Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 13 september 2018

Uittreksel uit arrest nr. 112/2018 van 19 juli 2018 Rolnummer 6914 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 632bis van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door de familierechtbank van de Rechtbank van eerste aanleg Namen, afdeling Na Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en A. Alen, en de rechters (...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2018204378
pub.
13/09/2018
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 112/2018 van 19 juli 2018 Rolnummer 6914 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 632bis van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door de familierechtbank van de Rechtbank van eerste aanleg Namen, afdeling Namen.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en A. Alen, en de rechters E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût en T. Giet, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 25 april 2018 in zake H.S. en S.K., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 2 mei 2018, heeft de familierechtbank van de Rechtbank van eerste aanleg Namen, afdeling Namen, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 632bis van het Gerechtelijk Wetboek, in zoverre het de familierechtbank die zitting houdt ten zetel van het hof van beroep in wiens rechtsgebied de verzoeker zijn woonplaats of zijn verblijfplaats heeft, als de bevoegde rechter inzake staatloosheid aanwijst, met name de artikelen 10 en 11 van de Grondwet (waarbij een vergelijking wordt gemaakt met het criterium van territoriale bevoegdheid inzake nationaliteit), al dan niet in samenhang gelezen met andere, supranationale wetsbepalingen zoals het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en onder meer artikel 6 (in zoverre het het recht op toegang tot een rechter, in de hiervoor beschreven feitelijke en juridische context, op een niet-objectieve wijze zou beperken) ? ».

Op 17 mei 2018 hebben de rechters-verslaggevers P. Nihoul en T. Merckx-Van Goey, met toepassing van artikel 72, eerste lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, het Hof ervan in kennis gesteld dat zij ertoe zouden kunnen worden gebracht voor te stellen het onderzoek van de zaak af te doen met een arrest gewezen op voorafgaande rechtspleging. (...) III. In rechte (...) B.1. Artikel 632bis van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij artikel 78 van de wet van 6 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/07/2017 pub. 24/07/2017 numac 2017030652 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende vereenvoudiging, harmonisering, informatisering en modernisering van bepalingen van burgerlijke recht en van burgerlijk procesrecht alsook van het notariaat, en houdende diverse bepalingen inzake justitie sluiten houdende vereenvoudiging, harmonisering, informatisering en modernisering van bepalingen van burgerlijk recht en van burgerlijk procesrecht alsook van het notariaat, en houdende diverse bepalingen inzake justitie, bepaalt : « Procedures tot erkenning van de status van staatloze behoren tot de bevoegdheid van de familierechtbank die zitting houdt ter zetel van het hof van beroep in wiens rechtsgebied de verzoeker zijn woonplaats of zijn verblijfplaats heeft of, bij gebreke daarvan, waar de verzoeker zich bevindt. Wanneer evenwel de procedure in het Duits wordt gevoerd, is alleen de familierechtbank van Eupen bevoegd ».

B.2.1. Het verwijzende rechtscollege is van oordeel dat die bepaling van toepassing is op het geschil en dat zij in beginsel ertoe leidt dat de Familierechtbank van Luik, afdeling Luik, wordt aangewezen als rechtbank die bevoegd is om kennis te nemen van de vordering.

B.2.2. Het verwijzende rechtscollege verzoekt het Hof om de bestaanbaarheid van die bepaling met het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie, alsook met het recht op toegang tot de rechter te onderzoeken, in zoverre zij de rechtzoekenden in de meeste gevallen verplicht om hun vordering tot erkenning van de status van staatloze in te stellen bij een rechtbank die ver van hun verblijfplaats is gelegen.

B.3. Uit de motivering en uit het beschikkend gedeelte van het verwijzingsvonnis blijkt dat het rechtscollege, bij dezelfde beslissing, de zaak naar de Arrondissementsrechtbank Namen heeft verwezen « opdat zij de familierechtbank bepaalt die territoriaal bevoegd is om kennis ervan te nemen (zodat die zaak onverwijld wordt behandeld, niettegenstaande hetgeen zal volgen) ». De prejudiciële vraag wordt gesteld « voor het overige ».

B.4. Uit het voorgaande vloeit voort dat het antwoord op de prejudiciële vraag niet nuttig kan zijn voor de oplossing van het geschil door de verwijzende rechter, aangezien die, daar hij van oordeel was dat de vordering tot erkenning van de status van staatloze die bij hem aanhangig was gemaakt, een spoedeisend karakter had, de zaak naar de arrondissementsrechtbank heeft verwezen zonder het antwoord van het Hof af te wachten.

B.5. De prejudiciële vraag behoeft geen antwoord.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : De prejudiciële vraag behoeft geen antwoord.

Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 19 juli 2018.

De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, J. Spreutels

^