Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 10 april 2018

Uittreksel uit arrest nr. 140/2017 van 30 november 2017 Rolnummer 6600 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 11, § 5, van de wet van 19 december 2003 betreffende het Europees aanhoudingsbevel, gesteld door de kamer van inbeschuldi Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de recht(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2018201273
pub.
10/04/2018
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 140/2017 van 30 november 2017 Rolnummer 6600 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 11, § 5, van de wet van 19 december 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/12/2003 pub. 22/12/2003 numac 2003009950 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende het Europees aanhoudingsbevel sluiten betreffende het Europees aanhoudingsbevel, gesteld door de kamer van inbeschuldigingstelling van het Hof van Beroep te Brussel.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de rechters L. Lavrysen, A. Alen, T. Merckx-Van Goey, F. Daoût en T. Giet, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij arrest van 12 januari 2017 in zake het openbaar ministerie tegen J.B., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 18 januari 2017, heeft de kamer van inbeschuldigingstelling van het Hof van Beroep te Brussel de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 11, § 5, van de wet van 19 december 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/12/2003 pub. 22/12/2003 numac 2003009950 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende het Europees aanhoudingsbevel sluiten betreffende het Europees aanhoudingsbevel, dat geïnspireerd is op artikel 35, § 4, van de wet van 20 juli 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/1990 pub. 02/12/2010 numac 2010000669 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de voorlopige hechtenis Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de voorlopige hechtenis, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre dat artikel niet voorziet in de mogelijkheid van beroep tegen de beslissing (van het onderzoeksgerecht) met betrekking tot de toewijzing van de borgsom aan de Staat, terwijl tegen de beslissingen genomen ter uitvoering van de artikelen 35 en 36 van de genoemde wet van 20 juli 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/1990 pub. 02/12/2010 numac 2010000669 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de voorlopige hechtenis Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, krachtens artikel 37 van die wet, dezelfde rechtsmiddelen openstaan als tegen de beslissingen die inzake voorlopige hechtenis worden genomen ? ». (...) III. In rechte (...) B.1. Aan het Hof wordt een vraag gesteld over artikel 11, § 5, van de wet van 19 december 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/12/2003 pub. 22/12/2003 numac 2003009950 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende het Europees aanhoudingsbevel sluiten betreffende het Europees aanhoudingsbevel, dat bepaalt : « [...] De borgsom wordt aan de Staat toegewezen zodra de betrokken persoon zonder gegronde reden van verschoning het Belgische grondgebied heeft verlaten zonder de Belgische rechterlijke autoriteiten in te lichten of zich heeft onttrokken aan de tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel ».

B.2. De verwijzende rechter vraagt aan het Hof of de in het geding zijnde bepaling de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt, in zoverre zij, in tegenstelling tot artikel 37 van de wet van 20 juli 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/1990 pub. 02/12/2010 numac 2010000669 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de voorlopige hechtenis Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de voorlopige hechtenis, niet voorziet in de mogelijkheid van beroep tegen de beslissing met betrekking tot de toewijzing van de borgsom aan de Staat in het kader van de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel.

B.3. Artikel 35, § 4, van de voormelde wet van 20 juli 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/1990 pub. 02/12/2010 numac 2010000669 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de voorlopige hechtenis Officieuze coördinatie in het Duits sluiten bepaalt : « De rechter kan ook de voorafgaande en volledige betaling van een borgsom vorderen, waarvan hij het bedrag bepaalt.

Hij kan zijn beslissing met name gronden op ernstige vermoedens dat gelden of waarden afkomstig van het misdrijf in het buitenland zijn geplaatst ofwel verborgen gehouden.

De borgsom wordt in de Deposito- en Consignatiekas gestort en het openbaar ministerie doet, op vertoon van het ontvangstbewijs, de beschikking of het arrest van invrijheidstelling ten uitvoer leggen.

Niettegenstaande de termijn bepaald in artikel 35, § 1, en onverminderd de toepassing van artikel 36, wordt de borgsom teruggegeven indien de verdachte bij alle proceshandelingen, alsook ter tenuitvoerlegging van het vonnis, verschenen is. Wanneer de veroordeling voorwaardelijk is, is het voldoende dat de verdachte bij alle proceshandelingen verschenen is.

De borgsom wordt toegewezen aan de Staat, zodra gebleken is dat de verdachte zonder wettige reden van verschoning niet verschenen is bij enige proceshandeling of ter tenuitvoerlegging van het vonnis. In geval echter van buitenvervolgingstelling, vrijspraak, ontslag van rechtsvervolging, voorwaardelijke veroordeling of verjaring van de strafvordering, beveelt het vonnis of het arrest de teruggave, onder voorbehoud van de buitengewone kosten waartoe de niet-verschijning aanleiding mocht hebben gegeven.

De niet-verschijning van de verdachte bij een proceshandeling wordt vastgesteld door het vonnis of het arrest van veroordeling, waarbij eveneens verklaard wordt dat de borgsom aan de Staat vervalt.

De niet-verschijning van de veroordeelde ter tenuitvoerlegging van het vonnis wordt, op vordering van het openbaar ministerie, vastgesteld door de rechtbank die de veroordeling heeft uitgesproken. Het vonnis verklaart tevens dat de borgsom aan de Staat vervalt ».

Artikel 37 van dezelfde wet bepaalt : « De beslissingen genomen ter uitvoering van de artikelen 35 en 36 worden aan de partijen betekend met inachtneming van de vormen bepaald voor de voorlopige hechtenis. Tegen deze beslissingen staan dezelfde rechtsmiddelen open als tegen de beslissingen die inzake voorlopige hechtenis worden genomen. [...] ».

B.4. In tegenstelling tot artikel 37 van de voormelde wet van 20 juli 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/1990 pub. 02/12/2010 numac 2010000669 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de voorlopige hechtenis Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, wordt bij het in het geding zijnde artikel 11, § 5, van de wet van 19 december 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/12/2003 pub. 22/12/2003 numac 2003009950 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende het Europees aanhoudingsbevel sluiten niet uitdrukkelijk een beroep georganiseerd voor de verdachte of de beklaagde tegen wie een Europees aanhoudingsbevel is uitgevaardigd en aan wie men weigert de borgsom terug te geven.

In de parlementaire voorbereiding van de wet van 19 december 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/12/2003 pub. 22/12/2003 numac 2003009950 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende het Europees aanhoudingsbevel sluiten op het aanhoudingsbevel wordt echter vermeld : « In de geest van de wederzijdse erkenning blijven de procedurele aspecten van het Europees aanhoudingsbevel immers onderworpen aan het nationale recht van de lidstaten. In dit verband moesten zowel de doeltreffendheid van de rechtsbedeling als de naleving van de grondrechten van de persoon tegen wie het aanhoudingsbevel is uitgevaardigd, worden gewaarborgd. Daarom heeft de regering ervoor gekozen de procedure die thans in het Belgische recht met betrekking tot de voorlopige hechtenis van kracht is, zoveel mogelijk over te nemen » (Parl. St., Kamer, memorie van toelichting, 2003-2004, DOC 51-279/001, p. 8).

Diezelfde bedoeling werd in herinnering gebracht met betrekking tot afdeling 2 van het wetsontwerp met betrekking tot de procedure van tenuitvoerlegging, waarin wordt vermeld dat « de regering [...] ervoor gekozen [heeft] om de procedure van tenuitvoerlegging van het bevel maximaal in overeenstemming te brengen met de procedure die in het Belgische recht inzake de voorlopige hechtenis van kracht is » (ibid., p. 18), waarbij in de bespreking van het in het geding zijnde artikel 11 uitdrukkelijk wordt verwezen naar de wet van 20 juli 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/1990 pub. 02/12/2010 numac 2010000669 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de voorlopige hechtenis Officieuze coördinatie in het Duits sluiten op de voorlopige hechtenis : « De laatste leden van paragraaf 4 van artikel 11 betreffen de gevolgen van niet-naleving van de voorwaarden voor de invrijheidstelling, evenals de mogelijkheden om die voorwaarden aan te passen of te schrappen naargelang het verloop van de situatie.Die bepalingen zijn gegrond op de artikelen 36, § 1, en 38, § 2, van de wet van 20 juli 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/1990 pub. 02/12/2010 numac 2010000669 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de voorlopige hechtenis Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de voorlopige hechtenis.

Zoals bepaald in artikel 35, § 4, van de wet van 1990 kan de invrijheidstelling afhankelijk worden gesteld van de voorafgaande en volledige betaling van een borgsom, waarvan de onderzoeksrechter het bedrag bepaalt. Voornoemde voorwaarden en modaliteiten zijn conform het stelsel van toepassing in het kader van de wet op de voorlopige hechtenis » (ibid, p. 21).

B.5. Het is zonder redelijke verantwoording dat aan de beklaagde het recht wordt geweigerd op beroep tegen de beslissing tot toewijzing van een borgsom aan de Staat in het kader van de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel in te stellen terwijl dat recht voor de verdachte of de beklaagde, in dezelfde situatie, wordt georganiseerd op grond van de wet van 20 juli 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/1990 pub. 02/12/2010 numac 2010000669 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de voorlopige hechtenis Officieuze coördinatie in het Duits sluiten.

Daaruit volgt dat de beslissing waarbij de borgsom aan de Staat wordt toegewezen in het kader van de wet op het Europees aanhoudingsbevel, het voorwerp moet kunnen uitmaken van een beroep.

B.6. De in het geding zijnde bepaling is niet bestaanbaar met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre zij niet voorziet in een beroepsmogelijkheid tegen de beslissing waarbij een borgsom aan de Staat wordt toegewezen in het kader van de uitvoering van de wet op het Europees aanhoudingsbevel.

B.7. Aangezien de in B.5 gedane vaststelling van de lacune is uitgedrukt in voldoende nauwkeurige en volledige bewoordingen die toelaten de in het geding zijnde bepaling toe te passen met inachtneming van de referentienormen op grond waarvan het Hof zijn toetsingsbevoegdheid uitoefent, staat het aan de verwijzende rechter een einde te maken aan de schending van die normen.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 11, § 5, van de wet van 19 december 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/12/2003 pub. 22/12/2003 numac 2003009950 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende het Europees aanhoudingsbevel sluiten betreffende het Europees aanhoudingsbevel schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre het niet voorziet in een beroepsmogelijkheid tegen de beslissing waarbij de borgsom aan de Staat wordt toegewezen.

Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 30 november 2017.

De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, J. Spreutels

^