gepubliceerd op 14 februari 2011
Uittreksel uit arrest nr. 145/2010 van 16 december 2010 Rolnummer 4883 In zake : de prejudiciële vraag over de artikelen 9, 58 en 59 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit voorzitter R. Henneuse en rechter E. De Groot, waarneme(...)
Uittreksel uit arrest nr. 145/2010 van 16 december 2010 Rolnummer 4883 In zake : de prejudiciële vraag over de artikelen 9, 58 en 59 van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, gesteld door de voorzitter van de Rechtbank van eerste aanleg te Luik.
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit voorzitter R. Henneuse en rechter E. De Groot, waarnemend voorzitter, de rechters A. Alen, J.-P. Snappe, E. Derycke en J. Spreutels, en, overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, emeritus voorzitter M. Melchior, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van emeritus voorzitter M. Melchior, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij beschikking van 23 februari 2010 in zake de Belgische Staat tegen C. C.N., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 25 februari 2010, heeft de voorzitter van de Rechtbank van eerste aanleg te Luik, zitting houdende in kort geding, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen 9, 58 en 59 van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen de artikelen 10, 11, 24 en 191 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 2 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, artikel 14 van hetzelfde Verdrag, en/of artikel 13, § 2, c, van het Internationaal Verdrag van 19 december 1966 inzake economische, sociale en culturele rechten, in die zin geïnterpreteerd dat de vreemdeling die een studentenvisum aanvraagt al dan niet over een subjectief recht op de uitreiking ervan beschikt naargelang hij al dan niet is ingeschreven in een door de overheid georganiseerde, erkende of gesubsidieerde onderwijsinstelling, waarbij aldus die vreemdeling zonder objectieve, redelijke of evenredige verantwoording op verschillende wijze wordt behandeld ? ». (...) III. In rechte (...) B.1. De artikelen 9, 58 en 59 van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen bepalen : «
Art. 9.Om langer dan de in artikel 6 bepaalde termijn in het Rijk te mogen verblijven, moet de vreemdeling die zich niet in een der in artikel 10 voorziene gevallen bevindt, daartoe gemachtigd worden door de Minister of zijn gemachtigde.
Behoudens de in een internationaal verdrag, in een wet of in een koninklijk besluit bepaalde afwijkingen, moet deze machtiging door de vreemdeling aangevraagd worden bij de Belgische diplomatieke of consulaire post die bevoegd is voor zijn verblijfplaats of zijn plaats van oponthoud in het buitenland ». «
Art. 58.Wanneer de aanvraag tot het bekomen van de machtiging om langer dan drie maanden in het Rijk te verblijven bij een Belgische diplomatieke of consulaire post ingediend wordt door een vreemdeling die in België wenst te studeren in het hoger onderwijs of er een voorbereidend jaar tot hoger onderwijs wenst te volgen moet die machtiging toegekend worden indien de betrokkene zich niet bevindt in een der in artikel 3, eerste lid, 5° tot 8°, bedoelde gevallen en indien hij de hiernavolgende documenten overlegt : 1° een attest afgegeven door een onderwijsinstelling overeenkomstig artikel 59;2° het bewijs dat hij voldoende middelen van bestaan bezit;3° een geneeskundig getuigschrift waaruit blijkt dat hij niet aangetast is door een der in bijlage bij deze wet opgesomde ziekten of gebreken;4° een getuigschrift waaruit blijkt dat de betrokkene niet veroordeeld is geweest wegens misdaden of wanbedrijven van gemeen recht, wanneer hij ouder is dan 21 jaar. Bij ontstentenis van een getuigschrift als bedoeld onder 3° en 4° van het eerste lid, kan de Minister of zijn gemachtigde niettemin, rekening houdende met de omstandigheden, de vreemdeling machtigen in België te verblijven om er te studeren.
De machtiging om langer dan drie maanden in het Rijk te verblijven kan door de vreemdeling in het Rijk aangevraagd worden overeenkomstig de door de Koning bepaalde modaliteiten in uitvoering van artikel 9, tweede lid.
Art. 59.Al de door de overheid georganiseerde, erkende of gesubsidieerde onderwijsinstellingen zijn bevoegd om het vereiste attest af te geven.
Dit attest bevestigt, hetzij dat de vreemdeling als regelmatige leerling of student, die voldoet aan de voorwaarden inzake voorafgaande studies, ingeschreven is in de onderwijsinstelling die het afgeeft, hetzij dat hij, in voorkomend geval, een aanvraag tot het verlenen van de gelijkwaardigheid van buitenlandse diploma's en studiegetuigschriften ingediend heeft, hetzij dat hij, in voorkomend geval, ingeschreven is voor de toelatingsproef.
In de twee laatste gevallen moet een nieuw attest binnen vier maanden bevestigen dat de vreemdeling, na het bekomen van de gelijkwaardigheid van diploma of studiegetuigschrift of na het slagen voor de toelatingsproef, als regelmatig leerling of student ingeschreven is in de onderwijsinstelling die het afgeeft.
Het attest moet betrekking hebben op een onderwijs met volledig leerplan; het mag echter ook betrekking hebben op een onderwijs met beperkt uurrooster wanneer de vreemdeling bewijst dat dit onderwijs zijn hoofdbezigheid en de voorbereiding of de aanvulling van een onderwijs met volledig leerplan zal uitmaken ».
B.2.1. De voormelde artikelen 58 en 59 roepen een verschil in behandeling in het leven tussen buitenlandse studenten die zijn ingeschreven in een onderwijsinstelling naargelang dat onderwijs al dan niet door de overheid wordt georganiseerd, gesubsidieerd of erkend : enkel de onderwijsinstellingen die door de overheid worden georganiseerd, gesubsidieerd of erkend, zijn gemachtigd om het in artikel 59 bedoelde attest van inschrijving af te geven waarvan de overlegging een van de vereisten is waaraan, krachtens artikel 58, de machtiging om in het Rijk te verblijven, is onderworpen. Bij gebreke daarvan, kan die machtiging niet worden verleend en is de buitenlandse student die zich inschrijft in een onderwijsinstelling die niet door de overheid wordt georganiseerd, noch gesubsidieerd, noch erkend, dan ook onderworpen aan artikel 9 en moet hij door de minister of zijn gemachtigde worden gemachtigd om in het Rijk te verblijven.
B.2.2. In tegenstelling met wat de Ministerraad betoogt, vormen de twee categorieën van studenten vergelijkbare categorieën vermits het in beide gevallen gaat om het verstrekken van hoger (of daarop voorbereidend) onderwijs aan buitenlandse studenten.
B.3. De artikelen 58 en 59 van de in het geding zijnde wet verlenen een recht op verblijf aan de student die de voorwaarden vervult waarin zij voorzien (Parl. St., Kamer, 1977-1978, nr. 144/7, p. 49), aangezien de overheid in dat verband over een gebonden bevoegdheid beschikt, voor zover de student zich niet bevindt in een van de gevallen bedoeld in artikel 3, eerste lid, 5° tot 8°, van dezelfde wet, dat aan de minister een beoordelingsbevoegdheid verleent voor sommige van de situaties die het beoogt. Die voorwaarden komen voort uit de zorg van de wetgever om de risico's op misbruik te vermijden : « Het ontwerp wil nochtans ingaan tegen bepaalde misbruiken, zoals die van ' de pseudo-studenten ' die zich gedurende vele jaren inschrijven aan een universitaire instelling zonder ooit enig examen af te leggen, of nog die van de studenten van de zogezegde onderontwikkelde landen die, na het bekomen van hun diploma, op alle mogelijke manieren zich in België pogen te vestigen (art. 60) » (Parl. St., Kamer, 1974-1975, nr. 653/1, p. 47; in dezelfde zin, het voormelde nr. 144/7, p. 51;
Senaat, 1980-1981, nr. 521/2, p. 21).
Uit het onderzoek van de parlementaire voorbereiding blijkt nog dat de wetgever zich gebogen heeft over bepaalde voorwaarden vastgelegd in de artikelen 58 en 59. Wat het statuut van de onderwijsinstellingen betreft, werd de oplossing die erin bestond de Koning ertoe te machtigen te bepalen welke instellingen het attest in kwestie zouden kunnen afgeven, verworpen ten voordele van een machtiging verleend aan alle instellingen die door de overheid worden georganiseerd, erkend of gesubsidieerd (Parl. St., Kamer, 1974-1975, nr. 653/1, p. 49, en nr. 144/7, p. 50).
Artikel 58 werd gewijzigd bij artikel 4 van de wet van 28 juni 1984 « betreffende sommige aspecten van de toestand van de vreemdelingen en houdende invoering van het Wetboek van de Belgische nationaliteit » teneinde de erkenning van het recht op een verblijfsvergunning te beperken tot de studenten van het hoger onderwijs in ruime zin (Parl.
St., Kamer, 1983-1984, nr. 756/1, p. 6), aangezien het lager en het secundair onderwijs geacht worden « in de meeste gevallen » toegankelijk te zijn in het land van herkomst van de leerling (ibid., nr. 756/21, p. 48) die, wanneer hij niettemin dat onderwijs in België zou wensen te volgen, zou zijn onderworpen aan de regeling van artikel 9 (ibid., p. 8).
Bij de bespreking van de wet van 28 juni 1984 werd op het volgende gewezen : « Artikel 59 bepaalt [...] dat alle onderwijsinstellingen, georganiseerd, erkend of gesubsidieerd door de Staat, bevoegd zijn om het vereiste attest af te geven.
Deze bepaling wordt echter niet strict toegepast. Een aantal privé-instellingen die niet beantwoorden aan de in artikel 59 vereiste criteria, verstrekken immers ook degelijk onderwijs dat eveneens in aanmerking kan komen.
Het door deze instellingen afgeleverde getuigschrift werd bijgevolg aanvaard en de machtiging tot verblijf verleend op grond van artikel 9 van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten » (Parl. St., Kamer, 1983-1984, nr. 756/21, p. 50).
B.4. De oprichting van onderwijsinstellingen die niet door de overheid worden georganiseerd, noch gesubsidieerd, noch erkend, past in het kader van de onderwijsvrijheid gewaarborgd door artikel 24, § 1, van de Grondwet. Die bepaling impliceert voor privépersonen de mogelijkheid om - zonder voorafgaande toestemming en onder voorbehoud van de inachtneming van de fundamentele rechten en vrijheden - naar eigen inzicht onderwijs in te richten en te laten verstrekken, zowel naar de vorm als naar de inhoud, bijvoorbeeld door scholen op te richten die hun eigenheid vinden in bepaalde pedagogische of onderwijskundige opvattingen.
B.5. De wetgever, die misbruiken wenst te vermijden, neemt een maatregel die niet zonder relevantie is in het licht van de doelstelling die hij nastreeft, door aan de instellingen van hoger (of daarop voorbereidend) onderwijs die, opgericht in het in B.4 beschreven kader, niet door de overheid worden georganiseerd, noch gesubsidieerd, noch erkend, en waarop deze bijgevolg geen enkel recht van toezicht heeft, niet dezelfde prerogatieven te verlenen als aan de instellingen die dat wel zijn, in het bijzonder wanneer de uitoefening van die prerogatieven, zoals te dezen, aan de studenten rechten kan verlenen die zij kunnen doen gelden ten overstaan van de overheid.
B.6. Een dergelijke maatregel doet niet op onevenredige wijze afbreuk aan de rechten van de betrokkenen vermits de betrokken studenten kunnen worden gemachtigd in België te verblijven op basis van artikel 9 van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten. Die bepaling verbiedt de minister of zijn gemachtigde niet om te onderzoeken of de inschrijving in een onderwijsinstelling die door de overheid niet wordt georganiseerd, noch gesubsidieerd, noch erkend, de toekenning verantwoordt van een machtiging tot verblijf, onder voorbehoud, voor de bevoegde overheid, van de verplichting om haar beslissing te motiveren (Parl. St., Senaat, 1980-1981, nr. 521/2, p. 23).
B.7. De lezing van de artikelen 10, 11, 24 en 191 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de in de vraag vermelde verdragsrechtelijke bepalingen, leidt niet tot een andere conclusie.
B.8. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord.
Om die redenen, het Hof zegt voor recht : De artikelen 9, 58 en 59 van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen schenden niet de artikelen 10, 11, 24 en 191 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 2 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, met artikel 14 van datzelfde Verdrag, en met artikel 13.2, c, van het Internationaal Verdrag van 19 december 1966 inzake economische, sociale en culturele rechten in zoverre ze het de buitenlandse student niet mogelijk maken zich te beroepen op zijn inschrijving in een onderwijsinstelling die niet door de overheid wordt georganiseerd, gesubsidieerd of erkend, om zich op die grond een machtiging tot verblijf te laten toekennen teneinde zijn hogere studie in België te voleindigen.
Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 16 december 2010.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.
De voorzitter, M. Melchior.