Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 05 januari 2010

Uittreksel uit arrest nr. 194/2009 van 26 november 2009 Rolnummer 4649 In zake : het beroep tot vernietiging van het decreet van de Franse Gemeenschap van 18 juli 2008 tot democratisering van het hoger onderwijs, ter bevordering van de slaa Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters P. Martens en M. Bossuyt, en de rechters(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2009205576
pub.
05/01/2010
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 194/2009 van 26 november 2009 Rolnummer 4649 In zake : het beroep tot vernietiging van het decreet van de Franse Gemeenschap van 18 juli 2008 tot democratisering van het hoger onderwijs, ter bevordering van de slaagkansen van de studenten en tot oprichting van het Waarnemingscentrum voor het hoger onderwijs, en, minstens, van artikel 29 van dat decreet, ingesteld door de vzw « radios » en anderen.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters P. Martens en M. Bossuyt, en de rechters M. Melchior, R. Henneuse, E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, J. Spreutels en T. Merckx-Van Goey, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter P. Martens, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 27 februari 2009 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 3 maart 2009, is beroep tot vernietiging ingesteld van het decreet van de Franse Gemeenschap van 18 juli 2008 tot democratisering van het hoger onderwijs, ter bevordering van de slaagkansen van de studenten en tot oprichting van het Waarnemingscentrum voor het hoger onderwijs, en, minstens, van artikel 29 van dat decreet (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 1 september 2008, tweede editie), door de vzw « radios », met maatschappelijke zetel te 1000 Brussel, Hooikaai 55, de nv « NRJ Belgique », met maatschappelijke zetel te 1030 Brussel, Leuvensesteenweg 467, de nv « S.A. d'Information, d'Animation et de Diffusion », met maatschappelijke zetel te 1030 Brussel, Jacques Georginlaan 2, de nv « Régie Media Belge », met maatschappelijke zetel te 1140 Brussel, Kolonel Bourglaan 133, de nv « TVi », met maatschappelijke zetel te 1030 Brussel, Jacques Georginlaan 2, de vzw « Fédération des Télés Locales Wallonie-Bruxelles », met maatschappelijke zetel te 5081 La Bruyère, Domaine de Mehaignoul, rue de Mehaignoul 4a, en de vzw « Télésambre », met maatschappelijke zetel te 6010 Couillet, Espace Sud - Esplanade René Magritte 10. (...) II. In rechte (...) B.1. Artikel 29 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 18 juli 2008 tot democratisering van het hoger onderwijs, ter bevordering van de slaagkansen van de studenten en tot oprichting van het Waarnemingscentrum voor het hoger onderwijs, bepaalt : « Naast de bepalingen bedoeld in de artikelen 86, 87, 88 en 89 van het decreet van 31 maart 2004 betreffende de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten, en de artikelen 23, 24, 25, 26 en 26bis van het decreet van 9 september 1996 betreffende de financiering van de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen, is de reclame op televisie en radio verboden voor de hogescholen, de hogere kunstscholen, de universiteiten en de hogere instituten voor architectuuronderwijs.

Wanneer de Regering kennis neemt van eventuele inbreuken op de bepaling van het eerste lid, inzonderheid via de controle uitgeoefend door de commissarissen en afgevaardigden van de Regering bij de instellingen voor hoger onderwijs, beslist ze over de sanctie ten aanzien van de betrokken instelling, na verslag van de academische autoriteiten.

Die sanctie kan leiden tot een gedeeltelijke inhouding op de jaartoelage van de betrokken instelling, waarbij die inhouding niet meer kan bedragen dan vijf procent van de jaartoelage ».

Ten aanzien van het belang van de verzoekende partijen B.2. De Franse Gemeenschapsregering betwist het belang om in rechte te treden van de verzoekende partijen die, als uitgevers van radio- en televisieomroepdiensten, niet de rechtstreekse adressaten zouden zijn van het decreet, dat uitsluitend de hogescholen, de hogere kunstscholen, de universiteiten en de hogere instituten voor architectuuronderwijs zou beogen en voornamelijk tot doel zou hebben het hoger onderwijs te democratiseren.

B.3. Ofschoon de rechtstreekse adressaten van de bestreden bepaling de instellingen voor hoger onderwijs zijn, kan de bepaling de situatie van de verzoekende partijen ongunstig beïnvloeden door hun een reclameactiviteit te ontzeggen die andere media niet wordt ontzegd door het bestreden decreet.

De exceptie wordt verworpen.

Ten gronde B.4. Het enige middel is afgeleid uit de schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 19, 24 en 179 van de Grondwet, met de artikelen 10 en 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met het decreet d'Allarde van 2 en 17 maart 1791.

De grief van de verzoekende partijen heeft enkel betrekking op het verschil in behandeling dat de bestreden bepaling doet ontstaan tussen rechtspersonen die reclame uitzenden op radio en televisie en rechtspersonen die reclame verspreiden via andere media.

B.5. De bestreden bepaling maakt deel uit van een decreet dat ertoe strekt de slaagkansen van de studenten in het eerste jaar hoger onderwijs te verhogen. De decreetgever gaat ervan uit dat een verkeerde studiekeuze één van de oorzaken is van de lage slaagkansen en dat een ongenuanceerde informatieverstrekking één van de oorzaken is van verkeerde studiekeuzes.

Wat inzonderheid de bestreden bepaling betreft, preciseert de memorie van toelichting : « Ofschoon iedereen het erover eens is dat de informatie met betrekking tot de studierichtingen van essentieel belang is, dient die informatie, wanneer zij de vorm aanneemt van reclame, te worden gestuurd teneinde te vermijden dat de reclame voor de studenten het enige middel wordt om hun studierichting te kiezen » (Parl. St., Parlement van de Franse Gemeenschap, 2007-2008, nr. 578-1, p. 6).

B.6. De verschillende behandeling van rechtspersonen die reclame uitzenden op radio en televisie ten opzichte van rechtspersonen die reclame verspreiden via andere media, vindt een objectieve en redelijke verantwoording in de bijzondere aard van de reclame op radio en televisie, enerzijds, en in de bijzondere aard van de reclame inzake onderwijs, anderzijds.

Wat de reclame op radio en televisie betreft, dient inzonderheid te worden gewezen op de korte duur en het vluchtig karakter van de reclame-uitzendingen, die zich derhalve niet lenen tot het verstrekken van een veelheid aan informatie noch tot het aandachtig nalezen daarvan, en op de hoge kostprijs van de reclamezendtijd, in vergelijking met sommige andere media.

Een reclameboodschap inzake onderwijs vereist een voldoende gedetailleerde voorstelling van de inhoud van de verstrekte studierichtingen en van de aangewende onderwijsmethode.

De decreetgever mocht derhalve ervan uitgaan dat radio en televisie geen geschikte media zijn om reclame te maken voor instellingen van het hoger onderwijs.

B.7. De bestreden bepaling staat derhalve in een redelijk verband van evenredigheid tot de in B.5 vermelde doelstelling.

B.8. Het middel is niet gegrond.

Om die redenen, het Hof verwerpt het beroep.

Aldus uitgesproken in het Frans, in het Nederlands en in het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989, op de openbare terechtzitting van 26 november 2009.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

De voorzitter, P. Martens.

^