Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 09 januari 2018

Uittreksel uit arrest nr. 126/2017 van 19 oktober 2017 Rolnummer 6721 In zake : de vordering tot schorsing van de wet van 19 maart 2017 tot wijziging van de wetgeving tot invoering van een statuut voor pleegzorgers, of, in ondergeschikte orde Het Grondwettelijk Hof, beperkte kamer, samengesteld uit voorzitter J. Spreutels en de rechters-(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2017205833
pub.
09/01/2018
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 126/2017 van 19 oktober 2017 Rolnummer 6721 In zake : de vordering tot schorsing van de wet van 19 maart 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/2017 pub. 05/04/2017 numac 2017030192 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de wetgeving tot invoering van een statuut voor pleegzorgers sluiten tot wijziging van de wetgeving tot invoering van een statuut voor pleegzorgers, of, in ondergeschikte orde, van de artikelen 8, 9 (gedeeltelijk) en 10 (in zijn geheel) ervan, ingesteld door R.M. en anderen.

Het Grondwettelijk Hof, beperkte kamer, samengesteld uit voorzitter J. Spreutels en de rechters-verslaggevers P. Nihoul en E. Derycke, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de vordering en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 28 augustus 2017 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 29 augustus 2017, is een vordering tot schorsing ingesteld van de wet van 19 maart 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/2017 pub. 05/04/2017 numac 2017030192 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de wetgeving tot invoering van een statuut voor pleegzorgers sluiten tot wijziging van de wetgeving tot invoering van een statuut voor pleegzorgers (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 5 april 2017), of, in ondergeschikte orde, van de artikelen 8, 9 (gedeeltelijk) en 10 (in zijn geheel) ervan, door R.M., I.H., A.M. en de vzw « Défense des Enfants - International - Belgique - Branche francophone (D.E.I. Belgique) », bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. J. Fierens en Mr. M. Genot, advocaten bij de balie te Brussel.

Bij hetzelfde verzoekschrift vorderen de verzoekende partijen eveneens de vernietiging van dezelfde wetsbepalingen.

Op 1 september 2017 hebben de rechters-verslaggevers P. Nihoul en E. Derycke, met toepassing van artikel 71, eerste lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, de voorzitter ervan in kennis gesteld dat zij ertoe zouden kunnen worden gebracht aan het Hof, zitting houdende in beperkte kamer, voor te stellen een arrest te wijzen waarin wordt vastgesteld dat de vordering tot schorsing klaarblijkelijk niet ontvankelijk is. (...) II. In rechte (...) B.1. Uit het verzoekschrift en, in het bijzonder, uit de formulering van het door de verzoekende partijen aangevoerde moeilijk te herstellen ernstig nadeel blijkt dat de vordering tot schorsing slechts betrekking heeft op artikel 10 van de wet van 19 maart 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/2017 pub. 05/04/2017 numac 2017030192 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de wetgeving tot invoering van een statuut voor pleegzorgers sluiten tot wijziging van de wetgeving tot invoering van een statuut voor pleegzorgers. Bij dat artikel 10 wordt in het Burgerlijk Wetboek een nieuw artikel 387octies ingevoegd, luidende : « § 1. Bij gebrek aan een overeenkomst zoals bedoeld in artikel 387septies en op voorwaarde dat het kind gedurende ten minste één jaar voorafgaand aan het verzoek voortdurend was geplaatst in het gezin van de pleegzorgers, kunnen de pleegzorgers de familierechtbank verzoeken om ook buiten het geval van dringende noodzakelijkheid, de bevoegdheid om de belangrijke beslissingen te nemen omtrent de gezondheid, de opvoeding, de opleiding, de ontspanning en de godsdienstige of levensbeschouwelijke keuzes van het kind, volledig of gedeeltelijk, aan hen te delegeren, met uitzondering van de rechten en plichten omtrent de staat van de persoon van het kind. Ook de rechten en plichten omtrent het beheer van de goederen van het kind kunnen aan de pleegzorgers worden gedelegeerd.

Het verzoek wordt ingesteld overeenkomstig de artikelen 1253ter/4 tot 1253ter/6 van het Gerechtelijk Wetboek.

Het vonnis kan geen afbreuk doen aan de door de bevoegde organen voor pleegzorg bepaalde duurtijd van de pleegzorg.

Zij stellen hun vordering al naar gelang het geval in tegen beide ouders, de enige ouder of de voogd van het kind. § 2. Het vonnis of arrest vermeldt uitdrukkelijk de rechten en plichten die ter uitoefening van het ouderlijk gezag worden gedelegeerd aan de pleegzorgers ».

B.2. Artikel 21, tweede lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof bepaalt : « In afwijking van artikel 3, zijn de verzoekschriften tot schorsing slechts ontvankelijk wanneer zij worden ingediend binnen een termijn van drie maanden na de bekendmaking van de wet, het decreet of de in artikel 134 van de Grondwet bedoelde regel ».

Uit die bepaling volgt dat de laatste dag van de termijn om een verzoekschrift tot schorsing van de bestreden wet in te dienen 5 juli 2017 was en dat het verzoekschrift, dat op 28 augustus 2017 ter post was neergelegd, dus buiten de termijn is ingediend.

B.3. De verzoekende partijen voeren echter overmacht aan. Zij doen gelden dat zij, vóór 5 juli 2017, de vordering tot schorsing niet dienstig konden instellen. Zij zijn van mening dat ervan dient te worden uitgegaan dat de in het voormelde artikel 21, tweede lid, bedoelde termijn pas begint te lopen vanaf het ogenblik waarop de feiten die kunnen aantonen dat de onmiddellijke toepassing van de bestreden norm een moeilijk te herstellen ernstig nadeel kan berokkenen, bewaarheid zijn. Zij situeren dat ogenblik, wat hen betreft, op de datum van het door het Hof van Beroep te Brussel gewezen arrest van 27 juni 2017.

B.4. Die redenering kan niet worden gevolgd. Te dezen is de door de verzoekende partijen aangevoerde overmacht geen onvoorziene, toevallige of uitzonderlijke gebeurtenis die hen heeft belet hun vordering in te stellen binnen de door de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten opgelegde termijn. De verzoekende partijen voeren immers het gegeven aan dat zij op het ogenblik waarop de vordering tot schorsing kon worden ingesteld, nog niet het nadeel ondergingen waarvan zij vrezen dat zij het werkelijkheid zullen zien worden. Het Hof kan een wetskrachtige norm schorsen op voorwaarde dat de onmiddellijke uitvoering ervan « een moeilijk te herstellen ernstig nadeel kan berokkenen » (artikel 20, 1°, van de bijzondere wet van 6 januari 1989) zodat de verzoekende partijen dus het bestaan moeten aantonen van een risico van een nadeel, en niet een nadeel dat reeds werkelijkheid is geworden of waarvan het zeker is dat het werkelijkheid zal worden bij de inwerkingtreding van de bestreden bepaling.Aannemen dat het niet werkelijkheid worden van het gevreesde nadeel zou moeten worden gelijkgesteld met een geval van overmacht dat het mogelijk maakt de termijn voor het instellen van een vordering tot schorsing te verlengen, zou de rechtszekerheid aanzienlijk schaden, terwijl de bijzondere wetgever, door de termijn voor het instellen van de vordering tot schorsing tot drie maanden te verminderen, klaarblijkelijk de rechtsonzekerheid die inherent is aan de mogelijkheid tot schorsing van normen met wetgevende waarde heeft willen beperken.

B.5. Bovendien blijkt uit de feiten van de zaak zoals zij door de verzoekende partijen worden uiteengezet, dat die vanaf de bekendmaking van de bestreden wet konden opmerken dat de onmiddellijke toepassing ervan hun het moeilijk te herstellen ernstig nadeel dat zij beschrijven, kon berokkenen. Er was weliswaar een element van onzekerheid verbonden aan het aangevoerde risico van een nadeel, maar de verzoekende partijen kunnen niet staande houden dat het risico dat nadeel werkelijkheid te zien worden pas opgedoken is met het arrest van het Hof van Beroep van 27 juni 2017.

B.6. Uit het voorgaande volgt dat de vordering tot schorsing klaarblijkelijk niet ontvankelijk is.

Om die redenen, het Hof, beperkte kamer, met eenparigheid van stemmen uitspraak doende, stelt vast dat de vordering tot schorsing niet ontvankelijk is.

Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 19 oktober 2017.

De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, J. Spreutels

^