gepubliceerd op 25 juni 2010
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 a. Bij arrest van 22 maart 2010 in zake Mr. Xavier Dehombreux, handelend in de hoedanigheid van curator van het faillissement van de nv « Cobel Meat System », waarva 1. « Schendt artikel 51, tweede lid, van de faillissementswet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten a. Bij arrest van 22 maart 2010 in zake Mr.Xavier Dehombreux, handelend in de hoedanigheid van curator van het faillissement van de nv « Cobel Meat System », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 25 maart 2010, heeft het Hof van Beroep te Bergen de volgende prejudiciële vragen gesteld : 1. « Schendt artikel 51, tweede lid, van de faillissementswet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in die zin geïnterpreteerd dat het de curator die op eigen initiatief of in opdracht van de voorzitter van de rechtbank van koophandel overgaat tot de tegeldemaking van een in pand gegeven handelsfonds de verplichting oplegt om de gelden afkomstig van die tegeldemaking in consignatie te geven bij de Deposito- en Consignatiekas, terwijl elke andere door de voorzitter van de rechtbank van koophandel aangewezen vereffenaar van het pand niet aan die verplichting wordt onderworpen ? »;2. « Schendt artikel 51, derde lid, van de faillissementswet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in die zin geïnterpreteerd dat het de curator die op eigen initiatief of in opdracht van de voorzitter van de rechtbank van koophandel overgaat tot de tegeldemaking van een in pand gegeven handelsfonds de verplichting oplegt om, wanneer de gelden afkomstig van die tegeldemaking niet of niet tijdig bij de Deposito- en Consignatiekas worden gedeponeerd, verwijlintresten, gelijk aan de wettelijke intrest, te betalen op de sommen die niet zijn gestort, terwijl elke andere door de voorzitter van de rechtbank van koophandel aangewezen vereffenaar van het pand niet aan die sanctie wordt onderworpen ? ».b. Bij arrest van 26 april 2010 in zake Mr.Xavier Dehombreux, handelend in de hoedanigheid van curator van het faillissement van Pascal Iassogna, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 3 mei 2010, heeft het Hof van Beroep te Bergen de volgende prejudiciële vragen gesteld : 1. « Schenden artikel 51, in de oorspronkelijke versie ervan, van de faillissements
wet van 8 augustus 1997Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
08/08/1997
pub.
28/10/1997
numac
1997009766
bron
ministerie van justitie
Faillissementswet
sluiten en artikel 17 van de wet van 4 september 2002 tot wijziging van de faillissements
wet van 8 augustus 1997Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
08/08/1997
pub.
28/10/1997
numac
1997009766
bron
ministerie van justitie
Faillissementswet
sluiten, het Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek van vennootschappen, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre, enerzijds, de curatoren die vóór 1 oktober 2002 op een geïndividualiseerde bankrekening op naam van het faillissement de voor de lopende uitgaven noodzakelijke fondsen hebben bewaard, zonder de vereiste toelating te hebben verkregen van de rechter-commissaris, daardoor, krachtens het derde lid van artikel 51, intresten verschuldigd zijn die op die sommen zijn berekend en, anderzijds, de curatoren die na 1 oktober 2002 op een geïndividualiseerde bankrekening op naam van het faillissement de voor de lopende uitgaven noodzakelijke fondsen hebben bewaard, zonder daartoe gemachtigd te zijn door de rechter-commissaris en zonder dat laatstgenoemde een maximumbedrag heeft vastgesteld, waarbij die ontstentenis van machtiging echter niet de toepassing van de sanctie van artikel 51 van de wet kan teweegbrengen ? »;2. « Schendt artikel 51, tweede lid, van de faillissementswet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in die zin geïnterpreteerd dat het de curator die op eigen initiatief of in opdracht van de voorzitter van de rechtbank van koophandel overgaat tot de tegeldemaking van een in pand gegeven handelsfonds de verplichting oplegt om de gelden afkomstig van die tegeldemaking in consignatie te geven bij de Deposito- en Consignatiekas, terwijl elke andere door de voorzitter van de rechtbank van koophandel aangewezen vereffenaar van het pand niet aan die verplichting wordt onderworpen ? »;3. « Schendt artikel 51, derde lid, van de faillissementswet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in die zin geïnterpreteerd dat het de curator die op eigen initiatief of in opdracht van de voorzitter van de rechtbank van koophandel overgaat tot de tegeldemaking van een in pand gegeven handelsfonds de verplichting oplegt om, wanneer de gelden afkomstig van die tegeldemaking niet of niet tijdig bij de Deposito- en Consignatiekas worden gedeponeerd, verwijlintresten, gelijk aan de wettelijke intrest, te betalen op de sommen die niet zijn gestort, terwijl elke andere door de voorzitter van de rechtbank van koophandel aangewezen vereffenaar van het pand niet aan die sanctie wordt onderworpen ? ». Die zaken, ingeschreven onder de nummers 4906 en 4925 van de rol van het Hof, werden samengevoegd.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.