gepubliceerd op 11 januari 2021
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 2 december 2020, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 11 december 2020, heeft het Arbeidshof te Antwerpen, afdeling Antwerpen, « Schenden de artikelen 24 en 30 van de Wet betreffende de Aanvullende Pensioenen van 28 april 2003(...)
GRONDWETTELIJK HOF
   Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere 
wet van 6    januari 1989Relevante gevonden documenten
	
		
			
				
					type
					wet
				
				
					prom.
					06/01/1989
				
				
					pub. 
					18/02/2008
				
				
					numac 
					2008000108
				
			
		
			
				
					
						bron
						federale overheidsdienst binnenlandse zaken
					
				
				
					Bijzondere wet op het Arbitragehof 
				
			
		
	sluiten    Bij arrest van 2 december 2020, waarvan de expeditie ter griffie van    het Hof is ingekomen op 11 december 2020, heeft het Arbeidshof te    Antwerpen, afdeling Antwerpen, de volgende prejudiciële vragen gesteld    :    « Schenden de artikelen 24 en 30 van de Wet betreffende de Aanvullende    Pensioenen van 28 april 2003 in de versie zoals van toepassing voor de    wijziging bij wet van 15 mei 2014, de artikelen 10 en 11 van de    Grondwet, al dan niet in samenhang met artikel 16 van de Grondwet    en/of artikel 1, 1ste Aanvullend Protocol EVRM en/of het    zorgvuldigheidsbeginsel in de interpretatie dat deze bepalingen alle    inrichters zonder onderscheid verplichten om de tekorten van de    verworven reserves, alsook de tekorten ten opzichte van de garanties    bedoeld in artikel 24 van die wet aan te zuiveren bij de pensionering    van een aangeslotene die de verworven reserves bij de    pensioeninstelling heeft gelaten bij zijn uitdiensttreding en dit    ongeacht de oorzaak van de tekorten doordat :    - deze bepalingen geen onderscheid maken tussen de inrichters die hun    verplichtingen (premiebetalingen) voortspruitend uit de    pensioentoezegging en de pensioenovereenkomst steeds correct hebben    nageleefd en waarbij de tekorten op het ogenblik van de pensionering    louter het gevolg zijn van de insolventie van de pensioeninstelling    enerzijds en de inrichters die deze verplichtingen niet correct hebben    nageleefd anderzijds, met als gevolg dat de eerste groep inrichters    bij de pensionering van de aangeslotene een tweede maal gehouden zijn    tot betaling van bepaalde bedragen, een eerste maal als premie in de    groepsverzekering en een tweede maal als aanzuivering van de tekorten    bij de pensionering, terwijl de nalatige inrichters bij de    pensionering van de aangeslotene tot beloop van het bedrag van de niet    betaalde premies enkel de tekorten aanzuiveren en dus slechts één maal    betalen.    - deze bepalingen geen onderscheid maken tussen de inrichters van een    pensioentoezegging van het type vaste prestaties waarbij de inrichter    zich tegenover de aangeslotene verbindt tot een welbepaalde prestatie    (rente of kapitaal) en de inrichters van een pensioentoezegging van    het type vaste bijdragen waarbij de inrichter zich enkel heeft    verbonden tot het betalen van een vaste bijdrage aan de    pensioeninstelling tot financiering van het aanvullend pensioen met    als gevolg dat de eerste groep inrichters hun keuze voor het afsluiten    van een groepsverzekering konden maken rekening houdend met het risico    van insolventie van de verzekeringsinstelling en meteen maatregelen    konden nemen om de nadelige gevolgen van de realisatie van dit risico    te beperken of te beheersen, terwijl de tweede groep inrichters dit    risico en zijn gevolgen niet konden voorzien ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 7479 van de rol van het Hof.
De griffier, F. Meersschaut