gepubliceerd op 23 mei 2012
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 29 maart 2012 in zake de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid tegen de nv « Etablissements Vincent VERMEIRE », waarvan de expeditie ter griffie van het « Is artikel 30 van de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen str(...)
GRONDWETTELIJK HOF
   Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere 
wet van 6    januari 1989Relevante gevonden documenten
	
		
			
				
					type
					wet
				
				
					prom.
					06/01/1989
				
				
					pub. 
					18/02/2008
				
				
					numac 
					2008000108
				
			
		
			
				
					
						bron
						federale overheidsdienst binnenlandse zaken
					
				
				
					Bijzondere wet op het Arbitragehof 
				
			
		
	sluiten    Bij arrest van 29 maart 2012 in zake de Rijksdienst voor Sociale    Zekerheid tegen de nv « Etablissements Vincent VERMEIRE », waarvan de    expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 18 april 2012, heeft    het Hof van Beroep te Luik de volgende prejudiciële vraag gesteld :    « Is artikel 30 van de wet van 31 januari 2009 betreffende de    continuïteit van de ondernemingen strijdig met de artikelen 10 en 11    van de Grondwet in zoverre het slechts de middelen tot    tenuitvoerlegging beoogt, dat wil zeggen de procedures van gedwongen    tenuitvoerlegging waarin is voorzien bij de artikelen 1494 en volgende    van het Gerechtelijk Wetboek, maar niet het wettelijk mechanisme van    inhoudingen en stortingen dat bij artikel 30bis van de wet van 27 juni    1969 aan de medecontractant van de aannemer in de opschorting is    opgelegd, zodat de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, gewone    schuldeiser in de opschorting, aldus tijdens de voorlopige opschorting    via gedwongen tenuitvoerlegging kan worden betaald voor zijn    schuldvorderingen in de opschorting terwijl de andere schuldeisers in    de opschorting, met inbegrip van de buitengewone schuldeisers in de    opschorting, dat niet kunnen ? ».
Deze zaak is ingeschreven onder nummer 5384 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.