Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 24 december 2010

Uittreksel uit arrest nr. 128/2010 van 4 november 2010 Rolnummer 4835 In zake : de prejudiciële vraag over de artikelen 40 tot 47 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de v Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en M. Bossuyt, en de rechter(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2010206258
pub.
24/12/2010
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 128/2010 van 4 november 2010 Rolnummer 4835 In zake : de prejudiciële vraag over de artikelen 40 tot 47 van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Luik.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en M. Bossuyt, en de rechters R. Henneuse, E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, J. Spreutels en T. Merckx-Van Goey, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 11 december 2009 in zake Sid Ahmed Bouzar en Réjane Hein tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 21 december 2009, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Luik de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen 40 tot 47 van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre zij niet erin voorzien dat de vreemdeling die een gezinshereniging aanvraagt met een echtgenoot die een Belgisch of Europees onderdaan is, tot het verblijf moet worden toegelaten wanneer zijn aanvraag na het verstrijken van een bepaalde termijn niet is beantwoord, terwijl de vreemdeling die een gezinshereniging met een tot het verblijf in België toegelaten niet-EG-onderdaan aanvraagt, met toepassing van artikel 12bis (§ 2, derde, vierde en vijfde lid; § 3, derde en vierde lid; § 4, derde lid) van diezelfde wet, bij ontstentenis van antwoord na het verstrijken van een termijn van negen maanden, eventueel verlengd, die volgt op de datum waarop zijn aanvraag is ingediend, wel tot dat verblijf wordt toegelaten ? ». (...) III. In rechte (...) Ten aanzien van het verzoek om de prejudiciële vraag te herformuleren B.1.1. In hun memorie verzoeken de partijen voor de verwijzende rechter het Hof de prejudiciële vraag te herformuleren, teneinde het voorwerp van de vraag uit te breiden tot bepalingen die niet door de verwijzende rechter worden beoogd.

B.1.2. De bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof staat het Hof niet toe op een dergelijk verzoek in te gaan.

Ten aanzien van de pertinentie van het antwoord op de prejudiciële vraag voor de oplossing van het bodemgeschil B.2.1. De zaak voor de verwijzende rechter heeft betrekking op een aanvraag tot gezinshereniging op basis van de artikelen 40 tot 47 van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. Meer specifiek ondervraagt de verwijzende rechter het Hof over de termijnen die door de bevoegde overheid moeten worden gerespecteerd bij het beantwoorden van dergelijke aanvraag.

Op het ogenblik dat de prejudiciële vraag werd gesteld, had de eiser voor de verwijzende rechter nog geen antwoord ontvangen op de door hem ingediende aanvraag tot gezinshereniging. Bij brief van 13 oktober 2010 heeft de Ministerraad het Hof meegedeeld dat op 6 september 2010 aan de betrokken vreemdeling een visum D met het oog op gezinshereniging werd verleend. Volgens de Ministerraad moet de zaak worden teruggezonden aan de verwijzende rechter zodat deze kan bepalen welke de weerslag is van de toekenning van dit visum op de voor hem aanhangige zaak.

B.2.2. Rekening houdend met het voorwerp van de vordering voor de verwijzende rechter en met de formulering van de prejudiciële vraag, kan niet worden betoogd dat het antwoord op de prejudiciële vraag niet meer pertinent zou kunnen zijn voor de oplossing van het bodemgeschil.

Ten gronde B.3. De verwijzende rechter vraagt het Hof of de artikelen 40 tot 47 van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen (hierna : « de Vreemdelingenwet ») de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schenden, « in zoverre zij niet erin voorzien dat de vreemdeling die een gezinshereniging aanvraagt met een echtgenoot die een Belgisch of Europees onderdaan is, tot het verblijf moet worden toegelaten wanneer zijn aanvraag na het verstrijken van een bepaalde termijn niet is beantwoord, terwijl de vreemdeling die een gezinshereniging met een tot het verblijf in België toegelaten niet-EG-onderdaan aanvraagt, met toepassing van artikel 12bis (§ 2, derde, vierde en vijfde lid; § 3, derde en vierde lid; § 4, derde lid) van diezelfde wet, bij ontstentenis van antwoord na het verstrijken van een termijn van negen maanden, eventueel verlengd, die volgt op de datum waarop zijn aanvraag is ingediend, wel tot dat verblijf wordt toegelaten ».

B.4.1. Artikel 12bis van de Vreemdelingenwet regelt de procedure inzake de toelating tot verblijf voor de vreemdelingen die op grond van artikel 10 van rechtswege zijn toegelaten tot een verblijf van meer dan drie maanden in het Rijk. Tot die categorie van vreemdelingen behoort onder meer de buitenlandse echtgenoot van een vreemdeling die toegelaten of gemachtigd is tot een verblijf van onbeperkte duur in het Rijk of die gemachtigd is om er zich te vestigen (artikel 10, § 1, 4°). Artikel 12bis, § 2, regelt de procedure wanneer de aanvraag wordt ingediend via de Belgische diplomatieke of consulaire vertegenwoordiger in het buitenland; artikel 12bis, §§ 3 en 4, regelt de procedure wanneer de aanvraag in België gebeurt bij het gemeentebestuur.

B.4.2. De artikelen 40 tot 47 van de Vreemdelingenwet bevatten specifieke bepalingen betreffende vreemdelingen, burgers van de Unie en hun familieleden en vreemdelingen, familieleden van een Belg. De verwijzende rechter ondervraagt het Hof over die bepalingen in zoverre zij van toepassing zijn op een « vreemdeling die een gezinshereniging aanvraagt met een echtgenoot die een Belgisch of Europees onderdaan is », maar preciseert niet welke situatie meer specifiek wordt beoogd.

Uit de gegevens van de zaak blijkt evenwel dat het gaat om een aanvraag tot gezinshereniging die moet worden ingediend via een Belgische diplomatieke of consulaire vertegenwoordiger in het buitenland. Het Hof beperkt zijn onderzoek derhalve tot de vergelijking van deze situatie met de situatie beoogd in artikel 12bis, § 2, van de Vreemdelingenwet.

B.5.1. Artikel 12bis van de Vreemdelingenwet bepaalt : « § 1. De vreemdeling die verklaart dat hij zich in één der in artikel 10 voorziene gevallen bevindt, moet zijn aanvraag indienen bij de Belgische diplomatieke of consulaire vertegenwoordiger die bevoegd is voor zijn woonplaats of zijn verblijfplaats in het buitenland. [...] § 2. Indien de in § 1 bedoelde vreemdeling zijn aanvraag indient bij de Belgische diplomatieke of consulaire vertegenwoordiger die bevoegd is voor zijn woonplaats of zijn verblijfplaats in het buitenland, moeten samen met de aanvraag documenten worden overgelegd die aantonen dat hij voldoet aan de voorwaarden die worden bedoeld in artikel 10, §§ 1 tot 3, met name een medisch getuigschrift waaruit blijkt dat hij niet lijdt aan één van de in de bijlage aan deze wet opgesomde ziekten, evenals, indien hij ouder is dan achttien jaar, een uittreksel uit het strafregister of een gelijkwaardig document.

De datum voor het indienen van de aanvraag is die waarop alle bewijzen, overeenkomstig artikel 30 van de wet van 16 juli 2004Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/07/2004 pub. 27/07/2004 numac 2004009511 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende het Wetboek van internationaal privaatrecht sluiten houdende het Wetboek van internationaal privaatrecht of de internationale overeenkomsten betreffende dezelfde materie, worden overgelegd.

De beslissing met betrekking tot de toelating tot verblijf wordt zo snel mogelijk en ten laatste negen maanden volgend op de datum van indiening van de aanvraag, zoals bepaald in het tweede lid, getroffen en betekend.

In bijzondere omstandigheden die verband houden met het complexe karakter van de behandeling van de aanvraag, kan de minister of zijn gemachtigde deze termijn tweemaal, met een periode van drie maanden, verlengen. Dit wordt gedaan door middel van een gemotiveerde beslissing die ter kennis wordt gebracht van de aanvrager.

Indien geen enkele beslissing getroffen werd na het verstrijken van de termijn van negen maanden volgend op de datum waarop de aanvraag werd ingediend, die eventueel verlengd werd overeenkomstig het vierde lid, moet de toelating tot verblijf verstrekt worden. [...] ».

B.5.2. Artikel 12bis, § 2, van de Vreemdelingenwet werd vervangen door de wet van 15 september 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/09/2006 pub. 06/10/2006 numac 2006000703 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen sluiten, waarbij de wetgever de Europese richtlijn 2003/86/EG inzake het recht op gezinshereniging, heeft omgezet in Belgisch recht. Ten aanzien van onderdanen van een derde land die een aanvraag tot gezinshereniging met een andere onderdaan van een derde land indienen, bepaalt artikel 5, lid 4, van die richtlijn dat een beslissing over hun aanvraag zo spoedig mogelijk en, in ieder geval, uiterlijk negen maanden na de datum van indiening van een verzoek moet worden genomen, dat die termijn in buitengewone omstandigheden kan worden verlengd en dat de lidstaten tevens moeten bepalen wat het gevolg is van het verstrijken van die termijn. Artikel 12bis, § 2, van de Vreemdelingenwet komt aldus tegemoet aan de verplichtingen opgelegd door de richtlijn.

B.6.1. De artikelen 40 tot 47 van de Vreemdelingenwet werden gewijzigd door de wet van 25 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/04/2007 pub. 10/05/2007 numac 2007000465 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen sluiten, waarbij de richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, werd omgezet in Belgisch recht. Volgens artikel 5 van de richtlijn moet een inreisvisum voor familieleden van de burgers van de Unie die een aanvraag tot gezinshereniging indienen zo spoedig mogelijk via een versnelde procedure worden verleend en krachtens artikel 10 wordt het verblijfsrecht van een familielid van een burger van de Unie die niet de nationaliteit van een lidstaat bezit, binnen zes maanden na de datum van indiening van een aanvraag vastgesteld door afgifte van een verblijfskaart.

B.6.2. Bij de omzetting van de richtlijn heeft de wetgever in de artikelen 40 tot 47 geen expliciete regeling ingevoerd inzake de termijn die door de overheid zou moeten worden gerespecteerd in het in de verwijzingsbeslissing beoogde geval. Artikel 42, § 1, verleent de Koning de opdracht om, overeenkomstig de Europese verordeningen en richtlijnen, de voorwaarden en de duur te regelen van het verblijf van meer dan drie maanden in het Rijk van de burgers van de Unie en hun familieleden. Het koninklijk besluit van 8 oktober 1981Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 08/10/1981 pub. 12/03/2008 numac 2008000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de toegang tot het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen bepaalt echter evenmin een termijn binnen welke over de aanvraag voor gezinshereniging via een diplomatieke of consulaire vertegenwoordiger in het buitenland, moet worden beslist.

B.7.1. Artikel 12bis, § 2, derde tot vijfde lid, van de Vreemdelingenwet houdt voor de betrokken vreemdeling een dubbele waarborg in : enerzijds, wordt de overheid verplicht om binnen een bepaalde termijn te beslissen over de aanvraag tot gezinshereniging, zodat de betrokkene niet te lang in het ongewisse blijft over het antwoord op zijn aanvraag; anderzijds, moet de toelating worden verleend indien geen enkele beslissing werd genomen binnen de opgelegde termijn, waardoor de betrokken vreemdeling wordt beschermd indien de overheid de opgelegde termijn niet respecteert of geen enkele beslissing neemt.

B.7.2. Er bestaat geen redelijke verantwoording voor het ontzeggen van een dergelijke waarborg aan een onderdaan van een derde land die is gehuwd met een EU-onderdaan of met een Belgische onderdaan en die in soortgelijke omstandigheden een aanvraag tot gezinshereniging indient via een Belgische diplomatieke of consulaire vertegenwoordiger in het buitenland. De betrokken vreemdeling heeft immers hetzelfde belang bij een tijdige beslissing en de rechtszekerheid gebiedt dat hij eveneens het gevolg kent van het uitblijven van die beslissing.

B.8.1. De artikelen 40 en volgende maken deel uit van titel II van de Vreemdelingenwet met als opschrift « Aanvullende en afwijkende bepalingen betreffende bepaalde categorieën van vreemdelingen ».

Tijdens de parlementaire voorbereiding van de Vreemdelingenwet werd verklaard : « Eerst en vooral en op algemene wijze dient te worden opgemerkt dat, in de mate dat er in Titel II geen afbreuk aan wordt gedaan, de bepalingen van Titel I van toepassing blijven op de drie categorieën van vreemdelingen die bedoeld worden in de hoofdstukken 1, 2 en 3 van Titel II. Dit verklaart waarom de benaming van titel II van het ontwerp Vranckx ' bepalingen eigen aan bepaalde categorieën van vreemdelingen ' in dit ontwerp geworden is ' Aanvullende en afwijkende bepalingen betreffende bepaalde categorieën van vreemdelingen ' (zie advies van de Raad van State, blz. 78) » (Parl. St., Kamer, 1974-1975, nr. 653/001, p. 34).

B.8.2. Vermits de wetgever in de artikelen 40 tot 47 van de Vreemdelingenwet geen termijn heeft bepaald binnen welke de overheid moet beslissen over een aanvraag tot gezinshereniging die wordt ingediend via een Belgische diplomatieke of consulaire vertegenwoordiger in het buitenland, en dus evenmin bepaalt wat het gevolg is wanneer de overheid niet antwoordt binnen de voorziene termijn, zou kunnen worden voorgehouden dat de algemene regeling vervat in artikel 12bis, § 2, derde tot vijfde lid, van die wet van toepassing is. Deze regeling geldt immers voor de personen bedoeld in artikel 10, waartoe onder meer de vreemdelingen behoren wier recht op verblijf wordt erkend door een internationaal verdrag, een wet of een koninklijk besluit (artikel 10, § 1, 1°).

B.8.3. De wetgever is niettemin bij de regeling van de gezinshereniging met de in de artikelen 40 tot 47 van de Vreemdelingenwet bedoelde personen gehouden door het Europees recht, waaronder de onder B.6.1 vermelde richtlijn 2004/38/EG en hij moet voorzien in een regelgeving die coherent is met andere bepalingen uit de Vreemdelingenwet. Volgens artikel 40bis van de Vreemdelingenwet gelden de bepalingen van titel II, hoofdstuk 1, onverminderd de meer voordelige bepalingen vervat in wetten of Europese verordeningen waarop de familieleden van de burger van de Unie aanspraak zouden kunnen maken. Volgens artikel 42 wordt het recht op verblijf van meer dan drie maanden in het Rijk erkend aan de burger van de Unie en zijn familieleden onder de voorwaarden en voor de duur door de Koning bepaald overeenkomstig de Europese verordeningen en richtlijnen.

Bovendien stelt artikel 40ter dat voor wat de bepalingen van titel II, hoofdstuk 1, betreft, de bepalingen van dit hoofdstuk die van toepassing zijn op de familieleden van de burger van de Unie die hem begeleiden of zich bij hem voegen eveneens van toepassing zijn op de familieleden van een Belg die hem begeleiden of zich bij hem voegen.

B.9. Uit het bovenstaande volgt dat de artikelen 40 tot 47 van de Vreemdelingenwet niet bestaanbaar zijn met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat de wetgever geen termijn heeft vastgesteld binnen welke de overheid moet beslissen over een aanvraag tot gezinshereniging die wordt ingediend via een Belgische diplomatieke of consulaire post in het buitenland en doordat hij niet heeft vastgesteld welk gevolg moet worden gehecht aan het uitblijven van een beslissing binnen de voorziene termijn. Die discriminatie vindt haar oorsprong in een lacune in de wetgeving, die enkel door de wetgever kan worden verholpen.

B.10. De prejudiciële vraag dient bevestigend te worden beantwoord.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : De artikelen 40 tot 47 van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen schenden de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat de wetgever geen termijn heeft vastgesteld binnen welke de bevoegde overheden moeten beslissen over een aanvraag tot gezinshereniging van een niet-EU-burger met een burger van de Unie of een Belg, die wordt ingediend via een Belgische diplomatieke of consulaire post in het buitenland en doordat hij evenmin heeft vastgesteld welk gevolg moet worden gehecht aan het uitblijven van een beslissing binnen de voorziene termijn.

Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 4 november 2010.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

De voorzitter, M. Melchior.

^