbetreffende schatter worden geschrapt en zou de reden daarvan niet openbaar worden gemaakt.
Derhalve is de mogelijkheid tot informatie-uitwisseling evenredig met de nagestreefde doelstelling.
B.20. Het enige middel, in het vierde onderdeel ervan, is niet gegrond.
Ten aanzien van het vijfde onderdeel B.21. In het vijfde onderdeel van het middel voeren de verzoekende partijen aan dat de bestreden bepalingen het fiscaal wettigheidsbeginsel schenden, omdat zij voorzien in de aanwijzing van een bevoegd personeelslid om louter discretionair te bepalen of voor de erkenning als schatter-expert de aanvrager beroepsmatig schattingen en waarderingen van onroerende goederen uitvoert en hij over de beroepskwalificatie daarvoor beschikt door de opleiding die hij gevolgd heeft, en door permanente bijscholing. Bovendien zouden het bevoegde personeelslid en het besluitvormingsorgaan kunnen beslissen tot schrapping van de erkende schatter-expert van de lijst, zonder daarbij de hoorplicht, het recht van verdediging en het evenredigheidsbeginsel te moeten naleven, hetgeen eveneens een schending van de artikelen 10, 11, 170, 171 en 172 van de Grondwet uitmaakt.
B.22. Het bestreden artikel 3.3.1.0.9/1, § 2, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit voert noch een belasting, noch een essentieel element van de belasting in, en stelt enkel de voorwaarden vast waaraan een kandidaat-schatter-expert dient te voldoen om te kunnen worden erkend als een schatter-expert door de Vlaamse Belastingdienst. De artikelen 170 tot 172 van de Grondwet zijn dus niet van toepassing.
B.23.1. In geval van schrapping van een schatter-expert van de lijst van erkende schatters-experten, dient de Vlaamse Belastingdienst de algemene beginselen van behoorlijk bestuur na te leven.
B.23.2. Daarnaast voorziet het bestreden artikel 3.3.1.0.9/1, § 4, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit in de mogelijkheid om beroep aan te tekenen tegen de beslissing van het bevoegde personeelslid tot schrapping, bij « een besluitvormingsorgaan ». Ook dat orgaan dient de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht te nemen.
B.24. Het enige middel, in het vijfde onderdeel ervan, is niet gegrond.
Ten aanzien van het zesde onderdeel B.25. In het zesde onderdeel van het middel voeren de verzoekende partijen de schending aan van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, omdat artikel 3.3.1.0.9/1, § 2, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit bepaalt dat, als er geen beslissing wordt genomen over de aanvraag tot erkenning als schatter-expert of over het beroep tegen de weigering tot opname binnen dertig werkdagen, de aanvrager voor een periode van maximaal zes maanden wordt opgenomen op de lijst. Als binnen die periode een beslissing wordt genomen over de aanvraag, geldt die beslissing vanaf het ogenblik van de kennisgeving ervan. Als dan nog geen beslissing is genomen, vervalt de tijdelijke opname en moet een nieuwe aanvraag worden ingediend. Ingevolge die bestreden bepaling zou aldus de kandidaat-schatter-expert bij gebrek aan een beslissing binnen dertig werkdagen tijdelijk worden opgenomen op de lijst zonder dat die persoon moet voldoen aan de voorwaarden, hetgeen dus de personen zou discrimineren die wel voldoen aan de voorwaarden en daarom al zijn opgenomen. Ook zou de schatter-expert, die bij gebrek aan beslissing binnen dertig werkdagen tijdelijk is opgenomen op de lijst, op een verschillende manier worden behandeld ten opzichte van de schatter-expert, die eveneens tijdelijk is opgenomen op de lijst maar na zes maanden stilzwijgen van de lijst wordt gehaald. Tevens zou er een verschil in behandeling bestaan tussen de belastingplichtigen onderling naar gelang van de vaststelling of zij een schatter-expert hebben gekozen die na zes maanden van de lijst is gehaald.
B.26.1. Zoals de Vlaamse Regering opmerkt, vertrekken de verzoekende partijen van een verkeerd uitgangspunt. De bestreden regeling geldt op gelijke wijze voor eenieder; elke kandidaat-schatter-expert moet op grond van de bestreden bepaling een erkenningsaanvraag indienen en zal, na het uitblijven van een beslissing over de aanvraag of het beroep na dertig werkdagen, voor een periode van maximaal zes maanden worden opgenomen op de lijst. Als dan nog geen beslissing is genomen, vervalt de tijdelijke opname en moet een nieuwe aanvraag worden ingediend (artikel 3.3.1.0.9/1, § 2, vijfde lid, laatste zin, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit). Immers, voor een definitieve opname op de lijst is een uitdrukkelijke goedkeuring vereist.
De vervaltermijn van dertig werkdagen is een drukkingsmiddel voor de overheid om binnen de vooropgestelde termijn een beslissing te nemen, zodat de rechten van de kandidaat-schatter-expert die de aanvraag of het beroep heeft ingediend, worden gevrijwaard.
B.26.2. Er is derhalve geen verschil in behandeling.
B.26.3. Overigens, in tegenstelling tot hetgeen de verzoekende partijen aanvoeren, worden, enerzijds, de personen die, bij ontstentenis van een beslissing binnen dertig werkdagen, voorlopig op de lijst van de schatters-experten worden opgenomen zonder dat zij voldoen aan de daartoe noodzakelijke voorwaarden, en, anderzijds, de personen die op de lijst worden opgenomen en die wel voldoen aan de daartoe noodzakelijke voorwaarden, wel degelijk verschillend behandeld aangezien, in de eerste hypothese, de opname op de lijst slechts voor een maximumduur van zes maanden geldt, wat niet het geval is in de tweede hypothese.
B.26.4. Het enige middel, in het zesde onderdeel ervan, is niet gegrond.
Ten aanzien van het zevende onderdeel B.27. In het zevende onderdeel van het middel voeren de verzoekende partijen de schending aan van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met het vermoeden van onschuld. Artikel 3.3.1.0.9/1, § 4, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit zou bepalen dat een erkende schatter-expert van de lijst kan worden geschrapt en een dergelijke schrapping onmiddellijk uitvoerbaar zou zijn, terwijl hij nog een beroep kan instellen bij het besluitvormingsorgaan.
B.28.1. Artikel 3.3.1.0.9/1, § 4, vierde lid, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit bepaalt dat als het besluitvormingsorgaan geen beslissing neemt over het beroep, ingesteld door de geschrapte schatter-expert, tegen de schrapping door een bevoegd personeelslid binnen dertig werkdagen na de ontvangst ervan, de geschrapte schatter-expert « terug opgenomen » wordt op de lijst voor een periode van maximaal zes maanden. De beslissing tot schrapping, genomen door het bevoegd personeelslid, is derhalve uitvoerbaar, terwijl nog beroepsmogelijkheden openstaan.
B.28.2. Aangezien de Vlaamse Belastingdienst een overheidsdienst is, kan zij een administratieve beslissing nemen die uitvoerbaar is, zonder dat die voorafgaandelijk door een rechter moet worden getoetst.
Het recht op een behoorlijke rechtsbedeling, gewaarborgd bij artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, houdt in dat een belanghebbende een administratieve beslissing moet kunnen voorleggen aan een onafhankelijke en onpartijdige rechterlijke instantie met volle rechtsmacht, die « bij de wet » is ingesteld en die binnen een redelijke termijn uitspraak doet.
Op grond van artikel 3.3.1.0.9/1, § 4, vierde lid, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit kan de schatter-expert tegen een beslissing tot schrapping door een bevoegd personeelslid, een gemotiveerd schriftelijk beroep instellen bij de « bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie », namelijk het besluitvormingsorgaan. Daarna kan tegen die schrappingsbeslissing beroep worden ingesteld bij de Raad van State, die over de vereiste volle rechtsmacht beschikt.
B.28.3. De uitvoerbaarheid van de schrappingsbeslissing door het bevoegde personeelslid streeft een wettig doel na, namelijk ervoor zorgen dat, in het belang van de belastingplichtige, de van de lijst geschrapte schatter-expert zijn taak niet meer kan uitoefenen. De bestreden maatregel is bovendien in redelijkheid te verantwoorden, aangezien beroep tegen de beslissing kan worden ingesteld, zowel bij de administratie zelf als bij de Raad van State, en indien, in het kader van het door de schatter-expert ingediende beroep bij het besluitvormingsorgaan, er niet tijdig een beslissing wordt genomen, de betrokken schatter-expert opnieuw wordt opgenomen op de lijst.
B.28.4. Het enige middel, in het zevende onderdeel ervan, is niet gegrond.
Wat het achtste onderdeel betreft B.29. In het achtste onderdeel van het middel voeren de verzoekende partijen de schending aan van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de beginselen van de hoorplicht, het recht van verdediging, de motivering, de zorgvuldigheid, de evenredigheid en behoorlijk bestuur en van de artikelen 6 en 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, omdat door de bestreden bepalingen het bevoegde personeelslid en, in beroep, het besluitvormingsorgaan zouden kunnen beslissen tot schrapping van de erkende schatter-expert van de lijst van de Vlaamse Belastingdienst, zonder daarbij de hoorplicht, het recht van verdediging en het evenredigheidsbeginsel te moeten naleven.
B.30.1. Zoals reeds is vermeld in B.23.1, dient de Vlaamse Belastingdienst de algemene beginselen van behoorlijk bestuur na te leven.
B.30.2. Het enige middel, in het achtste onderdeel ervan, is niet gegrond.
Ten aanzien van het negende onderdeel B.31. In het negende onderdeel van het middel voeren de verzoekende partijen de schending aan van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de beginselen van rechtszekerheid, hoorplicht, rechten van verdediging en met de beginselen van behoorlijk bestuur, omdat artikel 3.3.1.0.9/1, § § 2 tot 4, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit bepaalt dat een beroep tegen de beslissing van weigering tot opname op de lijst, respectievelijk de schrapping van de lijst, moet worden ingesteld binnen een termijn van één maand na de betrokken beslissing. De voormelde bepaling zou ingaan tegen de vaste rechtspraak van het Hof waaruit zou voortvloeien dat een beroepstermijn pas kan beginnen te lopen na kennisgeving van de beslissing. Het zou kennelijk onredelijk zijn dat de beroepstermijn aanvangt op een ogenblik dat de geadresseerde nog geen kennis heeft van de inhoud van de griefhoudende beslissing en van de motivering ervan.
B.32.1. Het Hof heeft reeds herhaalde malen geoordeeld dat een bepaling krachtens welke de termijn waarover een persoon beschikt om een jurisdictioneel (arresten nrs. 170/2003, 166/2005, 34/2006, 43/2006 en 48/2006) of een administratief beroep (arresten nrs. 85/2007, 123/2007, 162/2007 en 178/2009) in te stellen tegen een beslissing aanvangt op het ogenblik van de verzending van die beslissing, niet bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre het recht van verdediging van de geadresseerde op onevenredige wijze wordt beperkt doordat die termijn begint te lopen op een ogenblik dat de geadresseerde nog geen kennis kan hebben van de inhoud van de beslissing.
B.32.2. In de interpretatie dat de termijn om een administratief beroep in te stellen tegen een weigeringsbeslissing of een schrappingsbeslissing, zoals vastgesteld in het bestreden artikel 3.3.1.0.9/1, § 2, vierde lid, en § 4, tweede lid, aanvangt op het ogenblik van het nemen van die beslissing, zijn die bepalingen strijdig met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.
B.32.3. Een andere interpretatie is evenwel mogelijk. Teneinde te vermijden dat het recht van verdediging van de kandidaat-schatter-expert of de schatter-expert op onevenredige wijze zou worden beperkt, kan de termijn waarover een persoon beschikt om een administratief beroep in te stellen tegen een weigeringsbeslissing of een schrappingsbeslissing derhalve pas aanvangen bij de ontvangst van de kennisgeving van de betrokken beslissing aan de kandidaat-schatter-expert of de schatter-expert.
In die interpretatie schenden die bepalingen de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet, en is het enige middel, in het negende onderdeel ervan, niet gegrond.
Ten aanzien van het tiende onderdeel B.33. In het tiende onderdeel van het middel voeren de verzoekende partijen de schending aan van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, omdat artikel 3.3.1.0.9/1 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit niet zou voorzien in de mogelijkheid voor belanghebbende derden om beroep in te stellen bij het besluitvormingsorgaan tegen de opname van een schatter-expert op de lijst van de erkende schatters-experten van de Vlaamse Belastingdienst. Het zou de decreetgever in beginsel vrijstaan bestuurlijke beroepen in te voeren, maar dit zou dienen te gebeuren met inachtneming van het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie. Het ontbreken van een administratief beroep tegen een « opname op de lijst » en een « tijdelijke opname op de lijst » zou niet verantwoord zijn.
B.34.1. Het loutere gegeven dat de verzoekende partijen het « bijzonder storend » en « allerminst proceseconomisch » vinden dat belanghebbende derden geen gebruik kunnen maken van het administratief beroep bij het besluitvormingsorgaan, maar onmiddellijk een jurisdictioneel beroep moeten instellen, houdt geen schending in van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.
B.34.2. Het enige middel, in het tiende onderdeel ervan, is niet gegrond.
Ten aanzien van het elfde onderdeel B.35. In het elfde onderdeel van het middel voeren de verzoekende partijen de schending aan van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met de artikelen 170, 171 en 172 van de Grondwet, omdat artikel 3.3.1.0.9/1, § 1, tweede lid, juncto artikel 3.3.1.0.9/1, § 4, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit in geen termijn zou voorzien voor het vaststellen van inbreuken in het kader van het toezicht en de controle door de diensten van de Vlaamse Belastingdienst, noch voor het instellen van de procedure die bij de vastgestelde inbreuken kan leiden tot schrapping van de schatter-expert van de lijst van erkende schatters-experten. Het ontbreken van een normatieve termijnbepaling voor het vaststellen van inbreuken en het instellen van de procedure zou strijdig zijn met het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie, in samenhang gelezen met de voormelde verdrags- en grondwetsbepalingen, omdat het aan de wetgever toekomt om zelf de termijnen vast te stellen zonder zich hierbij te verlaten op de inzichten van het bevoegde personeelslid, dat per hypothese hooguit gehouden is aan het algemene beginsel van de redelijke termijn.
B.36.1. Het elfde onderdeel van het middel is gericht tegen het vaststellen van inbreuken door het bevoegde personeelslid van de Vlaamse Belastingdienst en de daaropvolgende schrappingsbeslissing.
Het ontbreken van een normatieve termijnbepaling heeft niet tot gevolg dat de administratieve (beroeps)procedure strijdig zou zijn met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. Artikel 3.3.1.0.9/1, § 4, derde lid, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit bepaalt dat het besluitvormingsorgaan binnen dertig werkdagen over het beroep moet beslissen bij consensus, en de aanvrager daarvan schriftelijk op de hoogte moet brengen.
Daarnaast moet ook de schrappingsprocedure zelf, door het bevoegde personeelslid van de Vlaamse Belastingdienst binnen een redelijke termijn afgerond worden, waarbij de beoordeling van de redelijkheid van de termijn in concreto dient te gebeuren, rekening houdend met het belang en/of het dringend karakter van de zaak, de complexiteit van het dossier en het gedrag van zowel het bestuur als de bestuurde.
De betrokken schatter-expert zal bovendien pas van de lijst worden gehaald nadat de schrappingsprocedure is doorlopen; hij zal derhalve pas nadeel ondervinden van de procedure wanneer de beslissing tot schrapping en de redenen daarvoor aan hem zijn meegedeeld. Op dat ogenblik heeft de betrokken schatter-expert de mogelijkheid beroep in te dienen bij het besluitvormingsorgaan dat daarover binnen dertig werkdagen moet beslissen.
B.36.2. Zoals in B.22 is vermeld, voeren de bestreden bepalingen geen belastingen in, zodat de artikelen 170 tot 172 van de Grondwet niet van toepassing zijn.
B.36.3. Het enige middel, in het elfde onderdeel ervan, is niet gegrond.
Om die redenen, het Hof verwerpt het beroep, onder voorbehoud van de interpretatie vermeld in B.32.3.
Aldus gewezen in het Nederlands, het Frans en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, op 28 mei 2019.
De griffier, De voorzitter, P.-Y. Dutilleux A. Alen