Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 06 juli 2016

Uittreksel uit arrest nr. 63/2016 van 11 mei 2016 Rolnummer : 6130 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 95 van de wet van 12 mei 2014 betreffende de gereglementeerde vastgoedvennootschappen Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters E. De Groot en J. Spreutels, en de recht(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2016202830
pub.
06/07/2016
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 63/2016 van 11 mei 2016 Rolnummer : 6130 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 95 van de wet van 12 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/05/2014 pub. 30/06/2014 numac 2014003264 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet betreffende de gereglementeerde vastgoedvennootschappen sluiten betreffende de gereglementeerde vastgoedvennootschappen (aanvulling van artikel 266, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 met een 4°), ingesteld door de cva « Leasinvest Real Estate » en anderen.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters E. De Groot en J. Spreutels, en de rechters L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet en R. Leysen, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter E. De Groot, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 30 december 2014 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 31 december 2014, is beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 95 van de wet van 12 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/05/2014 pub. 30/06/2014 numac 2014003264 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet betreffende de gereglementeerde vastgoedvennootschappen sluiten betreffende de gereglementeerde vastgoedvennootschappen (aanvulling van artikel 266, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 met een 4°), bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 30 juni 2014, door de cva « Leasinvest Real Estate », de nv « Retail Estates », de cva « Warehouses De Pauw », de nv « Home Invest Belgium », de nv « Cofinimmo », de nv « Befimmo », de cva « Montea », de nv « Intervest Offices & Warehouses » en de nv « Vastned Retail Belgium », bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. W. Claes en Mr. B. Martel, advocaten bij de balie te Brussel. (...) II. In rechte (...) Ten aanzien van de bestreden bepaling B.1.1. Artikel 266 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (hierna : WIB 1992), vóór de wijziging ervan bij artikel 95 van de wet van 12 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/05/2014 pub. 30/06/2014 numac 2014003264 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet betreffende de gereglementeerde vastgoedvennootschappen sluiten betreffende de gereglementeerde vastgoedvennootschappen (hierna : GVV-wet), bepaalde : « De Koning kan, onder de voorwaarden en binnen de grenzen die Hij bepaalt, geheel of ten dele afzien van de inning van de roerende voorheffing op inkomsten van roerende goederen en kapitalen en van diverse inkomsten, indien het verkrijgers betreft van wie de identiteit kan worden vastgesteld, of door collectieve beleggingsinstellingen naar buitenlands recht die een onverdeeld vermogen zijn dat wordt beheerd door een beheersvennootschap voor rekening van deelnemers, wanneer hun aandelen in België niet openbaar worden uitgegeven en niet in België worden verhandeld, of effecten aan toonder en gedematerialiseerde effecten waarvan de inkomsten begrepen zijn in één van de volgende categorieën : 1° inkomsten van voor 1 december 1962 uitgegeven effecten die wettelijk van mobiliënbelasting of van zakelijke belastingen zijn vrijgesteld of aan belastingen zijn onderworpen tegen een aanslagvoet van minder dan 21 pct;2° inkomsten uit certificaten van Belgische instellingen voor collectieve belegging;3° uitgiftepremies met betrekking tot obligaties, kasbons of andere effecten van leningen uitgegeven vanaf 1 december 1962. In geen geval kan hij afzien van de inning van de roerende voorheffing op inkomsten : 1° van door effecten vertegenwoordigde leningen waarvan de interest wordt gekapitaliseerd, behalve indien de schuldenaar en de gerechtigde verbonden vennootschappen zijn die hij definieert;2° van effecten die geen aanleiding geven tot een periodieke uitbetaling van interest en die worden uitgegeven voor een looptijd van ten minste één jaar met een disconto dat overeenstemt met de tot op de vervaldag van het effect gekapitaliseerde interest, behalve indien de schuldenaar en de gerechtigde verbonden vennootschappen zijn die hij definieert;3° Uit vastgoedcertificaten, voor wat de toekenningen of betaalbaarstellingen van inkomsten betreft die geheel of gedeeltelijk betrekking hebben op de verwezenlijking van het onderliggend onroerend goed. Het tweede lid is niet van toepassing op effecten voortgekomen uit de splitsing van lineaire obligaties uitgegeven door de Belgische Staat ».

B.1.2. Artikel 95 van de GVV-wet bepaalt : « Artikel 266, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen door de wet van 4 juli 2004Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/07/2004 pub. 07/09/2004 numac 2004003271 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 teneinde de omzetting van de richtlijn van de Raad van de Europese Unie van 3 juni 2003 betreffende een gemeenschappelijke belastingregeling inzake uitkeringen van interest en royalty's tussen verbonden ondernemingen van verschillende lid-Staten te verwezenlijken (1) sluiten, wordt aangevuld met een bepaling onder 4°, luidende : ' 4° aandelen van een gereglementeerde vastgoedvennootschap, met uitzondering van deze uitgekeerd door een institutionele gereglementeerde vastgoedvennootschap zoals bedoeld in artikel 2, 3°, van de wet van [12 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/05/2014 pub. 30/06/2014 numac 2014003264 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet betreffende de gereglementeerde vastgoedvennootschappen sluiten betreffende de gereglementeerde vastgoedvennootschappen], wanneer zij - ofwel binnen het toepassingsgebied vallen van de Richtlijn van de Raad van 23 juli 1990 (90/435/EEG) betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen van verschillende lidstaten, gewijzigd door de richtlijn van de Raad van 22 december 2003 (2003/123/EG); - ofwel worden ontvangen door een publieke gereglementeerde vastgoedvennootschap zoals bedoeld in artikel 2, 2° van dezelfde wet en die betrekking hebben op een deelneming van tenminste 10 pct. in het kapitaal van de vennootschap die ze uitkeert, aangehouden gedurende een ononderbroken periode van tenminste één jaar. ' ».

B.2. De parlementaire voorbereiding van het voormelde artikel 95 bevat volgende toelichting : « Om de neutraliteit van het gereglementeerde vastgoedvennootschappen/BEVAK stelsel te verzekeren terwijl dit ontwerp de Koning niet toestaat te verzaken aan de roerende voorheffing voor aandelen van een gereglementeerde vastgoedvennootschap, is het noodzakelijk, ondanks alles, deze mogelijkheid toe te staan wat de dividenden betreft van aandelen uitgekeerd door gereglementeerde institutionele vastgoedvennootschappen aan een gereglementeerde publieke vastgoedvennootschap in het kader van de toepassing van de moeder-dochterrichtlijn of in het kader van de gelijkgestelde deelneming tussen binnenlandse vennootschappen » (Parl. St., Kamer, 2013-2014, DOC 53-3497/002, p. 6).

B.3. Artikel 266, tweede lid, 4°, van het WIB 1992, ingevoegd bij de bestreden bepaling, werd opgeheven bij artikel 53 van de wet van 18 december 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/12/2015 pub. 28/12/2015 numac 2015003486 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende fiscale en diverse bepalingen sluiten houdende fiscale en diverse bepalingen.

Die opheffing werd in de parlementaire voorbereiding verantwoord als volgt : « Teneinde de fiscale neutraliteit tussen een gereglementeerde vastgoedvennootschap en een vastgoedbevak te verzekeren, worden de bepalingen onder artikel 266, tweede lid, 4°, WIB 92, dat er in geen geval van de inning van roerende voorheffing kan worden afgezien, opgeheven. Hierdoor zullen de verzakingen van de roerende voorheffing die van toepassing zijn op inkomsten uit aandelen van een vastgoedbevak ook van toepassing worden op de inkomsten uit aandelen van gereglementeerde vastgoedvennootschappen » (Parl. St., Kamer, 2015-2016, DOC 54-1505/001, p. 32).

Ten aanzien van het belang van de verzoekende partijen B.4. De Ministerraad betwist het belang van de verzoekende partijen.

B.5. De Grondwet en de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof vereisen dat elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die een beroep tot vernietiging instelt, doet blijken van een belang. Van het vereiste belang doen slechts blijken de personen wier situatie door de bestreden bepalingen rechtstreeks en ongunstig zouden kunnen worden geraakt.

B.6. Uit het verzoekschrift en de memorie van de verzoekende partijen blijkt dat de eerste verzoekende partij, de cva « Leasinvest Real Estate », die een gereglementeerde vastgoedvennootschap (hierna : GVV) is, een aandeelhouder is van een andere GVV, de nv « Retail Estates », die tevens een verzoekende partij is.

De eerste verzoekende partij wordt in haar hoedanigheid van GVV geraakt door de bestreden bepaling, die verhindert dat de Koning afstand doet van de inning van de roerende voorheffing op de door haar ontvangen dividenden, hetgeen voor haar tot een bijkomende fiscale last kan leiden. Vermits de bestreden bepaling ertoe leidt dat de eerste verzoekende partij als uitkerende vennootschap roerende voorheffing dient in te houden, doet zij blijken van het vereiste belang bij de vernietiging ervan.

B.7. Aangezien één verzoekende partij doet blijken van een voldoende belang bij het beroep, is het niet noodzakelijk te onderzoeken of de andere verzoekende partijen eveneens doen blijken van een belang om de vernietiging van de bestreden bepaling te vorderen.

De exceptie wordt verworpen.

Ten gronde B.8.1. De verzoekende partijen voeren in het eerste middel aan dat de bestreden bepaling niet bestaanbaar is met de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet, doordat zij, wat de inning van roerende voorheffing op door ingezeten vennootschappen uitgekeerde dividenden betreft, een verschil in behandeling invoert tussen, enerzijds, openbare GVV's en, anderzijds, openbare vastgoedbevaks, zowel in hun hoedanigheid van investeerder als in hun hoedanigheid van uitkeerder van dividenden.

B.8.2. In essentie voeren de verzoekende partijen aldus aan dat de wetgever de Koning verhindert in twee vrijstellingen, die thans nog wel voor vastgoedbevaks gelden, te voorzien : allereerst, bij de uitkering van dividenden tussen twee openbare GVV's (uitsluiting van artikel 106, § 6, van het koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992; hierna : KB/WIB 1992) en, vervolgens, bij de uitkering van dividenden aan « niet-ingezeten » pensioenfondsen (uitsluiting van artikel 106, §§ 2 en 7, van het KB/WIB 1992).

B.9.1. De Ministerraad werpt op dat de « openbare GVV's » niet vergelijkbaar zijn met de « openbare vastgoedbevaks » omdat er substantiële verschillen tussen die twee categorieën van vennootschappen zouden bestaan.

B.9.2. Beide categorieën bevinden zich met betrekking tot de roerende voorheffing op uitgekeerde dividenden evenwel niet in een dermate verschillende situatie dat zij, wat de fiscale druk op uitgekeerde en ontvangen dividenden betreft, niet vergelijkbaar zouden zijn. Zij kunnen immers, enerzijds, dividenden van de vennootschappen waarin zij aandelen in het kapitaal aanhouden, ontvangen, en kunnen, anderzijds, ook al dan niet « niet-ingezeten » investeerders, die worden onderworpen aan de roerende voorheffing, aantrekken.

B.10.1. In de memorie van toelichting bij het ontwerp van de GVV-wet wordt inzake het fiscale stelsel uitdrukkelijk het volgende vermeld : « De openbare of institutionele vastgoedvennootschappen zullen onderworpen worden aan hetzelfde fiscale regime als de vastgoedbevaks » (Parl. St., Kamer, 2013-2014, DOC 53-3497/001, p. 14). « Overigens zal een koninklijk besluit moeten worden vastgesteld om de vastgoedbeleggingsvennootschap met vast kapitaal [uit te] sluiten [van de verzaking aan] de inning van de roerende voorheffing, [bedoeld in artikel 106, § 7, KB/WIB 92], zoals reeds was voorzien in ditzelfde artikel voor de aanpassing van het koninklijk besluit van 27 december 2012Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 27/12/2012 pub. 31/12/2012 numac 2012003391 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot aanpassing van het KB/WIB 92 inzake de verzaking aan de inning van de roerende voorheffing met betrekking tot dividenden die worden uitgekeerd door vastgoedbeleggingsvennootschappen met vast kapitaal sluiten tot aanpassing van het KB/WIB 92 inzake de verzaking aan de inning van de roerende voorheffing met betrekking tot dividenden die worden uitgekeerd door vastgoedbeleggingsvennootschappen met vast kapitaal, om de fiscale neutraliteit te bereiken tussen SIR [GVV] en vastgoedbevak » (Parl. St., Kamer, 2013-2014, DOC 53-3497/001, p. 58).

B.10.2. Uit de parlementaire voorbereiding blijkt dat de wetgever beoogde de neutraliteit tussen de fiscale stelsels die van toepassing zijn op enerzijds GVV's en anderzijds vastgoedbevaks, te verzekeren, hetgeen betekent dat de wetgever een neutrale fiscale houding inzake de roerende voorheffing ten opzichte van de uitgekeerde dividenden, ongeacht de statutaire doelstellingen, de toegelaten activiteiten of meer algemeen het commercieel statuut van de betrokken vastgoedvennootschappen, blijkt aan te nemen. Dit heeft tot gevolg dat dividenden die worden uitgekeerd door een openbare GVV niet op een andere fiscale wijze mochten worden behandeld dan de dividenden die worden uitgekeerd door vastgoedbevaks.

B.10.3. Door het amendement nr. 6, dat uiteindelijk tot de bestreden bepaling heeft geleid, aan te nemen, heeft de wetgever de tot doel gestelde gelijke behandeling of fiscale neutraliteit tussen enerzijds GVV's en anderzijds vastgoedbevaks bevestigd. Bijgevolg blijkt dat de fiscale neutraliteit ook betrekking heeft op het al dan niet afstand doen van de roerende voorheffing op de dividenden uit aandelen in GVV's.

B.11. De bestreden bepaling is zonder redelijke verantwoording in het licht van de beoogde fiscale neutraliteit. Zij verbiedt de Koning immers afstand te doen van de inning van de roerende voorheffing op uit te keren dividenden en verhindert aldus het fiscale stelsel van artikel 106, §§ 2, 6 en 7, van het KB/WIB 1992 integraal op de dividenden uit aandelen van alle GVV's die aan de voorwaarden voldoen, toe te passen.

B.12. Het bestreden artikel 95 schendt derhalve de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet. Bijgevolg dient die bepaling te worden vernietigd.

Het eerste middel is gegrond.

Vermits de overige middelen niet kunnen leiden tot een ruimere vernietiging, dienen zij niet te worden onderzocht.

Om die redenen, het Hof vernietigt artikel 95 van de wet van 12 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/05/2014 pub. 30/06/2014 numac 2014003264 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet betreffende de gereglementeerde vastgoedvennootschappen sluiten betreffende de gereglementeerde vastgoedvennootschappen.

Aldus gewezen in het Nederlands, het Frans en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 11 mei 2016.

De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, E. De Groot

^