Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 10 augustus 2007

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 a. Bij twee arresten van 5 juni 2007 inzake I.V., waarvan de expedities ter griffie van het Hof zijn ingekomen op 13 juni 2007, heeft het Hof van Cassatie de volgend « Schendt artikel 235ter Wetboek van Strafvordering de artikelen 10 en 11 Grondwet, doordat deze w(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2007202505
pub.
10/08/2007
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 a. Bij twee arresten van 5 juni 2007 inzake I.V., waarvan de expedities ter griffie van het Hof zijn ingekomen op 13 juni 2007, heeft het Hof van Cassatie de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 235ter Wetboek van Strafvordering de artikelen 10 en 11 Grondwet, doordat deze wetsbepaling geen enkel cassatieberoep toelaat tegen het arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling betreffende de controle van de regelmatigheid over de toepassing van de bijzondere opsporingsmethoden observatie en infiltratie, in zoverre daartoe de controle van het vertrouwelijk dossier is vereist, terwijl artikel 416, tweede lid, Wetboek van Strafvordering een onmiddellijk cassatieberoep toelaat tegen het arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling betreffende de toepassing van onder meer artikel 235bis Wetboek van Strafvordering en de artikelen 407, 408, 409, 413 en 416, eerste lid, Wetboek van Strafvordering cassatieberoep toelaten tegen elk eindarrest of eindvonnis ? ». b. Bij arresten van 29 mei en 5 juni 2007 inzake respectievelijk T.R. en M.D., waarvan de expedities ter griffie van het Hof zijn ingekomen op 13 juni 2007, heeft het Hof van Cassatie de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 235ter, § 6, Wetboek van Strafvordering de artikelen 10 en 11 Grondwet, doordat deze wetsbepaling geen enkel cassatieberoep toelaat tegen het arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling betreffende de controle van de regelmatigheid over de toepassing van de bijzondere opsporingsmethoden observatie en infiltratie, in zoverre daartoe de controle van het vertrouwelijk dossier is vereist, terwijl artikel 416, tweede lid, Wetboek van Strafvordering een onmiddellijk cassatieberoep toelaat tegen het arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling betreffende de toepassing van, onder meer, artikel 235bis Wetboek van Strafvordering en de artikelen 407, 408, 409, 413 en 416, eerste lid, Wetboek van Strafvordering cassatieberoep toelaten tegen elk eindarrest of eindvonnis ? ». c. Bij arrest van 13 juni 2007 in zake A.Y., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 25 juni 2007, heeft het Hof van Cassatie de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 235ter, § 6, van het Wetboek van strafvordering de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat het geen cassatieberoep toelaat tegen het arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling betreffende de controle, op basis van het vertrouwelijk dossier, van de regelmatigheid van de toepassing van de bijzondere opsporingsmethoden observatie en infiltratie, terwijl artikel 416, tweede lid, van dat Wetboek een onmiddellijk cassatieberoep toelaat tegen het arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling dat uitspraak doet met toepassing van artikel 235bis van het voormelde Wetboek ? ».

Die zaken, ingeschreven onder de nummers 4222, 4224, 4223, 4225 en 4232 van de rol van het Hof, werden samengevoegd.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

^