gepubliceerd op 30 augustus 2018
Uittreksel uit arrest nr. 33/2018 van 22 maart 2018 Rolnummer 6456 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 257, eerste lid, 4°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zoals vervangen bij artikel 2, 2°, van het decreet v Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en A. Alen, en de rechters (...)
GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 33/2018 van 22 maart 2018 Rolnummer 6456 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 257, eerste lid, 4°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zoals vervangen bij artikel 2, 2°, van het decreet van het Waalse Gewest van 10 december 2009 « houdende fiscale billijkheid en milieuefficiëntie voor het wagenpark en de passiefhuizen », gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Luik.
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en A. Alen, en de rechters L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet en R. Leysen, en, overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, emeritus voorzitter E. De Groot, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 14 januari 2016 in zake de nv « Services Techniques Balteau » tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 21 juni 2016, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Luik, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 257, [eerste lid,] 4°, van het WIB 1992, zoals gewijzigd bij het Waalse decreet van 10 december 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 10/12/2009 pub. 22/12/2009 numac 2009027224 bron waalse overheidsdienst Decreet houdende de eerste aanpassing van de ontvangstenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2009 type decreet prom. 10/12/2009 pub. 24/12/2009 numac 2009206000 bron waalse overheidsdienst Decreet bedoeld voor het algemeen omzetten van de Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende de diensten op de interne markt wat betreft de aangelegenheden beoogd in artikel 138 van de Grondwet type decreet prom. 10/12/2009 pub. 24/12/2009 numac 2009205874 bron waalse overheidsdienst Decreet met het oog op het omzetten van de Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende de diensten op de interne markt sluiten houdende fiscale billijkheid en milieuefficiëntie voor het wagenpark en de passiefhuizen, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet wanneer het onroerend goed buiten de wil van de eigenaar gedurende meer dan twaalf maanden heeft leeggestaan, in zoverre het twee eigenaars die zich in verschillende situaties bevinden, op dezelfde wijze behandelt, namelijk, enerzijds, diegene die zijn onroerend goed rendabel heeft willen maken maar daarvan werd weerhouden door omstandigheden die geen overmacht uitmaken of door uitzonderingen zoals een ramp, overmacht, een procedure of een administratief of gerechtelijk onderzoek waardoor het vrije genot van het onroerend goed wordt belet, en, anderzijds, diegene die zelfs niet de bedoeling heeft gehad zijn onroerend goed rendabel te maken en het heeft laten vervallen ? ». (...) III. In rechte (...) B.1.1. Artikel 257 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (hierna : WIB 1992) maakt deel uit van afdeling II (« Onroerende voorheffing ») van hoofdstuk I (« Storting van de belasting door voorheffing ») van titel VI (« Aan de vier belastingen gemene bepalingen ») van dat Wetboek.
Zoals gewijzigd bij artikel 2, 2°, van het decreet van het Waalse Gewest van 10 december 2009 « houdende fiscale billijkheid en milieuefficiëntie voor het wagenpark en de passiefhuizen », bepaalt artikel 257, eerste lid, 4°, van het WIB 1992 : « Op aanvraag van de belanghebbende wordt verleend : [...] 4° kwijtschelding of verlaging van de onroerende voorheffing in verhouding tot de duur en de omvang van de leegstand, inactiviteit of improductiviteit van het onroerend goed : a) indien een niet ingericht bebouwd onroerend goed minstens 180 dagen in de loop van het jaar onbezet en improductief is gebleven;b) indien het geheel van het materieel en de outillage, of een deel hiervan dat minstens 25 % van het kadastraal inkomen ervan vertegenwoordigt, gedurende 90 dagen in de loop van het jaar inactief is gebleven;c) indien het geheel van hetzij een bebouwd onroerend goed, hetzij van het materieel en de outillage, of een deel hiervan dat minstens 25 % van het respectieve kadastraal inkomen ervan vertegenwoordigt, vernietigd is. De verminderingsvoorwaarden worden per kadastraal perceel of per gedeelte van kadastraal perceel vastgelegd wanneer een dergelijk gedeelte hetzij een aparte woning, hetzij een productie- of activiteitsdepartement of -afdeling vormt die apart kunnen werken of apart in aanmerking genomen kunnen worden, hetzij een entiteit die gescheiden kan worden van de overige goederen of gedeelten waaruit het perceel bestaat en die apart gekadastreerd kan worden.
De improductiviteit moet van onvrijwillige aard zijn. Alleen het feit dat het goed tegelijkertijd te huur en te koop aangeboden wordt door de belastingplichtige stelt de improductiviteit niet voldoende vast.
Vanaf het tijdstip waarop het goed sinds meer dan twaalf maanden niet meer in gebruik is, kan, rekening houdend met het vorige aanslagjaar, de evenredige vermindering of verlaging bedoeld in a) hierboven niet meer toegekend worden voor zover de leegstandperiode twaalf maanden overschrijdt, behalve in het geval van een onroerend goed waarop de belastingplichtige de zakelijke rechten niet kan uitoefenen wegens ramp, overmacht, een procedure of een administratief of gerechtelijk onderzoek waardoor het vrije genot van het onroerend goed belet wordt, tot de dag waarop die omstandigheden die het vrije genot van het onroerend goed belemmeren verdwijnen. Als dusdanig wordt beschouwd een onroerend goed dat onverbeterbaar is in de zin van artikel 1, 14°, van de Waalse huisvestingscode, als dusdanig erkend door een afgevaardigde van de Minister van Huisvesting of bij een besluit van de burgemeester ».
B.1.2. Artikel 2, 2°, van het decreet van 10 december 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 10/12/2009 pub. 22/12/2009 numac 2009027224 bron waalse overheidsdienst Decreet houdende de eerste aanpassing van de ontvangstenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2009 type decreet prom. 10/12/2009 pub. 24/12/2009 numac 2009206000 bron waalse overheidsdienst Decreet bedoeld voor het algemeen omzetten van de Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende de diensten op de interne markt wat betreft de aangelegenheden beoogd in artikel 138 van de Grondwet type decreet prom. 10/12/2009 pub. 24/12/2009 numac 2009205874 bron waalse overheidsdienst Decreet met het oog op het omzetten van de Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende de diensten op de interne markt sluiten, dat op 23 december 2009 in werking is getreden, is toepasselijk sedert het aanslagjaar 2009 (artikel 4 van het decreet van 10 december 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 10/12/2009 pub. 22/12/2009 numac 2009027224 bron waalse overheidsdienst Decreet houdende de eerste aanpassing van de ontvangstenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2009 type decreet prom. 10/12/2009 pub. 24/12/2009 numac 2009206000 bron waalse overheidsdienst Decreet bedoeld voor het algemeen omzetten van de Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende de diensten op de interne markt wat betreft de aangelegenheden beoogd in artikel 138 van de Grondwet type decreet prom. 10/12/2009 pub. 24/12/2009 numac 2009205874 bron waalse overheidsdienst Decreet met het oog op het omzetten van de Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende de diensten op de interne markt sluiten).
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van de prejudiciële vraag B.2. Uit de bewoordingen van de prejudiciële vraag blijkt dat die betrekking heeft op de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van een identieke behandeling van twee categorieën van personen.
B.3.1. De artikelen 10 en 11 van de Grondwet sluiten niet uit dat categorieën van personen die zich in wezenlijk verschillende situaties bevinden, op identieke wijze worden behandeld, voor zover daarvoor een redelijke verantwoording bestaat.
B.3.2. Het onderzoek van de bestaanbaarheid van een wetsbepaling met het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie houdt met name de nauwkeurige identificatie in van twee categorieën van personen die het voorwerp van een identieke behandeling uitmaken.
B.4. Te dezen blijkt voldoende uit de bewoordingen van de prejudiciële vraag en uit de motieven van de verwijzingsbeslissing dat het Hof wordt verzocht zich uit te spreken over de grondwettigheid van de identieke behandeling van twee categorieën van schuldenaars van de onroerende voorheffing die eigenaar zijn van een niet-ingericht bebouwd onroerend goed dat op het grondgebied van het Waalse Gewest is gelegen en dat leegstaand en improductief is gebleven gedurende een periode van meer dan twaalf maanden tijdens welke die eigenaars de zakelijke rechten met betrekking tot hun goed hebben kunnen uitoefenen : enerzijds, de eigenaars die hun goed productief hebben willen maken en stappen in die zin hebben ondernomen, en, anderzijds, de eigenaars die hun goed niet productief hebben willen maken.
De prejudiciële vraag is ontvankelijk.
Ten aanzien van het antwoord op de prejudiciële vraag B.5. Uit de motieven van de verwijzingsbeslissing blijkt dat het Hof wordt verzocht zich uit te spreken over de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van artikel 257, eerste lid, 4°, vierde lid, van het WIB 1992, zoals van toepassing op het grondgebied van het Waalse Gewest, in zoverre het een identieke behandeling aan de twee in B.4 beschreven categorieën van eigenaars zou voorbehouden.
B.6. Het blijkt evenwel dat de in het geding zijnde bepaling de eigenaar van een leegstaand en improductief onroerend goed die zijn bebouwd onroerend goed productief wenst te maken en stappen in die zin onderneemt, niet op dezelfde wijze behandelt als de eigenaar van een goed die dat niet wenst te doen.
Die laatste kan immers geen kwijtschelding of vermindering van de onroerende voorheffing verkrijgen, zelfs indien zijn goed gedurende minstens 180 dagen tijdens het aanslagjaar leegstaat, aangezien de improductiviteit van zijn goed per definitie niet van « onvrijwillige aard » is (artikel 257, eerste lid, 4°, derde lid, van het WIB). De in het geding zijnde bepaling is dus zelfs niet van toepassing op hem en verschilt fundamenteel van de decretale regeling die in het geding was in het door de verwijzende rechter vermelde arrest nr. 155/2003 van 26 november 2003.
De in de prejudiciële vraag aangeklaagde identieke behandeling bestaat niet.
B.7. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord.
Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 257, eerste lid, 4°, vierde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zoals gewijzigd bij artikel 2, 2°, van het decreet van het Waalse Gewest van 10 december 2009 « houdende fiscale billijkheid en milieuefficiëntie voor het wagenpark en de passiefhuizen », schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet.
Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 22 maart 2018.
De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, J. Spreutels