Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 12 april 2012

Uittreksel uit arrest nr. 20/2012 van 16 februari 2012 Rolnummer 5128 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 65 van de wet van 13 mei 1999 houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten, zoals gewijzigd b Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en R. Henneuse, en de rechter(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2012201339
pub.
12/04/2012
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 20/2012 van 16 februari 2012 Rolnummer 5128 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 65 van de wet van 13 mei 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/05/1999 pub. 16/06/1999 numac 1999000472 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten sluiten houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten, zoals gewijzigd bij artikel 41 van de wet van 31 mei 2001Relevante gevonden documenten type wet prom. 31/05/2001 pub. 19/06/2001 numac 2001000506 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Wet tot wijziging van de wet van 13 mei 1999 houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten en van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus sluiten, gesteld door het Hof van Beroep te Antwerpen.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en R. Henneuse, en de rechters E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, J. Spreutels, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul en F. Daoût, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter M. Bossuyt, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij arrest van 8 maart 2011 in zake de stad Antwerpen tegen E. D.H., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 16 maart 2011, heeft het Hof van Beroep te Antwerpen de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 65 van de tuchtwet ( wet van 13 mei 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/05/1999 pub. 16/06/1999 numac 1999000472 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten sluiten houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten, gewijzigd bij het arrest van het Arbitragehof nr. 4/2001 van 25 januari 2001, door de wet van 30 maart 2001Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/03/2001 pub. 18/04/2001 numac 2001000373 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet tot wijziging van artikel 74 van de wet van 13 mei 1999 houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten type wet prom. 30/03/2001 pub. 18/04/2001 numac 2001000369 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet betreffende het pensioen van het personeel van de politiediensten en hun rechthebbenden sluiten; door de wet van 31 mei 2001Relevante gevonden documenten type wet prom. 31/05/2001 pub. 19/06/2001 numac 2001000506 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Wet tot wijziging van de wet van 13 mei 1999 houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten en van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus sluiten; door de wet van 30 december 2001; door de wet van 26 april 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/04/2002 pub. 30/04/2002 numac 2002000334 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Wet houdende de essentiële elementen van het statuut van de personeelsleden van de politiediensten en houdende diverse andere bepalingen met betrekking tot de politiediensten sluiten en door de wet van 2 augustus 2002. K.B. van 26 november 2001 tot uitvoering van de wet van 18 [lees : 13] mei 1999 houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten) de artikelen 10 en 11 van de Grondwet nu er geen redelijke verantwoording bestaat waarom enerzijds een politieambtenaar, die zich schuldig heeft gemaakt aan zeer zware tuchtrechtelijke sanctioneerbare handelingen die tot het ontslag van ambtswege of de afzetting aanleiding zouden geven, aanspraak kan maken op de tijdens de voorlopige schorsing ingehouden wedde, omdat deze voor het einde van de strafrechtelijke vervolging gepensioneerd werd, waardoor de tuchtprocedure niet meer kan gevoerd worden en anderzijds de politieambtenaar die zich schuldig heeft gemaakt aan zware tuchtrechtelijk sanctioneerbare feiten die aanleiding kunnen geven tot het ontslag van ambtswege of de afzetting, geen aanspraak kan maken op de tijdens de voorlopige schorsing ingehouden wedde omdat hij zich niet kan beroepen op een wettelijk recht om gepensioneerd te worden om alzo niet langer als politieambtenaar te worden beschouwd ? ». (...) III. In rechte (...) B.1. Het Hof wordt gevraagd een vergelijking te maken tussen, enerzijds, de situatie van een politieambtenaar « die zich schuldig heeft gemaakt aan zeer zware tuchtrechtelijke sanctioneerbare handelingen die tot het ontslag van ambtswege of de afzetting aanleiding zouden geven » en, anderzijds, de situatie van een politieambtenaar « die zich schuldig heeft gemaakt aan zware tuchtrechtelijk sanctioneerbare feiten die aanleiding kunnen geven tot het ontslag van ambtswege of de afzetting ».

Die vergelijking berust op de premisse dat, in het eerste geval, de betrokken feiten « aanleiding zouden geven » tot een ontslag van ambtswege of een afzetting.

B.2. Wanneer de tuchtoverheid niet tot een eindoordeel is gekomen, staat niet vast of er aanleiding was om een tuchtsanctie op te leggen en, zo ja, welke. Ook al dient de tuchtoverheid rekening te houden met de beoordeling van de feiten door de strafrechter, toch blijven tuchtrecht en strafrecht autonoom ten opzichte van elkaar.

De vergelijking tussen de betrokken categorieën van personen die berust op de premisse dat de betrokken handelingen « aanleiding zouden geven » tot een ontslag van ambtswege of een afzetting is bijgevolg hypothetisch.

B.3. De prejudiciële vraag behoeft derhalve geen antwoord.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : De prejudiciële vraag behoeft geen antwoord.

Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 16 februari 2012.

De griffier, F. Meersschaut.

De voorzitter, M. Bossuyt.

^