gepubliceerd op 17 september 2021
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 11 augustus 2021, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 16 augustus 2021, heeft het Arbeidshof te Antwerpen, afdeling Hasselt, d « 1. Schenden de artikelen 100 en 101 van de Wet 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering(...)
GRONDWETTELIJK HOF
   Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere 
wet van 6    januari 1989Relevante gevonden documenten
	
		
			
				
					type
					wet
				
				
					prom.
					06/01/1989
				
				
					pub. 
					18/02/2008
				
				
					numac 
					2008000108
				
			
		
			
				
					
						bron
						federale overheidsdienst binnenlandse zaken
					
				
				
					Bijzondere wet op het Arbitragehof 
				
			
		
	sluiten    Bij arrest van 11 augustus 2021, waarvan de expeditie ter griffie van    het Hof is ingekomen op 16 augustus 2021, heeft het Arbeidshof te    Antwerpen, afdeling Hasselt, de volgende prejudiciële vragen gesteld :    « 1. Schenden de artikelen 100 en 101 van de Wet 14 juli 1994    betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en    uitkeringen (ZIV-wet) de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in die    zin geïnterpreteerd dat een onderscheid gemaakt wordt tussen twee    categorieën van personen waarvan ten onrechte ontvangen prestaties    worden teruggevorderd, namelijk doordat bij een terugvordering van de    arbeidsongeschikt erkende gerechtigde die arbeid heeft verricht zonder    de in artikel 100, § 2 ZIV-wet bedoelde toelating, of zonder de    voorwaarden van de toelating te respecteren de terugvordering wordt    beperkt tot de dagen of de periode van niet-toegelaten arbeid, terwijl    een dergelijke/gelijkaardige beperking ontbreekt bij een    terugvordering omdat de gerechtigde om enige andere reden niet in de    voorwaarden was zoals vereist door artikel [100] van de ZIV-wet, in    het bijzonder wat betreft de arbeidsongeschikt erkende gerechtigde die    een niet door de wet toegelaten/illegale werkzaamheid heeft verricht    en dit om reden dat laatstgenoemde de bedoelde toelating niet zou    hebben kunnen krijgen ? 2. Schendt artikel 101 § 2, tweede lid van de Wet 14 juli 1994    betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en    uitkeringen (ZIV-wet) de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in die    zin geïnterpreteerd dat enkel de arbeidsongeschikt erkende gerechtigde    die arbeid heeft verricht zonder de in artikel 100 § 2 ZIV-wet    bedoelde toelating, of zonder de voorwaarden van de toelating te    respecteren, zich tot het Beheerscomité van de Dienst voor Uitkeringen    zou kunnen richten met een verzoek om geheel of gedeeltelijk af te    zien van de terugvorderingen van de ontvangen uitkeringen, daar waar    deze mogelijkheid niet zou bestaan voor de gerechtigde die om enige    andere reden (in het bijzonder de arbeidsongeschikt erkende    gerechtigde die een niet door de wet toegelaten (illegale) arbeid    heeft verricht tijdens zijn arbeidsongeschiktheid) niet in de    voorwaarden is zoals vereist door artikel 100 ZIV-wet ?    3.Schendt de leemte in de Wet 14 juli 1994 betreffende de verplichte    verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen (ZIV-wet) de    artikelen 10 en 11 van de Grondwet, nu deze wet niet voorziet in een    beperking van de terugvordering van ontvangen    arbeidsongeschiktheidsuitkeringen voor de werknemer die bewijst dat    hij te goeder trouw uitkeringen heeft ontvangen waarop hij geen recht    had, noch voor de administratieve overheid noch voor de rechter,    terwijl de wetgever deze mogelijkheid wel heeft voorzien binnen de    werkloosheidsreglementering (artikel 169 van het KB van 25 november    1991 houdende de werkloosheidsreglementering) zodat de rechter wel de    goede trouw van een werkloze in rekening kan brengen, bij het bepalen    van de omvang van het terugvorderingsrecht van de ten onrechte    uitgekeerde werkloosheidsuitkeringen, maar de rechter de goede trouw    van een persoon die te goeder trouw een    arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt niet in rekening kan brengen,    bij het bepalen van de omvang van het terugvorderingsrecht van de ten    onrechte uitgekeerde arbeidsongeschiktheidsuitkeringen ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 7624 van de rol van het Hof.
De griffier, F. Meersschaut