Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 07 november 2006

Uittreksel uit arrest nr. 155/2006 van 18 oktober 2006 Rolnummer 4030 In zake : het beroep tot gedeeltelijke vernietiging van artikel 27, derde lid, van de wet van 5 juni 1972 op de veiligheid der schepen, zoals gewijzigd bij de wet van 15 Het Arbitragehof, beperkte kamer, samengesteld uit voorzitter A. Arts en de rechters-verslaggeve(...)

bron
arbitragehof
numac
2006203521
pub.
07/11/2006
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Uittreksel uit arrest nr. 155/2006 van 18 oktober 2006 Rolnummer 4030 In zake : het beroep tot gedeeltelijke vernietiging van artikel 27, derde lid, van de wet van 5 juni 1972 op de veiligheid der schepen, zoals gewijzigd bij de wet van 15 mei 2006 houdende diverse maatregelen inzake vervoer, ingesteld door L. Lamine.

Het Arbitragehof, beperkte kamer, samengesteld uit voorzitter A. Arts en de rechters-verslaggevers M. Bossuyt en P. Martens, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 12 juli 2006 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 13 juli 2006, heeft L. Lamine, wonende te 3110 Rotselaar, Steenweg op Wezemaal 90, beroep tot gedeeltelijke vernietiging ingesteld van artikel 27, derde lid, van de wet van 5 juni 1972 op de veiligheid der schepen, zoals gewijzigd bij de wet van 15 mei 2006 houdende diverse maatregelen inzake vervoer (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 8 juni 2006).

Op 17 juli 2006 hebben de rechters-verslaggevers M. Bossuyt en P. Martens, met toepassing van artikel 71, eerste lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, de voorzitter ervan in kennis gesteld dat zij ertoe zouden kunnen worden gebracht aan het Hof, zitting houdende in beperkte kamer, voor te stellen een arrest te wijzen waarbij vastgesteld wordt dat het beroep tot vernietiging klaarblijkelijk niet ontvankelijk is. (...) II. In rechte (...) B.1. De verzoeker vordert de gedeeltelijke vernietiging van artikel 27 van de wet van 5 juni 1972 op de veiligheid der schepen, zoals gewijzigd bij artikel 13 van de wet van 15 mei 2006 houdende diverse maatregelen inzake vervoer (Belgisch Staatsblad , 8 juni 2006).

B.2. Het bestreden artikel 13 van de wet van 15 mei 2006 bepaalt : « Artikel 27 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 3 mei 1999, wordt aangevuld met een derde lid, luidende : ' In afwijking van eerste lid zijn, onverminderd de bevoegdheid van de officieren van gerechtelijke politie, met de opsporing en de vaststelling van de in artikel 21bis bedoelde overtredingen belast, de ambtenaren die daartoe speciaal door de Koning worden aangewezen. Zij stellen daartoe een proces-verbaal op, dat bewijskracht heeft tot het tegenbewijs is geleverd. ' ».

B.3. Artikel 21bis van de wet van 5 juni 1972, ingevoegd bij de wet van 15 mei 2006 houdende diverse maatregelen inzake vervoer, luidt : « Wordt bestraft met een gevangenisstraf van zes maand tot één jaar en met een geldboete van zesentwintig euro tot drieduizend euro of met één van die straffen alleen, ieder die de bepalingen van verordening (EG) Nr. 725/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten, alsook de bepalingen van de ter uitvoering van deze verordening genomen besluiten, heeft overtreden ».

B.4. De wet van 5 juni 1972 op de veiligheid der schepen regelt op algemene wijze de veiligheidsvoorschriften ten aanzien van de schepen bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de wet. Het bestreden artikel 27, derde lid, maakt deel uit van de strafbepalingen van hoofdstuk 6 van de wet. Het beoogt de bestraffing van degene die de bepalingen van verordening (EG) nr. 725/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten, alsook de bepalingen van de ter uitvoering van die verordening genomen besluiten, heeft overtreden. De voornaamste doelstelling van die verordening is de invoering en implementatie van de communautaire maatregelen voor verbetering van de beveiliging van de in de internationale handel en voor binnenlands verkeer gebruikte schepen en bijbehorende havenfaciliteiten, tegen het gevaar van opzettelijke ongeoorloofde acties (artikel 1).

B.5. De Grondwet en de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof vereisen dat elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die een beroep tot vernietiging instelt, doet blijken van een belang.

Van het vereiste belang doen slechts blijken de personen wier situatie door de bestreden norm rechtstreeks en ongunstig zou kunnen worden geraakt; bijgevolg is de actio popularis niet toelaatbaar.

B.6. Uit het bij het Hof ingediende verzoekschrift blijkt op geen enkele wijze in welk opzicht de verzoeker rechtstreeks en ongunstig zou kunnen worden geraakt door de bestreden bepaling, die betrekking heeft op de zeer specifieke aangelegenheid van de veiligheid der schepen. Het belang van de verzoeker bij de vernietiging van de bestreden bepaling verschilt niet van het belang dat iedere persoon erbij heeft dat de wettigheid in alle aangelegenheden in acht wordt genomen.

B.7. Daaruit volgt dat het beroep klaarblijkelijk onontvankelijk is.

Om die redenen, het Hof, beperkte kamer, met eenparigheid van stemmen uitspraak doende, verklaart het beroep tot vernietiging onontvankelijk.

Aldus uitgesproken in het Nederlands, het Frans en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 18 oktober 2006.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

De voorzitter, A. Arts.

^