gepubliceerd op 12 maart 2014
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 a. Bij arrest nr. 226.095 van 15 januari 2014 in zake het organisme voor de financiering van pensioenen « Ogeo Fund » tegen de Belgische Staat, tussenkomende partije « 1. Schendt artikel 36/24 van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuu(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten a. Bij arrest nr.226.095 van 15 januari 2014 in zake het organisme voor de financiering van pensioenen « Ogeo Fund » tegen de Belgische Staat, tussenkomende partijen : de cvba « Arcofin », de cvba « Arcopar » en de cvba « Arcoplus », en in zake de gemeente Schaarbeek tegen de Belgische Staat, met dezelfde tussenkomende partijen, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 21 januari 2014, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Schendt artikel 36/24 van de
wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
22/02/1998
pub.
28/03/1998
numac
1998003158
bron
ministerie van financien
Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België
sluiten tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre het, terwijl het eerste lid, 3°, de Koning de bevoegdheid verleent in een systeem te voorzien van toekenning van de staatswaarborg voor de terugbetaling aan vennoten die natuurlijke personen zijn van hun deel in het kapitaal van coöperatieve vennootschappen, erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 8 januari 1962 tot vaststelling van de voorwaarden tot erkenning van de nationale groeperingen van coöperatieve vennootschappen en van de coöperatieve vennootschappen, die financiële holdings zijn die zijn ingeschreven op de lijst bedoeld in artikel 13, vierde lid, van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, gemengde financiële holdings, kredietinstellingen, beleggingsondernemingen of verzekeringsondernemingen, alsook hun rechtstreekse of onrechtstreekse dochtervennootschappen, of waarvan minstens de helft van het vermogen is geïnvesteerd in dergelijke instellingen, Hem niet een dergelijke bevoegdheid verleent ten voordele van de vennoten of de aandeelhouders van elke andere vennootschap die in de financiële sector actief is, inzonderheid een kredietinstelling ? 2. Schendt artikel 36/24 van de
wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
22/02/1998
pub.
28/03/1998
numac
1998003158
bron
ministerie van financien
Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België
sluiten tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre het, terwijl het eerste lid, 3°, de Koning de bevoegdheid verleent in een systeem te voorzien van toekenning van de staatswaarborg voor de terugbetaling aan vennoten die natuurlijke personen zijn van hun deel in het kapitaal van coöperatieve vennootschappen, erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 8 januari 1962 tot vaststelling van de voorwaarden tot erkenning van de nationale groeperingen van coöperatieve vennootschappen en van de coöperatieve vennootschappen, die financiële holdings zijn die zijn ingeschreven op de lijst bedoeld in artikel 13, vierde lid, van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, gemengde financiële holdings, kredietinstellingen, beleggingsondernemingen of verzekeringsondernemingen, alsook hun rechtstreekse of onrechtstreekse dochtervennootschappen, of waarvan minstens de helft van het vermogen is geïnvesteerd in dergelijke instellingen, Hem niet een dergelijke bevoegdheid verleent ten voordele van de instellingen voor de financiering van pensioenen, en van de aangeslotenen en rechthebbenden ervan, of ten voordele van de gemeenten die verenigd zijn binnen de Gemeentelijke Holding ? ».b. Bij arrest nr.226.096 van 15 januari 2014 in zake Frédéric Ensch Famenne tegen de Belgische Staat, tussenkomende partijen : de cvba « Arcofin », de cvba « Arcopar » en de cvba « Arcoplus », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 24 januari 2014, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 36/24 van de
wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
22/02/1998
pub.
28/03/1998
numac
1998003158
bron
ministerie van financien
Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België
sluiten tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat de Koning kan voorzien in een systeem van toekenning van de staatswaarborg voor de terugbetaling aan vennoten die natuurlijke personen zijn, van hun deel in het kapitaal van de in artikel 36/24, § 1, eerste lid, 3°, erkende coöperatieve vennootschappen, terwijl dit artikel 36/24 niet in een dergelijke mogelijkheid voorziet voor vennoten die natuurlijke personen zijn, van hun deel in het kapitaal van een vennootschap die geen in de zin van het voornoemde artikel 36/24, § 1, eerste lid, 3°, erkende coöperatieve vennootschap is ? ».
Die zaken, ingeschreven onder de nummers 5814 en 5818 van de rol van het Hof, werden samengevoegd.
De griffier, P.-Y. Dutilleux