Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 10 juli 2014

Uittreksel uit arrest nr. 90/2014 van 12 juni 2014 Rolnummer : 5637 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 2, 4°, van de wet van 13 december 2012 houdende diverse wijzigingsbepalingen betreffende de pensioenen van de overheidssecto Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de rechters (...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2014203977
pub.
10/07/2014
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 90/2014 van 12 juni 2014 Rolnummer : 5637 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 2, 4°, van de wet van 13 december 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/12/2012 pub. 21/12/2012 numac 2012022458 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet houdende diverse wijzigingsbepalingen betreffende de pensioenen van de overheidssector sluiten houdende diverse wijzigingsbepalingen betreffende de pensioenen van de overheidssector (in zoverre het een paragraaf 3/1, eerste lid, invoegt in artikel 46 van de wet van 15 mei 1984Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/1984 pub. 21/02/2012 numac 2012201027 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen type wet prom. 15/05/1984 pub. 06/02/2015 numac 2015000046 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/05/1984 pub. 03/06/2010 numac 2010000322 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 15/05/1984 pub. 17/11/2015 numac 2015000649 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen), ingesteld door Christiane Devos en anderen.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de rechters J.-P. Snappe, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, T. Giet en R. Leysen, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter A. Alen, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 15 mei 2013 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 16 mei 2013, is beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 2, 4°, van de wet van 13 december 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/12/2012 pub. 21/12/2012 numac 2012022458 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet houdende diverse wijzigingsbepalingen betreffende de pensioenen van de overheidssector sluiten houdende diverse wijzigingsbepalingen betreffende de pensioenen van de overheidssector (in zoverre het een paragraaf 3/1, eerste lid, invoegt in artikel 46 van de wet van 15 mei 1984Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/1984 pub. 21/02/2012 numac 2012201027 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen type wet prom. 15/05/1984 pub. 06/02/2015 numac 2015000046 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/05/1984 pub. 03/06/2010 numac 2010000322 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 15/05/1984 pub. 17/11/2015 numac 2015000649 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen), bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 21 december 2012, derde editie, door Christiane Devos, Theo Michaux, Paul Bouwens en de cvba « Provinciale Brabantse Energiemaatschappij », bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. L. Vermeulen, advocaat bij de balie te Turnhout.

II. In rechte (...) Ten aanzien van de bestreden bepalingen B.1.1. De bestreden bepalingen maken deel uit van hoofdstuk 2 (« Verhoging van de leeftijd van het onmiddellijk of uitgesteld pensioen ») van de wet van 13 december 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/12/2012 pub. 21/12/2012 numac 2012022458 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet houdende diverse wijzigingsbepalingen betreffende de pensioenen van de overheidssector sluiten houdende diverse wijzigingsbepalingen betreffende de pensioenen van de overheidssector.

Een verhoging van de pensioenleeftijd van 60 naar 62 jaar werd reeds ingevoerd bij de wet van 28 december 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/12/2011 pub. 30/12/2011 numac 2011021115 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen sluiten houdende diverse bepalingen (artikelen 85 tot 92). De thans bestreden bepalingen beogen de uitwerking daarvan te verduidelijken en te verfijnen.

B.1.2. Vóór de voormelde wet van 28 december 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/12/2011 pub. 30/12/2011 numac 2011021115 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen sluiten konden de statutaire ambtenaren op pensioen vanaf de leeftijd van 60 jaar en « op voorwaarde dat zij ten minste vijf pensioenaanspraakverlenende dienstjaren tellen » (artikel 46 van de wet van 15 mei 1984Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/1984 pub. 21/02/2012 numac 2012201027 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen type wet prom. 15/05/1984 pub. 06/02/2015 numac 2015000046 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/05/1984 pub. 03/06/2010 numac 2010000322 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 15/05/1984 pub. 17/11/2015 numac 2015000649 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen). Het betrof in wezen een vervroegd pensioen, dat afweek van de wettelijke pensioenleeftijd die voor de statutaire ambtenaren, zoals voor de werknemers en de zelfstandigen, in beginsel op 65 jaar was vastgesteld (artikel 1 van de algemene wet van 21 juli 1844Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/07/1844 pub. 18/12/2009 numac 2009000815 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Algemene wet op de burgerlijke en kerkelijke pensioenen type wet prom. 21/07/1844 pub. 21/02/2012 numac 2012200994 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Algemene wet op de burgerlijke en kerkelijke pensioenen type wet prom. 21/07/1844 pub. 04/06/2015 numac 2015000300 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Algemene wet op de burgerlijke en kerkelijke pensioenen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten op de burgerlijke en kerkelijke pensioenen).

De wet van 28 december 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/12/2011 pub. 30/12/2011 numac 2011021115 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen sluiten heeft dat vervroegd pensioen voor de statutaire ambtenaren veralgemeend (artikel 88), maar heeft tegelijkertijd voorzien, niet alleen in een verhoging van de leeftijd waarop dat pensioen kan ingaan, maar ook in een verhoging van het aantal dienstjaren dat moet zijn bereikt en dat in beginsel 40 jaar bedraagt (artikel 85).

B.1.3. Het pensioen van de statutaire ambtenaren wordt berekend overeenkomstig de volgende formule : tantième x referentiewedde x aantal aanneembare dienstjaren. De referentiewedde is in beginsel de gemiddelde wedde van de laatste tien loopbaanjaren. Het tantième vormt de noemer van de zogenaamde loopbaanbreuk, met als teller het aantal dienstjaren. Hoe kleiner die noemer is, hoe gunstiger de loopbaanbreuk en hoe hoger het pensioenbedrag (of hoe sneller het maximumpensioen wordt bereikt).

Het rustpensioen wordt in beginsel berekend « op de grondslag van, voor elk jaar dienst, 1/60 van de referentiewedde » (artikel 8, § 1, van de algemene wet van 21 juli 1844Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/07/1844 pub. 18/12/2009 numac 2009000815 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Algemene wet op de burgerlijke en kerkelijke pensioenen type wet prom. 21/07/1844 pub. 21/02/2012 numac 2012200994 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Algemene wet op de burgerlijke en kerkelijke pensioenen type wet prom. 21/07/1844 pub. 04/06/2015 numac 2015000300 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Algemene wet op de burgerlijke en kerkelijke pensioenen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten op de burgerlijke en kerkelijke pensioenen). Een aantal categorieën van ambtenaren geniet evenwel, bij wijze van uitzondering, een tantième van 1/50 (artikel 8, § 3, 3°, van dezelfde wet).

Artikel 2, 4°, van de wet van 13 december 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/12/2012 pub. 21/12/2012 numac 2012022458 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet houdende diverse wijzigingsbepalingen betreffende de pensioenen van de overheidssector sluiten voorziet in bijzondere voorwaarden inzake het vereiste aantal dienstjaren voor de ambtenaren die een gunstiger tantième dan 1/60 genieten. Het voegt meer bepaald in artikel 46 van de wet van 15 mei 1984Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/1984 pub. 21/02/2012 numac 2012201027 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen type wet prom. 15/05/1984 pub. 06/02/2015 numac 2015000046 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/05/1984 pub. 03/06/2010 numac 2010000322 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 15/05/1984 pub. 17/11/2015 numac 2015000649 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen de volgende twee paragrafen in : « § 3/1. Om te bepalen of het vereiste minimumaantal pensioenaanspraakverlenende dienstjaren bedoeld in § 1, eerste lid, 1°, en derde lid, § 2 en § 3, tweede tot vierde lid, wordt bereikt, wordt de duur van de in het tweede lid bedoelde diensten verstrekt in een ambt waaraan de wet, voor de pensioenberekening, een gunstiger tantième dan 1/60e verbindt, vermenigvuldigd met de in het vijfde lid vastgestelde coëfficiënt die overeenstemt met het aan die diensten verbonden tantième, de ingangsdatum van het pensioen en het minimumaantal vereiste dienstjaren.

De in het eerste lid bedoelde diensten zijn de werkelijk gepresteerde pensioenaanspraakverlenende diensten, de verloven met behoud van bezoldiging en de situaties vermeld in de lijst bedoeld bij artikel 88, vijfde lid, van de wet van 28 december 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/12/2011 pub. 30/12/2011 numac 2011021115 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen sluiten houdende diverse bepalingen, die aanneembaar zijn voor de opening van het recht op pensioen, evenals de in § 1, tweede lid, 2 °, bedoelde loopbaanjaren als vrijwillige brandweerman. Ook indien, voor de berekening van het pensioen, het voordeliger tantième niet behouden blijft tijdens de situaties opgesomd in de hierboven bedoelde lijst, moet de in het vijfde lid bedoelde coëfficiënt toegepast worden op deze periode op basis van het tantième dat aan deze periode zou verbonden geweest zijn indien de betrokkene werkelijke diensten was blijven presteren in de functie die hij vóór die situatie uitoefende.

Het eerste lid is eveneens van toepassing op de in het tweede lid bedoelde diensten gepresteerd bij de NMBS-Holding.

Het eerste lid is niet van toepassing op de diensten gepresteerd bij instellingen waarvan het pensioenstelsel wordt geregeld bij de wet van 28 april 1958Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/04/1958 pub. 28/02/2011 numac 2011000105 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het pensioen van het personeel van zekere organismen van openbaar nut alsmede van hun rechthebbenden. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende het pensioen van het personeel van zekere organismen van openbaar nut alsmede van hun rechthebbenden.

De coëfficiënt of coëfficiënten bedoeld in het eerste lid worden als volgt vastgesteld :

Jaar waarin het pensioen ingaat

Tantième 1/55

Tantième 1/50 en andere gunstigere tantièmes

Minimumaantal vereiste dienstjaren

Minimumaantal vereiste dienstjaren

38 jaar

39 jaar

40 jaar

41 jaar

42 jaar

38 jaar

39 jaar

40 jaar

41 jaar

42 jaar

2013

1,0910

-

1,0908

-

-

1,1999

-

1,2001

-

-

2014

1,0910

1,0909

1,0908

-

-

1,1999

1,2000

1,2001

-

-

2015

-

1,0909

1,0908

1,0910

-

-

1,2000

1,2001

1,1999

-

2016

-

-

1,0908

1,0910

1,0909

-

-

1,2001

1,1999

1,2000

2017

-

-

1,0644

1,0649

1,0654

-

-

1,1706

1,1714

1,1722

2018

-

-

1,0390

1,0401

1,0500

-

-

1,1429

1,1443

1,1454

2019

-

-

1,0390

1,0401

1,0500

-

-

1,1164

1,1181

1,1200

2020

-

-

1,0390

1,0401

1,0500

-

-

1,0908

1,0933

1,0957

2021

-

-

1,0390

1,0401

1,0500

-

-

1,0667

1,0697

1,0722

Vanaf 2022

-

1,0390

1,0401

1,0500

-

1,0436

1,0467

1,0500


Elke ononderbroken pensioenaanspraakverlenende periode, desgevallend onderverdeeld in afzonderlijke perioden naargelang het aan de diensten verbonden tantième, wordt geteld van de begin- tot en met de einddatum. De dagen die deel uitmaken van een onvolledige kalendermaand worden in aanmerking genomen ten belope van het gedeelte dat zij vertegenwoordigen in verhouding tot het aantal dagen dat werkelijk begrepen is in die volledige kalendermaand. Het resultaat van deze telling wordt, voor elke afzonderlijke periode, uitgedrukt in maanden met vier decimalen waarbij naar boven wordt afgerond indien de vijfde decimaal gelijk of groter is dan vijf. Dezelfde afronding wordt toegepast op het product dat wordt verkregen nadat de som van deze, per tantième samengetelde, afzonderlijke perioden werd vermenigvuldigd met de coëfficiënt bedoeld in het vijfde lid. De som van deze producten wordt uitgedrukt in maanden met vier decimalen.

De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, beslissen om de coëfficiënt 1,1200 vastgesteld in de laatste kolom van de tabel in het vijfde lid, voor de in die kolom bedoelde gevallen, te behouden voor de jaren na 2019. § 3/2. De toepassing van § 1, tweede lid, 1°, kan niet meebrengen dat voor een bepaald kalenderjaar meer dan 12 maanden in aanmerking genomen worden voor de opening van het recht op het pensioen ».

B.1.4. De verzoekende partijen vorderen de vernietiging van het voormelde artikel 2, 4°, in zoverre het een paragraaf 3/1, eerste lid, invoegt in artikel 46 van de wet van 15 mei 1984Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/1984 pub. 21/02/2012 numac 2012201027 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen type wet prom. 15/05/1984 pub. 06/02/2015 numac 2015000046 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/05/1984 pub. 03/06/2010 numac 2010000322 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 15/05/1984 pub. 17/11/2015 numac 2015000649 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen.

Ten aanzien van het belang B.2.1. De Ministerraad betwist het belang van de verzoekende partijen bij de vernietiging van de bestreden bepalingen.

B.2.2. De eerste, de tweede en de derde verzoekende partij zijn vastbenoemde personeelsleden van de vierde verzoekende partij. Zij kunnen door de bestreden bepalingen ongunstig in hun situatie worden geraakt, vermits zij pas respectievelijk twee maanden, twee jaar en één jaar later met pensioen zouden kunnen gaan.

Wat de vierde verzoekende partij, de cvba « Provinciale Brabantse Energiemaatschappij », betreft, zou ingevolge de bestreden bepalingen een aantal van haar personeelsleden pas op latere leeftijd met vervroegd pensioen kunnen gaan, wat voor haar tot hogere personeelskosten zou leiden.

B.2.3. Wanneer wetsbepalingen de situatie van een categorie van personen regelen, kunnen degenen die ten aanzien van die categorie van het voordeel van die bepalingen verstoken blijven, daarin een belang vinden dat voldoende rechtstreeks is om de bepalingen aan te vechten.

Opdat de verzoekende partijen van het vereiste belang doen blijken, is overigens niet vereist dat een eventuele vernietiging hun een onmiddellijk voordeel zou opleveren. De omstandigheid dat de verzoekende partijen, als gevolg van de vernietiging van de bestreden bepalingen, opnieuw een kans zouden krijgen dat hun situatie in gunstigere zin wordt geregeld, volstaat om hun belang bij het bestrijden van die bepalingen te verantwoorden.

B.2.4. Aangezien het belang van de verzoekende partijen afhankelijk is van de draagwijdte van de bestreden bepalingen, valt het onderzoek ervan samen met dat van de grond van de zaak.

Ten aanzien van het eerste middel B.3. Het eerste middel is afgeleid uit een schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat de bestreden bepalingen een discriminatie zouden invoeren tussen ambtenaren naargelang het preferentiële tantième dat zij genieten van wettelijke dan wel van reglementaire aard is. Voor het verschil in behandeling tussen de categorie van ambtenaren voor wie de wet, wat de pensioenberekening betreft, in een gunstiger tantième dan 1/60 voorziet, en de categorie van ambtenaren voor wie niet de wet, maar het eigen personeelsstatuut in een gunstiger tantième dan 1/60 voorziet, zou geen redelijke verantwoording bestaan.

B.4. De bestreden bepalingen maken deel uit van een structurele hervorming van de pensioenen van het overheidspersoneel, die erop gericht is om op lange termijn de budgettaire kosten van de vergrijzing te beheersen. De hervorming strekt in de eerste plaats ertoe de mensen langer te doen werken.

B.5. Het komt de wetgever toe te oordelen in hoeverre het opportuun is maatregelen te nemen met het oog op besparingen inzake rust- en overlevingspensioenen. Aangezien die pensioenen met overheidsfondsen worden gefinancierd, moet de last die op de Staat weegt, kunnen worden gewijzigd wanneer de sanering van de openbare financiën of het tekort in de sociale zekerheid zulks vereisen.

Bij het bepalen van zijn pensioenbeleid beschikt de wetgever derhalve over een ruime beoordelingsbevoegdheid. Dat is des te meer het geval wanneer de betrokken regeling het voorwerp heeft uitgemaakt van sociaal overleg.

B.6. Indien evenwel een wettelijke pensioenregeling bepaalde categorieën van personen beoogt en andere categorieën niet, of indien eenzelfde regeling van toepassing wordt gemaakt op categorieën van personen die zich in een wezenlijk verschillende situatie bevinden, dient het Hof te onderzoeken of de bestreden bepalingen evenredig zijn met het nagestreefde doel en of zij geen onevenredige gevolgen hebben ten aanzien van de situatie van de ene of de andere van die categorieën van personen. Van discriminatie zou derhalve slechts sprake zijn indien het verschil in behandeling dat voortvloeit uit de toepassing van de pensioenregels een onevenredige beperking van de rechten van de daarbij betrokken personen met zich zou meebrengen.

B.7.1. De leeftijd van 60 jaar waarop een ambtenaar voorheen met pensioen kon gaan, wordt vanaf 2013 op geleidelijke wijze verhoogd, meer bepaald jaarlijks met 6 maanden, om vanaf 2016 op 62 jaar te blijven. Ook het vereiste aantal dienstjaren wordt slechts geleidelijk verhoogd : het bedraagt 38 jaar vanaf 2013, 39 jaar vanaf 2014 en 40 jaar vanaf 2015.

De ambtenaren die een gunstiger tantième dan 1/60 genieten - vanwege de zwaarte van hun beroep of ter compensatie van een laattijdige indiensttreding (Parl. St., Kamer, 2012-2013, DOC 53-2405/004, p. 8) - kunnen op kortere tijd het maximumpensioen bereiken. Om die reden heeft de wetgever het coherent geacht dat die categorie van ambtenaren ook op kortere tijd het vereiste aantal dienstjaren verwerft : « Het basisidee dat artikel 2, 4° ondersteunt, vertrekt van de vaststelling dat in de op het tantième van 1/60 gebaseerde pensioenstelsels, een volledig pensioen (relatief maximum - 3/4 van de referentiewedde) wordt bekomen na 45 dienstjaren. Daarentegen, wanneer het stelsel bijvoorbeeld een tantième van 1/55 (met name het geval van de onderwijzers) of 1/50 (onder andere de diensten als brandweerman) voorziet, wordt het maximumpensioen bereikt met 41 jaar en 3 maanden dienst of met 37 jaar en 6 maanden dienst.

Daar de personen die genieten van een gunstiger tantième dan 1/60ste dus vlugger het maximumpensioen kunnen bereiken, leek het logisch en billijk dat hen, wat betreft de leeftijd van de vervroegde oppensioenstelling, een versoepeling van de voorwaarden van de minimumduur van de loopbaan kan worden toegekend » (Parl. St., Kamer, 2011-2012, DOC 53-2405/001, pp. 9-10).

B.7.2. Artikel 46, § § 3/1 en 3/2, van de wet van 15 mei 1984Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/1984 pub. 21/02/2012 numac 2012201027 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen type wet prom. 15/05/1984 pub. 06/02/2015 numac 2015000046 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/05/1984 pub. 03/06/2010 numac 2010000322 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 15/05/1984 pub. 17/11/2015 numac 2015000649 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen, zoals ingevoegd bij het gedeeltelijk bestreden artikel 2, 4°, van de wet van 13 december 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/12/2012 pub. 21/12/2012 numac 2012022458 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet houdende diverse wijzigingsbepalingen betreffende de pensioenen van de overheidssector sluiten, voorziet bijgevolg in een bijzondere overgangsregeling, die erop neerkomt dat de pensioenaanspraakverlenende dienstjaren met een bepaalde coëfficiënt worden vermenigvuldigd, volgens de in het vijfde lid van paragraaf 3/1 opgenomen tabel : « De voorwaarden inzake de minimumduur van de diensten worden met andere woorden niet verminderd of verlaagd maar het is het aantal door de ambtenaar gepresteerde dienstjaren dat wordt verhoogd, wat hem in staat stelt om, ten opzichte van het basisstelsel van 1/60, vlugger deze minimumduur te bereiken » (ibid., p. 10).

Voor de ambtenaren met een tantième van 1/50 komt de toepassing van de voormelde vermenigvuldigingscoëfficiënt er samengevat op neer dat de duur van de loopbaan in 2013 31 jaar, 8 maanden en 1 dag moet bedragen, waarna zij geleidelijk toeneemt om in 2016 33 jaar, 3 maanden en 30 dagen te bedragen en vanaf 2022 38 jaar, 3 maanden en 30 dagen.

B.8.1. Het doel dat de wetgever met de bestreden bepalingen beoogt, wordt in de parlementaire voorbereiding als volgt toegelicht : « Tenslotte dient opgemerkt te worden dat, onder voorbehoud van één uitzondering, de vermenigvuldigingscoëfficiënten enkel van toepassing zijn voor zover het gaat om preferentiële tantièmes die vastgesteld werden bij een wet (in de formele zin van het woord). De door een gemeentelijk reglement vastgestelde tantièmes zijn dus uitgesloten van dit mechanisme. Aldus wordt vermeden dat lokale besturen de minimale pensioengerechtigde leeftijd van hun personeelsleden (in administratieve of technische functies) zouden kunnen verlagen door hen preferentiële tantièmes toe te kennen. Voor de lokale besturen wordt de toepassing van de vermenigvuldigingscoëfficiënt dus beperkt tot de diensten die verstrekt werden bij de politie of de brandweer zoals bedoeld in artikel 156 van de Nieuwe gemeentewet (gecoördineerd bij koninklijk besluit van 24 juni 1988 tot codificatie van de gemeentewet onder het opschrift ' Nieuwe gemeentewet ') » (Parl. St., Kamer, 2011-2012, DOC 53-2405/001, p. 14).

Het nieuwe artikel 46, § 3/1, eerste lid, van de wet van 15 mei 1984Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/1984 pub. 21/02/2012 numac 2012201027 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen type wet prom. 15/05/1984 pub. 06/02/2015 numac 2015000046 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/05/1984 pub. 03/06/2010 numac 2010000322 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 15/05/1984 pub. 17/11/2015 numac 2015000649 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten sluit dus reglementaire preferentiële tantièmes van zijn toepassingsgebied uit en heeft enkel betrekking op de wettelijke preferentiële tantièmes. De wetgever beoogt aldus te vermijden dat lokale besturen de minimale pensioengerechtigde leeftijd van hun personeelsleden zouden kunnen verlagen door hun preferentiële tantièmes toe te kennen.

B.8.2. In het geval van reglementair toegekende preferentiële tantièmes wordt, in tegenstelling tot de wettelijk toegekende preferentiële tantièmes, een voordeel toegekend zonder dat daaraan een beraadslaging door een democratisch verkozen wetgevende vergadering is voorafgegaan. Het is precies ingevolge zulk een beraadslaging dat de doelstellingen die de wetgever bij het voeren van een pensioenbeleid in aanmerking wenst te nemen, daadwerkelijk kunnen worden verwezenlijkt. Mede gelet op de ruime beoordelingsbevoegdheid waarover de wetgever bij het bepalen van zijn pensioenbeleid beschikt, is de bestreden maatregel die beoogt het risico te vermijden dat lokale besturen de minimale pensioengerechtigde leeftijd van hun personeelsleden zouden kunnen verlagen door hun preferentiële reglementaire tantièmes toe te kennen, niet zonder redelijke verantwoording.

B.8.3. Zelfs in de hypothese dat de verzoekende partijen onder het toepassingsgebied van de bestreden bepalingen zouden vallen, heeft de bijzondere overgangsregeling, zoals in B.7 omschreven, tot gevolg dat de eerste drie verzoekende partijen, die vastbenoemde personeelsleden van de vierde verzoekende partij zijn en een reglementair tantième van 1/50 genieten, te allen tijde aan een soepeler vereiste van dienstjaren zijn onderworpen dan de ambtenaren met het normale tantième van 1/60. De grief van die verzoekende partijen dat de betrokken regeling voor hen ongunstiger zou uitvallen dan voor de ambtenaren met het normale tantième, steunt derhalve op een verkeerde lezing van de bestreden bepalingen.

B.8.4. Het eerste middel is niet gegrond.

Ten aanzien van het tweede en het derde middel B.9.1. Het tweede en het derde middel zijn afgeleid uit een schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met het beginsel van behoorlijke wetgeving en met het vertrouwensbeginsel, doordat de bestreden maatregel de verzoekende partijen in een nadeliger positie zou brengen dan de overheden en de ambtenaren « waarvan voor de pensioenberekening de pensioennoemer lager dan 60 bij wet is bepaald », doordat aan het aannemen van de bestreden bepalingen geen zorgvuldige voorbereiding zou zijn voorafgegaan en doordat de wetgever geen rekening zou hebben gehouden met de belangen van de ambtenaren van de lokale besturen.

B.9.2. De Ministerraad is van oordeel dat het tweede en het derde middel wegens obscuri libelli niet ontvankelijk zouden zijn en dat die middelen hoe dan ook onontvankelijk zouden zijn vermits de verzoekende partijen niet zouden aangeven ten aanzien van welke categorieën van personen de bestreden maatregel een discriminatie zou invoeren en evenmin concreet zouden uiteenzetten op welke wijze de aangehaalde beginselen zouden zijn geschonden.

B.9.3. Om te voldoen aan de vereisten van artikel 6 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof moeten de middelen van het verzoekschrift aangeven welke regels waarvan de naleving door het Hof wordt gewaarborgd, zouden zijn geschonden, alsook welke bepalingen die regels zouden schenden, en uiteenzetten hoe die regels door die bepalingen zouden zijn geschonden.

In zoverre het tweede en het derde middel een schending aanvoeren van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de in die middelen aangevoerde beginselen, zijn zij niet ontvankelijk, vermits de verzoekende partijen niet aangeven op welke wijze die beginselen door de bestreden maatregel zouden zijn geschonden.

B.9.4. Het tweede en het derde middel zijn niet ontvankelijk.

Om die redenen, het Hof verwerpt het beroep.

Aldus gewezen in het Nederlands, het Frans en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 12 juni 2014.

De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, A. Alen

^