gepubliceerd op 12 juni 2003
Arrest nr. 51/2003 van 30 april 2003 Rolnummers 2303, 2304, 2431 en 2432 In zake : de beroepen tot gehele of gedeeltelijke vernietiging : - van het decreet van het Waalse Gewest van 8 juni 2001 houdende wijziging van artikel 1bis va - het decreet van het Waalse Gewest van 25 oktober 2001 tot wijziging van artikel 1bis van de wet (...)
Arrest nr. 51/2003 van 30 april 2003 Rolnummers 2303, 2304, 2431 en 2432 In zake : de beroepen tot gehele of gedeeltelijke vernietiging : - van het decreet van het Waalse Gewest van 8 juni 2001 houdende wijziging van artikel 1bis van de wet van 18 juli 1973 betreffende de bestrijding van de geluidshinder, ingesteld door L. Beckers en anderen en door de v.z.w. Net Sky en anderen; - het decreet van het Waalse Gewest van 25 oktober 2001 tot wijziging van artikel 1bis van de wet van 18 juli 1973 betreffende de bestrijding van de geluidshinder, ingesteld door de v.z.w. Net Sky en anderen en door L. Beckers en anderen.
Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters L. François, P. Martens, R. Henneuse, M. Bossuyt, E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman en E. Derycke, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de beroepen a. Bij verzoekschriften die aan het Hof zijn toegezonden bij op 14 en 17 december 2001 ter post aangetekende brieven en ter griffie zijn ingekomen op 17 en 18 december 2001, hebben L.Beckers, wonende te 4460 Grâce-Hollogne, rue En Bois 68, P. Poncin, wonende te 4400 Flémalle, rue du Cowa 165, L. Desneux, wonende te 4460 Grâce-Hollogne, rue du Tirogne 12, J. Le Bussy, wonende te 4432 Alleur, avenue François Bovesse 9, M. Delcominette, wonende te 4042 Herstal, rue des Cyclistes Frontières 16, P. Hisette, wonende te 4470 Saint-Georges-sur-Meuse, rue du Centre 36, J.-L. Tromme, wonende te 4460 Grâce-Hollogne, rue En Bois 33 en S. Cerkiewicz, wonende te 4432 Alleur, rue Al Trappe 62, enerzijds, en de v.z.w. Net Sky, met maatschappelijke zetel te 4340 Awans, rue du Domaine de Waroux 27, L. Beckers, wonende te 4460 Grâce-Hollogne, rue En Bois 68, R. Arrigo, wonende te 4460 Grâce-Hollogne, rue En Bois 66, L. Giltay, wonende te 4400 Flémalle, rue des Awirs 283, A. Lejeune, wonende te 4450 Lantin, rue J. Martin 12, A. Bourgeois, wonende te 4470 Saint-Georges-sur-Meuse, rue du Centre 34, de heer Oly, wonende te 4400 Flémalle, rue de la Reine 48/6, en de n.v. Goupil Immo, met maatschappelijke zetel te 4431 Loncin, rue des Héros 50, anderzijds, beroep tot gehele of gedeeltelijke vernietiging ingesteld van het decreet van het Waalse Gewest van 8 juni 2001 houdende wijziging van artikel 1bis van de wet van 18 juli 1973 betreffende de bestrijding van de geluidshinder (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 16 juni 2001).
Die zaken zijn ingeschreven onder de nummers 2303 en 2304 van de rol van het Hof. b. Bij verzoekschriften die aan het Hof zijn toegezonden bij op 30 april 2002 ter post aangetekende brieven en ter griffie zijn ingekomen op 2 mei 2002, hebben de v.z.w. Net Sky, met maatschappelijke zetel te 4340 Awans, rue du Domaine de Waroux 27, L. Beckers, wonende te 4460 Grâce-Hollogne, rue En Bois 68, R. Arrigo, wonende te 4460 Grâce-Hollogne, rue En Bois 66, L. Giltay, wonende te 4400 Flémalle, rue des Awirs 283, A. Lejeune, wonende te 4450 Lantin, rue J. Martin 12, A. Bourgeois, wonende te 4470 Saint-Georges-sur-Meuse, rue du Centre 34, de heer Oly, wonende te 4400 Flémalle, rue de la Reine 48/6, en J. Starck, wonende te 4450 Lantin, rue Haut Cornillon 1, enerzijds, en L. Beckers, wonende te 4460 Grâce-Hollogne, rue En Bois 68, P. Poncin, wonende te 4400 Flémalle, rue du Cowa 165, L. Desneux, wonende te 4460 Grâce-Hollogne, rue du Tirogne 12, J. Le Bussy, wonende te 4432 Alleur, avenue François Bovesse 9, M. Delcominette, wonende te 4042 Herstal, rue des Cyclistes Frontières 16, P. Hisette, wonende te 4470 Saint-Georges-sur-Meuse, rue du Centre 36, J.-L. Tromme, wonende te 4460 Grâce-Hollogne, rue En Bois 33, en S. Cerkiewicz, wonende te 4432 Alleur, rue Al Trappe 62, anderzijds, beroep tot gehele of gedeeltelijke vernietiging ingesteld van het decreet van het Waalse Gewest van 25 oktober 2001 houdende wijziging van artikel 1bis van de wet van 18 juli 1973 betreffende de bestrijding van de geluidshinder (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 31 oktober 2001).
Die zaken zijn ingeschreven onder de nummers 2431 en 2432 van de rol van het Hof.
II. De rechtspleging a) In de zaken nrs.2303 en 2304 Bij beschikkingen van 17 en 18 december 2001 heeft de voorzitter in functie de rechters van de respectieve zetels aangewezen overeenkomstig de artikelen 58 en 59 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof.
De rechters-verslaggevers hebben geoordeeld dat er geen aanleiding was om in die zaken artikel 71 of 72 van de organieke wet toe te passen.
Bij beschikking van 16 januari 2002 heeft het Hof de zaken samengevoegd.
Bij beschikking van dezelfde dag heeft voorzitter M. Melchior de zaken voorgelegd aan het Hof in voltallige zitting.
Van de beroepen is kennisgegeven overeenkomstig artikel 76 van de organieke wet bij op 7 maart 2002 ter post aangetekende brieven.
Het bij artikel 74 van de organieke wet voorgeschreven bericht is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 9 april 2002.
De Waalse Regering, rue Mazy 25-27, 5100 Namen, heeft een memorie ingediend in de respectieve zaken, bij op 22 april 2002 ter post aangetekende brieven, en een verbeterde memorie, in de zaak nr. 2304, bij op 23 augustus 2002 ter post aangetekende brief. b) In de zaken nrs.2431 en 2432 Bij beschikkingen van 2 mei 2002 heeft de voorzitter in functie de rechters van de respectieve zetels aangewezen overeenkomstig de artikelen 58 en 59 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof.
De rechters-verslaggevers hebben geoordeeld dat er geen aanleiding was om in die zaken artikel 71 of 72 van de organieke wet toe te passen.
Bij beschikking van 8 mei 2002 heeft het Hof de zaken nrs. 2431 en 2432 samengevoegd met de reeds samengevoegde zaken nrs. 2303 en 2304.
Van de beroepen is kennisgegeven overeenkomstig artikel 76 van de organieke wet bij op 24 mei 2002 ter post aangetekende brieven.
Het bij artikel 74 van de organieke wet voorgeschreven bericht is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 14 juni 2002.
Memories zijn ingediend door : - G. Legros, wonende te 4431 Loncin, rue Alfred Defuisseaux 140, G. Compere, wonende te 4470 Saint-Georges-sur-Meuse, rue Fond du Ruisseau 46, B. Page, wonende te 6043 Ransart, rue Delhaize 45, en A. Tondeur, wonende te 6040 Jumet, rue Bivort 30, bij op 28 juni 2002 ter post aangetekende brief; - de Waalse Regering, in de respectieve zaken, bij op 8 juli 2002 ter post aangetekende brieven. c) In alle zaken Bij beschikking van 24 juli 2002 heeft de voorzitter in functie de termijn voor het indienen van een memorie van antwoord verlengd tot 9 september 2002. Van de memories ingediend in de respectieve zaken is kennisgegeven overeenkomstig artikel 89 van de organieke wet bij op 26 en 30 juli 2002 ter post aangetekende brieven; bij dezelfde brieven is kennisgegeven van de beschikking van 24 juli 2002.
Memories van antwoord zijn ingediend door : - G. Legros en anderen, bij op 2 september 2002 ter post aangetekende brief; - de verzoekende partijen in de zaken nrs. 2303 en 2432, bij op 9 september 2002 ter post aangetekende brief; - de verzoekende partijen in de zaak nr. 2304, bij op 9 september 2002 ter post aangetekende brief; - de verzoekende partijen in de zaak nr. 2431, bij op 9 september 2002 ter post aangetekende brief; - de Waalse Regering, in de zaken nrs. 2431 en 2432, bij op 9 september 2002 ter post aangetekende brief.
Bij beschikkingen van 30 mei 2002 en 28 november 2002 heeft het Hof de termijn waarbinnen het arrest moet worden gewezen, verlengd tot respectievelijk 14 december 2002 en 14 juni 2003.
Bij beschikking van 22 oktober 2002 heeft het Hof de zaken in gereedheid verklaard en de dag van de terechtzitting bepaald op 13 november 2002.
Van die beschikking is kennisgegeven aan de partijen en hun advocaten bij op 24 oktober 2002 ter post aangetekende brieven.
Op de openbare terechtzitting van 13 november 2002 : - zijn verschenen : . Mr. X. Close loco Mr. L. Misson, advocaten bij de balie te Luik, voor de verzoekende partijen in de zaken nrs. 2303 en 2432; . Mr. L. Cambier en Mr. R. Born, advocaten bij de balie te Brussel, voor de verzoekende partijen in de zaken nrs. 2304 en 2431; . Me A. Lebrun, advocaat bij de balie te Luik, voor G. Legros en anderen; . Mr. P. Van Ommeslaghe, advocaat bij het Hof van Cassatie, Mr. F. Haumont, Mr. A. Tossens en Mr. F. Alen, advocaten bij de balie te Brussel, en Mr. F. Guerenne, advocaat bij de balie te Nijvel, voor de Waalse Regering; - hebben de rechters-verslaggevers P. Martens en L. Lavrysen verslag uitgebracht; - zijn de voornoemde advocaten gehoord; - zijn de zaken in beraad genomen.
De rechtspleging is gevoerd overeenkomstig de artikelen 62 en volgende van de organieke wet, die betrekking hebben op het gebruik van de talen voor het Hof.
III. In rechte - A - Ten aanzien van het belang A.1.1. De verzoekende partijen in de zaken nrs. 2303 en 2432 hebben allen een woning die gelegen is in zone B van het plan met betrekking tot de blootstelling aan geluidshinder van de luchthaven van Bierset.
Zij verantwoorden hun belang bij de twee beroepen die zijn ingediend door het feit dat zij, volgens hen, dezelfde geluidshinder ondergaan als de omwonenden van de luchthaven die zich in zone A bevinden.
Bijgevolg zouden zij de procedure van terugkoop van hun woning willen genieten, zoals dat het geval is voor de omwonenden van zone A. A.1.2. De eerste verzoekende partij in de zaken nrs. 2304 en 2431 is de v.z.w. Net Sky. Het gaat om een vereniging die tot doel heeft de « harmonieuze integratie te bevorderen van de economische activiteiten van de luchthaven van Luik door de bevolking van de Luikse regio te beschermen tegen de geluidshinder die rechtstreeks of onrechtstreeks verbonden is met alle exploitatievormen van de luchthaven van Luik ».
Zij stelt zich tot doel het leefmilieu en de kwaliteit van het leven te beschermen; zij spant zich in om de eerbiediging op te leggen van alle wettelijke bepalingen die van toepassing zijn op het maatschappelijk leven en zij zet alle stappen die absoluut noodzakelijk zijn om het vooropgezette doel te waarborgen in de gevallen waarin de wet niets zegt of onbestaande is. Bijgevolg is zij van mening dat zij van een ander belang doet blijken dan het algemeen belang en beweert zij dat de bestreden norm haar maatschappelijk doel daadwerkelijk raakt.
A.1.3. De andere verzoekende partijen in de zaken nrs. 2304 en 2431 zijn allen eigenaar van een gebouw dat in de onmiddellijke nabijheid van de luchthaven van Bierset gelegen is, maar dat niet in zone A is opgenomen.
Zij zijn van mening dat zij door het decreet van 8 juni 2001 worden geraakt, enerzijds, in zoverre de geluidsindicator die volgens het decreet moet worden aangewend de werkelijke omvang van de door die omwonenden ondergane geluidshinder vermindert en, anderzijds, in zoverre het niet in een procedure tot terugkoop, door het Waalse Gewest, voorziet voor de gebouwen die in zone B zijn gelegen, maar hun enkel een isolatiepremie toekent. De werken die met die premie worden uitgevoerd zouden bovendien geenszins een geluidsniveau garanderen dat in overeenstemming is met de door de Wereldgezondheidsorganisatie vastgestelde normen. De aangeklaagde discriminaties zouden des te groter zijn daar de luchthaven haar activiteiten, op termijn, zowel overdag als 's nachts nog zal moeten uitbreiden.
A.1.4. De verzoekende partijen in de zaken nrs. 2304 en 2431 zijn van mening dat ze eveneens gediscrimineerd worden door het decreet van het Waalse Gewest van 25 oktober 2001 « tot wijziging van artikel 1bis van de wet van 18 juli 1973 betreffende de bestrijding van de geluidshinder », om reden dat dit decreet het gebruik van de Ldn-indicator bevestigt voor de afbakening van de zones van het plan met betrekking tot de blootstelling aan geluidshinder, alsmede het vereiste aantal decibels vastlegt voor het bepalen van de omvang van zone B. Het decreet zou eveneens discriminerend zijn, in zoverre het de omwonenden die niet in zone A voorkomen verplicht om de kosten voor te schieten van studies die moeten worden uitgevoerd teneinde het billijkheidsbeginsel te genieten dat in dit decreet wordt verankerd, en die kosten te dragen indien hun beweringen niet gegrond blijken.
A.1.5. De Waalse Regering betwist het belang van de v.z.w. Net Sky bij het indienen van een verzoekschrift dat tot doel heeft het leefmilieu en de kwaliteit van het leven te beschermen. Zij betoogt dat het collectief belang waarop de vereniging zich beroept niet verschillend is van de som van de individuele belangen van haar leden. De Waalse Regering ziet bovendien niet in hoe het bestreden decreet afbreuk zou doen aan het maatschappelijk doel van de vereniging.
Ten gronde Standpunt van de verzoekende partijen in de zaken nrs. 2303 en 2432 A.2.1. De verzoekende partijen voeren, in een eerste middel, de schending aan, door artikel 1, 2o, van het decreet van 8 juni 2001 en door artikel 1, § 2, van het decreet van 25 oktober 2001, van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, afzonderlijk gelezen of in samenhang met de artikelen 22 en 23, derde lid, 2o en 4o, van de Grondwet, artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij dat Verdrag.
Zij verwijten de voormelde bepalingen dat zij aan de Waalse Regering een in Ldn berekende opmeting opleggen als enig criterium voor de differentiering tussen de omwonenden van de luchthaven met als gevolg dat, enerzijds, de omwonenden die aan dezelfde geluidshinder worden blootgesteld juridisch niet op dezelfde wijze worden behandeld en, anderzijds, omwonenden die hoofdzakelijk overdag geluidshinder ondervinden op dezelfde wijze worden behandeld als diegenen die hoofdzakelijk 's nachts aan geluidhinder worden blootgesteld.
A.2.2. De verzoekende partijen geven eerst een aantal technische definities in verband met de akoestiek. Er wordt uiteengezet dat de intensiteit van een geluid wordt bepaald in decibel (dB), op basis van een logaritmische functie van de geluidsamplitude, die wordt berekend in Pascal (Pa). Teneinde de lawaaihinder te bepalen die verbonden is aan een geluid, worden de decibels gewogen met behulp van een frequentiële filter « A » teneinde zo goed mogelijk afgestemd te zijn op de gevoeligheid van het menselijk oor. Volgens de verzoekende partijen moet een onderscheid worden gemaakt tussen de intensiteit van lawaaihinder en de hinder die subjectief wordt ervaren door de persoon die deze ondergaat.
A.2.3. Wat betreft de zones van blootstelling aan geluidshinder, brengen de verzoekende partijen in herinnering dat zone A diegene is waarin de gevolgen van de geluidshinder onaanvaardbaar zijn voor een woonfunctie en waarin het technisch gezien onmogelijk is om over te gaan tot een toereikende geluidsdemping teneinde de nachtrust van de bewoners te garanderen. De andere zones zouden overeenstemmen met plaatsen waar die geluidsdemping mogelijk blijft.
A.2.4. Wat de door het Waalse Gewest aangenomen criteria betreft werd het criterium « Level day-night » van 70 decibel gekozen voor zone A, terwijl zone B wordt vastgesteld tussen 65 en 70 dB, zone C tussen 60 en 65 dB, en zone D tussen 55 en 60 dB. De verzoekende partijen onderzoeken of het differentiatiecriterium in overeenstemming is met het doel van de wetgever dat erin bestond de volksgezondheid en de kwaliteit van de nachtrust te beschermen door op een gedifferentieerde wijze op te treden naar gelang van de omvang van de geluidshinder die door de omwonenden van de Waalse luchthavens wordt ondergaan.
Zij verwijzen naar verscheidene geluidsindicatoren.
A.2.5. De LAmax of het « maximale geluidsniveau » is het niveau van maximaal lawaai dat wordt veroorzaakt door het overvliegen van een vliegtuig en wordt gemeten in decibel A. Aan de hand van de LAeq of het « equivalent niveau » kan het gemiddeld lawaai worden opgemeten dat op een bepaalde plaats gedurende een bepaalde tijd « t » wordt ondergaan.
De Ldn of het day/night level is een bijzondere vorm van de LAeq waarin het equivalent niveau wordt berekend over een periode van 24 uur. Aan elke nachtelijke beweging wordt een strafpunt van 10 dB toegevoegd.
Ten slotte, is het Night level (LNight) een vorm van equivalent niveau (LAeq) berekend over een periode « t » die overeenstemt met de nacht.
A.2.6. De verzoekende partijen zetten uiteen dat wanneer rekening wordt gehouden met het Ldn-criterium, dat voor de luchthavens die hoofdzakelijk 's nachts operationeel zijn, zoals die van Bierset, tot nadeel heeft dat het lawaai 's nachts (9/24e van de tijd die in de vergelijking in aanmerking wordt genomen) wordt afgewogen met de quasi afwezigheid van lawaai overdag (15/24e), wat tot gevolg heeft dat de LAeq daalt.
Dat criterium zou niet volstaan om de werkelijke weerslag van het vliegtuiglawaai op de nachtrust te beoordelen. Voor de verzoekende partijen zouden de woningen die in zone A gelegen zijn woningen moeten zijn waarvoor onmogelijk werken van geluidsdemping kunnen worden uitgevoerd, wanneer men rekening houdt met het belang van de geluidspieken die met behulp van het LAmax criterium in kaart worden gebracht. Alle gebouwen die bloot staan aan die geluidspieken zouden hetzelfde stelsel van bescherming moeten kennen.
A.2.7. De verzoekende partijen besluiten, in een eerste onderdeel, dat de personen die aan hetzelfde type van hinder worden blootgesteld niet aan verschillende stelsels kunnen worden onderworpen, zonder dat ze een onverantwoorde discriminatie ondergaan. Zij verwijten het decreet, in een tweede onderdeel, tevens dat het de Regering verhindert om een ander criterium in aanmerking te nemen dan dat van de Ldn, waardoor ze verplicht wordt de omwonenden die zich in verschillende situaties bevinden op gelijke wijze te behandelen.
A.3.1. De verzoekende partijen leiden een tweede middel af uit de schending, door de bestreden bepalingen, van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, afzonderlijk of in samenhang gelezen met de artikelen 22 en 23, derde lid, 2o en 4o, ervan, artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol, in zoverre zij een verschillende juridische regeling vaststellen voor de omwonenden van zone A en die van zone B. De aanwending van het criterium van 70 dB(A) zou niet relevant zijn ten opzichte van de door de Waalse wetgever nagestreefde doelstelling.
A.3.2. Er wordt aangevoerd dat de gevarendrempel die gewoonlijk door de wetenschappers wordt vastgesteld, met een Ldn van 65 dB(A) overeenstemt. Er worden verscheidene deskundigenrapporten ter staving van die stelling geciteerd. De omwonenden van zone B, die onderworpen zijn aan een Ldn van 66 dB(A) of meer, zouden dus gediscrimineerd worden ten aanzien van de bewoners van zone A, terwijl hun gezondheid evenzeer in gevaar is.
A.4. Ten slotte voeren de verzoekende partijen, in een derde middel, de schending aan van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 22 van de Grondwet, in zoverre de decreten op onevenredige wijze afbreuk zouden doen aan hun recht op eerbiediging van hun privé- en gezinsleven en van hun woning. De verzoekende partijen verwijzen naar het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, Hatton tegen het Verenigd Koninkrijk, van 2 oktober 2001, om uiteen te zetten dat te dezen het Waalse Gewest onder de omwonenden een discriminatie in het leven heeft geroepen, doordat het de zones heeft vastgesteld zonder een effectenstudie of een deskundigenverslag te hebben laten opmaken in verband met de gevolgen die de uitbouw van de nachtelijke activiteit van de luchthaven zou hebben voor de nachtrust van de omwonenden en zonder de werkelijke economische impact van zijn beslissing te kennen.
In de zaken nrs. 2304 en 2431 A.5.1. In het eerste middel van hun verzoekschriften, voeren de verzoekende partijen in de zaken nrs. 2304 en 2431 de schending aan door het decreet van 8 juni 2001 en dat van 25 oktober 2001, van artikel 22 van de Grondwet, alsmede de onbevoegdheid van de auteur van de akte.
De verzoekende partijen verwijzen tevens naar het arrest Hatton tegen het Verenigd Koninkrijk, dat op 2 oktober 2001 is gewezen door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
A.5.2. Zij voeren aan dat enkel de federale wetgever bevoegd is om af te wijken van het bij artikel 22 van de Grondwet gewaarborgde recht.
De gemeenschappen en de gewesten zouden daarentegen enkel de bevoegdheid hebben om de bescherming van het in dat artikel verankerde fundamenteel recht te waarborgen. De decreetgever zou zijn bevoegdheden overschreden hebben door decreten aan te nemen die afbreuk doen aan het recht van de omwonenden op een gezond leefmilieu, zoals dat is verankerd in de voormelde grondwetsbepaling.
A.6.1. Een tweede middel wordt afgeleid uit de schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, afzonderlijk of in samenhang gelezen met de artikelen 22 en 23 ervan, artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Zoals de verzoekende partijen in de zaken nrs. 2303 en 2432, en wegens dezelfde motieven, verwijten zij het decreet dat het gebruik heeft gemaakt van de Ldn en niet van de LAmax-geluidsindicator. De verzoekende partijen zouden, bij het overvliegen van de meest lawaaierige vliegtuigen, geluidspieken ondergaan tot 92 dB(A), waardoor ze meer dan tien maal per nacht wakker zouden worden en zich depressief zouden voelen.
A.6.2. Zij voeren tevens het feit aan dat het Waalse Gewest niet de noodzakelijke en afdoende stappen zou hebben gezet om de voor de omwonenden minst nadelige oplossing te vinden, gelet op de deskundigenverslagen die zijn opgemaakt, zodat artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 22 van de Grondwet zouden zijn geschonden.
A.6.3. In het tweede onderdeel van het tweede middel van hun verzoekschriften betogen de verzoekende partijen dat de keuze om de zone B van het plan met betrekking tot de blootstelling aan geluidshinder af te bakenen tot waar de geluidshinder tussen 65 en 70 dB(A) bedraagt, niet redelijkerwijze verantwoord is, aangezien volgens de door specialisten uitgevoerde wetenschappelijke studies, de geluidshinder ondraagelijk wordt genoemd boven de drempel van 66 dB volgens de Ldn-indicator.
A.7.1. In de zaak nr. 2304 wordt een derde middel afgeleid uit de schending, door het decreet van 8 juni 2001, van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, afzonderlijk of in samenhang gelezen met de artikelen 16, 17, 22 en 23 ervan, artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens alsmede artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij dat Verdrag.
A.7.2. In een eerste onderdeel van het middel wordt betoogd dat de maatregelen van geluidsdemping waarin wordt voorzien voor de woningen die gelegen zijn in zone B niet adequaat zijn, gelet op de omvang van de geluidshinder waaraan de omwonenden in die zone worden blootgesteld. Hoewel de beoogde regeling het mogelijk maakt een gebouw doeltreffend te isoleren - wat de verzoekende partijen betwijfelen - zou het echter onmogelijk blijven om gebruik te maken van de terrassen en de tuinen, zodat de omwonenden een aanzienlijk deel van het genot van hun goed wordt ontzegd. De omwonenden van zone B zouden hierdoor het slachtoffer zijn van een discriminatie ten aanzien van de omwonenden van zone A, in zoverre de geluidshinder die zij ondergaan even sterk is als de hinder die de bewoners van zone A ondergaan.
A.7.3. In een tweede onderdeel van het middel wordt aangevoerd dat de door de wetgever nagestreefde doelstelling om het lawaai met 42 dB(A) en 38 dB(A) te verminderen, naargelang het gaat om dagruimten of nachtruimten, niet geschikt is en een discriminatie teweegbrengt tussen de omwonenden van zone B en die van zone A. A.7.4. De verzoekende partijen verwijzen naar de in het decreet vastgestelde maximale geluidsdrempels, zijnde 93 dB(A) overdag en 87 dB(A) 's nachts, waarnaar de wetgever heeft verwezen om de graad van geluidsvermindering vast te stellen, zodat de door de Wereldgezondheidsorganisatie vooropgestelde doelstelling van 45 en 55 dB(A) kan worden bereikt. Volgens de verzoekende partijen zijn de cijfers die worden aangemerkt als geluidspieken die niet mogen worden overschreden, niets meer dan het resultaat van gemiddelden van verschillende geluidspieken die soms duidelijk hoger liggen dan diegenen die worden vastgesteld in het bestreden decreet. De doeltreffendheid van de in het decreet bedoelde sancties, in het geval waarin de vliegtuigen de maximale geluidsdrempels niet zouden respecteren, wordt bovendien in het geding gebracht, aangezien nog geen enkele uitvoeringsmaatregel werd genomen, waardoor het systeem ontoepasbaar wordt gemaakt. Bovendien zijn de sancties waarin wordt voorzien facultatief en is het bedrag ervan laag in vergelijking met de investeringen die gepaard gaan met de aanpassing van de vliegtuigen om aan de opgelegde geluidsdrempels te voldoen.
De verzoekende partijen besluiten daaruit dat het Waalse Gewest niet de voor de omwonenden minst nadelige maatregel heeft genomen.
A.7.6. In een derde onderdeel beklagen de verzoekende partijen zich over het feit dat de isolatiewerken aan de gebouwen om de geluidshinder te verminderen, ontoereikend zullen zijn telkens wanneer de maximale geluidsdrempels worden overschreden. Dat zou, vanwege het Waalse Gewest, getuigen van een gebrek aan voorzichtigheid dat strijdig zou zijn met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 22 van de Grondwet.
A.8. Ten slotte voeren de verzoekende partijen in de zaak nr. 2304 in het vierde middel van hun verzoekschrift, de schending aan van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, afzonderlijk of in samenhang gelezen met de artikelen 16, 17, 22 en 23 ervan, alsmede met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, in zoverre het decreet in geen enkele steunmaatregel voorziet ten voordele van de personen die eigenaar zijn van gebouwen die voor commerciële doeleinden worden verhuurd of die voor beroepsdoeleinden worden gebruikt. De isolatiewerken worden immers enkel door het Waalse Gewest ten laste genomen voor woongebouwen.
A.9. In de zaak nr. 2431 leiden de verzoekende partijen een derde middel af uit de schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, afzonderlijk of in samenhang gelezen met de artikelen 22 en 23 ervan en met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, in zoverre het decreet van 25 oktober 2001 aan de omwonenden die niet opgenomen zouden zijn in zones « met risico » de verplichting oplegt om de kosten met betrekking tot individuele opmetingen die hen betreffen voor te schieten en, in zoverre die kosten enkel zouden worden terugbetaald als hun beweringen gegrond zouden blijken. Voor het overige wordt aangevoerd dat het decreet aan de administratie de zorg overlaat om, volgens haar eigen beoordeling, de criteria vast te stellen op basis waarvan een dergelijke zone al dan niet moet worden beschouwd als een zone « met risico », zodat het decreet geen enkel objectief onderscheidingscriterium voor de beide met elkaar vergeleken categorieën van personen zou vaststellen.
Het aangewende middel zou bovendien niet evenredig zijn met de door de wetgever nagestreefde doelstelling, aangezien de personen die de geluidshinder ondergaan dreigen af te zien van het genot van het billijkheidsbeginsel, uit vrees dat ze de kosten verbonden aan de individuele opmetingen ten laste zullen moeten nemen, indien hun vordering wordt verworpen.
In de zaken nrs. 2431 en 2432 A.10.1. Een verzoekschrift tot tussenkomst wordt ingediend door verscheidene omwonenden die in de zone B van de luchthaven van Bierset zijn opgenomen alsmede door omwonenden die niet in de zone A van de luchthaven van Gosselies zijn opgenomen. Zij verwijzen naar de middelen die door de verzoekende partijen in de zaken nrs. 2431 en 2432 zijn uiteengezet, met uitzondering van het eerste middel van de zaak nr. 2431.
A.10.2. De tussenkomende partijen geven echter aan dat zij uit die middelen niet dezelfde gevolgen willen afleiden als de verzoekende partijen.
Zo willen zij dat de vermelding van de Ldn-indicator in paragraaf 2 van artikel 1 van het decreet van 25 oktober 2001 wordt vernietigd ten voordele van een andere indicator die, volgens hen, meer geschikt zou zijn.
Ten aanzien van het feit dat die indicator reeds werd vermeld in het decreet van 1 april 1999, wordt betoogd dat in verband met die bepaling verscheidene prejudiciële vragen aan het Hof zouden kunnen worden gesteld. Die vragen zouden vervolgens de mogelijkheid openen voor een vernietiging op grond van artikel 4, 3o, van de bijzondere wet van 6 januari 1989.
A.10.3. De tussenkomende partijen suggereren tevens dat voorbehoud van interpretatie zou worden gemaakt, in die zin dat de in decibels uitgedrukte normen optimale normen zijn die de Regering geenszins verhinderen een soepeler standpunt aan te nemen voor de betrokken omwonenden.
A.10.4. De tussenkomende partijen vorderen ook de vernietiging van artikel 1bis , § 3, tweede lid, 5o, van de wet van 18 juli 1973 betreffende de bestrijding van de geluidshinder, om reden dat het discriminerend zou zijn ten aanzien van de omwonenden van luchthavens die dag en nacht open zijn, in vergelijking met de omwonenden van luchthavens die enkel overdag open zijn.
A.10.5. Ten aanzien van het derde middel dat wordt opgeworpen in de zaak nr. 2431, suggereren zij eveneens om de laatste zin van artikel 1bis , § 3, punt 10, van de wet van 18 juli 1973 betreffende de bestrijding van de geluidshinder, die is ingevoerd bij artikel 1, § 3, van het bestreden decreet te vernietigen.
De tussenkomende partijen vorderen dat de vernietiging niet met terugwerkende kracht zou gebeuren. Zij vorderen tevens dat het Hof verscheidene onderzoeksmaatregelen zou gelasten, met name de voorlegging van deskundigenverslagen waarop de partijen zich in de verschillende verzoekschriften tot vernietiging beroepen.
De tussenkomende partijen voeren dezelfde suggesties aan in verband met het decreet van 8 juni 2001.
Ten slotte doen de tussenkomende partijen die in de nabijheid van de luchthaven van Gosselies wonen gelden dat de Ldn-indicator evenmin geschikt is voor de luchthaven van Gosselies die, volgens hen, niet gevrijwaard is van enige uitbreiding van de nachtvluchten.
Standpunt van de Waalse Regering in de zaken nrs. 2303 en 2432 A.11.1. Ten aanzien van het eerste onderdeel van het eerste middel in de zaken nrs. 2303 en 2432 betoogt de Waalse Regering dat de Ldn-geluidsindicator niet is vastgesteld bij het aangevochten decreet maar wel bij dat van 1 april 1999 tot wijziging van de wet van 18 juli 1973 betreffende de bestrijding van de geluidshinder. Het middel zou dus in rechte falen.
A.11.2. De Waalse Regering zet, in ondergeschikte orde, uiteen dat de Ldn-indicator geschikt is en niet bekritiseerd kan worden.
Zij verwijst naar de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in verband met artikel 8 van het Verdrag en tracht vervolgens aan te tonen dat die bepaling niet werd geschonden door het bestreden decreet.
Er wordt aangevoerd dat mocht men de geluidshinder die wordt veroorzaakt door de luchthaven van Luik-Bierset kunnen aanmerken als inmenging in het recht op de eerbiediging van de woning en het privé-leven en gezinsleven, die inmenging daarom niet onverantwoord is. Enerzijds, wordt daarin voorzien in de wet, in het bijzonder in artikel 6, § 1, X, 7o, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en in artikel 27, § 2, van de wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten. Anderzijds, moet de ontwikkeling van de luchthaven bijdragen tot het economische herstel van een regio die sinds een aantal jaren achterop hinkt.
A.11.3. De Waalse Regering dringt verder aan op het feit dat, wat betreft de positieve verplichting voor de Staten om de noodzakelijke maatregelen te nemen om het recht van eerbiediging van het privé-leven en gezinsleven te garanderen, de omwonenden in staat zijn de risico's te beoordelen van de weerslag die de toestand van hun leefomgeving heeft op hun welzijn en het genot van hun woning, los van elke informatie. Het houden van informatievergaderingen op gezette tijden, de oprichting van een overlegcomité en het oprichten van verscheidene cellen hebben bovendien bijgedragen tot de eerbiediging van die informatieplicht.
Bovendien zou het geenszins bewezen zijn dat het evenwicht tussen de belangen van de individuen en de economische belangen van de maatschappij zou zijn verbroken.
A.11.4. De Waalse Regering neemt de rechtspraak van het Europees Hof over in verband met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
Vervolgens onderzoekt zij of de keuze voor het Ldn-criterium relevant is. Zij herinnert eraan dat dit criterium rekening houdt met vier parameters, namelijk de geluidspieken, de overvliegtijd van elk vliegtuig, het aantal vliegtuigen en de periode waarin de vliegtuigen overvliegen. Een voorstel van richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai zou bevestigen dat aan de hand van de Ldn het lawaai in kaart kan worden gebracht. Het Waalse Gewest zou bijgevolg juist een stap voor zijn wat betreft de vooropgestelde termijnen voor het gebruik van het in de ontworpen richtlijn aanbevolen criterium. De LAmax indicator die gebruikt wordt om het maximale geluidsniveau vast te stellen dat door een overvliegend vliegtuig wordt veroorzaakt, zou het niet mogelijk maken om, zoals de Ldn dat kan, de omvang af te bakenen van de geografische zones die te maken hebben met geluidshinder.
A.11.5. Het Waalse Gewest zou bij het vaststellen van het beschermingsniveau door geluidsdemping eveneens de vereiste voorzorgmaatregelen hebben genomen, door niet toe te staan dat in de slaapkamers het geluidsniveau van 45 dB(A) LAmax, meer dan 10 tot 15 keer per nacht wordt overschreden.
A.11.6. De Waalse Regering weerlegt het rapport van de deskundige Plom waarnaar de verzoekende partijen hebben verwezen. Dat rapport zou wetenschappelijk onjuist zijn, aangezien het zich baseert op een methode waarnaar geen enkele andere luchthaven ter wereld heeft verwezen en het een geluidssituatie weergeeft die zich op de plaats van de opmeting voordeed op de dag van de opmeting zelf, maar die geen rekening houdt met andere situaties zoals de weekends of omgekeerde richtingen voor het landen en opstijgen die te wijten zijn aan meteorologische omstandigheden, alsmede schommelingen van de geluidsniveaus die zouden zijn vastgesteld indien de opmeting verscheidene malen op dezelfde plaats zou zijn uitgevoerd.
A.11.7. Op de bewering volgens welke de aangewende methode niet geschikt zou zijn voor de luchthavens die hoofdzakelijk 's nachts operationeel zijn, wordt geantwoord dat daarbij geen rekening wordt gehouden met de evolutie waarmee de luchthaven op het vlak van haar activiteiten in de toekomst zal worden geconfronteerd. Het Ldn-criterium zou verantwoord zijn, aangezien het uitgaat van een gemiddelde van 24 uur, rekening houdend met die evolutie.
A.11.8. De Waalse Regering besluit daaruit dat het in het decreet gekozen criterium geschikt is, vermits de beoordeling van de nachtelijke hinder in de woningen gebeurt door dat criterium, zijnde de Ldn-indicator, samen te voegen met de LAmax indicator, die tot doel heeft de geluidspieken te registreren waarover de verzoekers zich beklagen.
A.11.9. De Waalse Regering brengt verder in herinnering dat het decreet van het Waalse Gewest van 25 oktober 2001 tot wijziging van artikel 1bis van de wet van 18 juli 1973 betreffende de bestrijding van de geluidshinder het mogelijk maakt, op het terrein, het aantal dB(A) dat in Ldn is uitgedrukt te onderzoeken, zodat diegene die zich niet in zone A bevindt maar die aan een geluidshinder is blootgesteld die gelijk is aan 70 dB(A) Ldn kan worden overgeheveld naar zone A en de op die zone toepasbare begeleidingsmaatregelen kan genieten.
A.11.10. Wat betreft het tweede onderdeel van het eerste middel betoogt de Waalse Regering dat in de argumentering de weerslag van 10 dB die van toepassing is als straf op elke nachtvlucht wordt onderschat.
Zij onderstreept tevens dat het enkel aan het Hof toekomt om de door de wetgever gemaakte keuze te bekritiseren als de onderscheiden die daaruit voortvloeien kennelijk willekeurig of onredelijk zijn. Dit is te dezen evenwel niet het geval.
A.11.11. Ten aanzien van het tweede middel dat door de verzoekende partijen wordt opgeworpen betoogt de Waalse Regering ook hier dat in werkelijkheid het decreet van 1 april 1999 wordt bekritiseerd, aangezien het dat decreet is dat de drempel van 70 dB(A) zou hebben vastgesteld voor de eerste zone van het plan met betrekking tot de blootstelling aan geluidshinder, zijnde zone A. In ondergeschikte orde herinnert de Regering eraan dat de drempel van 70 dB(A) is gekozen om redenen van haalbaarheid van de maatregelen inzake isolatie van de gebouwen die bestemd zijn voor de woonfunctie, aangezien boven die grens, het bijna onmogelijk wordt om dergelijke werken tegen een redelijke prijs te laten uitvoeren, gelet op de verkoopwaarde van het goed.
A.11.12. De Waalse Regering onderstreept dat niet wordt aangetoond dat de omwonende die zich in zone B bevindt, met een geluidshinder tussen 65 en 70 dB(A) volgens de Ldn-indicator, zich in een minder gunstige situatie zou bevinden dan de omwonende die 70 dB(A) ondergaat en die niet in aanmerking zou komen voor een doeltreffende isolatie.
A.11.13. De Waalse Regering antwoordt verder op het derde middel dat door de verzoekende partijen in de zaak nr. 2303 wordt opgeworpen, door te betogen dat de draagwijdte van artikel 22 van de Grondwet niet eenvoudigweg kan worden gelijkgesteld met die van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De voormelde grondwetsbepaling zou geenszins het recht op een gezond leefmilieu opnemen. Er wordt aan herinnerd dat, volgens de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, de aandacht moet gaan naar een billijk evenwicht tussen de belangen van het individu en die van de gemeenschap. De Staten zouden in dit verband een zekere beoordelingsvrijheid genieten.
A.11.14. Het Waalse Gewest zou, te dezen, voorafgaande studies hebben laten uitvoeren waarbij rekening werd gehouden met de economische weerslag van het nachtelijk luchtvervoer voor de luchthaven van Bierset. Daarin zou de nadruk gelegd zijn op de noodzaak om de luchthaven dag en nacht te exploiteren. Er zouden tevens rapporten zijn opgesteld om de geluidshinder te beoordelen die de omwonenden ondergaan, naar aanleiding waarvan het Ldn-criterium in aanmerking is genomen om de geluidshinder vast te stellen die door de huidige en toekomstige activiteiten van de luchthaven wordt [zal worden] veroorzaakt.
A.11.15. Als antwoord op het derde middel in de zaak nr. 2432, doet de Waalse Regering opmerken dat, rekening houdend met het feit dat het plan met betrekking tot de blootstelling aan geluidshinder is vastgesteld op basis van een vluchtsimulatie en dat de zones zijn afgebakend op basis van software, de decreetgever een correctiemaatregel heeft willen invoeren voor die simulatie. De Regering onderstreept tevens dat het niveau van geluidshinder op zeer uiteenlopende wijze wordt aangevoeld door de omwonenden van de luchthaven en dat individuele controlemaatregelen zeer duur zijn, zodat de decreetgever de overheidsfinanciën aan risico's van misbruik had blootgesteld indien hij voor alle omwonenden een systeem van gratis opmetingen had toegestaan. Die opmetingen zouden evenwel hoofdzakelijk betrekking hebben op de bewoners die zich in zone B bevinden, aan de rand van zone A, alsmede diegenen van zone C, die zich aan de rand van zone B bevinden.
A.11.16. De wetgever zou hebben verwezen naar de begrippen « plaatsen en wijken » opdat zou worden overgegaan tot voorafgaande opmetingen op plaatsen die dicht bij de rand van de zone gelegen zijn, en die als woonzone bestemd zijn, veeleer dan rekening te houden met punten op gelijke afstand rond die referentiezone, die in voorkomend geval met niet-bewoonde zones zouden overeenstemmen. Het zou aldus aan de Regering staan om te beslissen welke prioriteit moet worden gegeven aan wijken die middendoor worden gesneden door de afbakening van een zone of aan wijken die dichtbevolkt zijn. De Regering zou ook beslissen hoeveel punten voor voorafgaande opmetingen er moeten komen.
Die opmetingen zouden de Regering aldus in staat moeten stellen te oordelen op welke plaatsen of in welke wijken de beweringen van de omwonenden gegrond kunnen blijken. Als dat prima facie het geval is, zou de Regering op haar kosten overgaan tot de noodzakelijke individuele opmetingen. Indien zulks daarentegen niet het geval is zou de omwonende verplicht worden de aan individuele opmetingen verbonden kosten voor te schieten en een terugbetaling kunnen genieten, indien zijn beweringen gegrond worden verklaard.
Het decreet zou dus op een objectief en redelijkerwijze verantwoord criterium berusten aangezien de beoogde plaatsen een zone vormen waarin de individuele aanvragen tot maatregelen prima facie gegrond kunnen blijken.
In de zaken nrs. 2304 en 2431 A.12.1. Ten aanzien van het eerste middel dat door de verzoekende partijen in beide zaken wordt aangevoerd, antwoordt de Waalse Regering dat volgens artikel 6 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, het Gewest bevoegd is wat betreft de bescherming van het leefmilieu, met inbegrip van de strijd tegen de geluidshinder, en de uitrusting en uitbating van de luchthavens en de openbare vliegvelden. Het Waalse Gewest zou bijgevolg geenszins zijn bevoegdheden hebben overschreden door het bestreden decreet aan te nemen.
A.12.2. De Waalse Regering merkt tevens op dat het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens geen enkele specifieke bepaling omvat waarin het recht op een gezond leefmilieu wordt verankerd. Dat recht werd door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in artikel 8 van het Verdrag ingesloten. Artikel 23 van de Grondwet zou niet kunnen worden beschouwd als een regel van bevoegdheidsverdeling tussen de Staat, de gemeenschappen en de gewesten.
A.12.3. Volgens de Regering kan men evenmin oordelen dat artikel 22 van de Grondwet het recht op een gezond leefmilieu verankert, ook al heeft de Grondwetgever verwezen naar de interpretatie van het Europees Hof in verband met artikel 8 van het Verdrag. Daaruit wordt afgeleid dat de artikelen 22 en 23 van de Grondwet een verschillende draagwijdte hebben.
A.12.4. Ten aanzien van het tweede middel van de verzoekschriften, neemt de Waalse Regering een standpunt in dat identiek is met datgene dat ze heeft aangenomen als antwoord op het eerste en tweede middel van het verzoekschrift dat is ingediend in de zaken nrs. 2303 en 2432.
A.12.5. Wat betreft het derde middel in de zaak nr. 2304 betoogt de Waalse Regering dat het verschil in behandeling tussen de omwonenden van zone A en die van zone B wordt verklaard door het verschil in situaties waarin die omwonenden zich bevinden. Het is immers niet mogelijk isolatiewerken te overwegen voor de gebouwen in zone A terwijl die werken wel kunnen worden uitgevoerd voor de gebouwen die gelegen zijn in zone B van het plan met betrekking tot de blootstelling aan geluidshinder. Voor het overige brengt de Regering het bestaan in herinnering van het decreet van 25 oktober 2001 aan de hand waarvan de omwonenden van zone B de maatregelen kunnen genieten waarin is voorzien voor zone A, wanneer zij aantonen dat zij aan dezelfde hinder worden blootgesteld.
De Waalse Regering brengt verder in herinnering dat de maatregelen die ertoe strekken het lawaai met 42 dB te verlagen voor de nachtruimten en 38 dB voor de dagruimten in overeenstemming zijn met de criteria van de Wereldgezondheidsorganisatie.
A.12.6. Op het middel dat is afgeleid uit de ontstentenis van bepalingen die van toepassing zijn op de eigenaars van gebouwen die worden verhuurd voor commerciële doeleinden of gedeeltelijk worden gebruikt voor beroepsdoeleinden antwoordt de Waalse Regering ten slotte, dat een verschil in behandeling kan worden verantwoord wanneer het op een objectief criterium berust dat adequaat is om het door de overheid wettig beoogde doel te bereiken.
Antwoord van de verzoekende partijen In de zaken nrs. 2303 en 2432 A.13.1. Ten aanzien van de exceptie van laattijdigheid van de kritiek die wordt geuit tegen het Ldn-criterium dat in de bestreden decreten in aanmerking wordt genomen, antwoorden de verzoekende partijen dat het Hof meermaals heeft aangenomen dat, wanneer de wetgever in een nieuwe bepaling een vroegere bepaling herneemt, hij zijn wil te kennen geeft om terzake wetgevend op te treden, zodat het Hof gemachtigd is om die nieuwe norm te toetsen.
A.13.2. Ten aanzien van de keuze van het Ldn-criterium, antwoorden de verzoekende partijen dat de omwonenden van de luchthaven van Bierset sinds 1998 worden blootgesteld aan aanzienlijke geluidshinder die de oorzaak vormt van slaapstoornissen. Die slaapstoornissen zijn te wijten aan zeer hoge geluidspieken die niet voldoende in aanmerking kunnen worden genomen door het Ldn-criterium, wanneer men uitgaat van het vermoeden van maximale uitbating van de luchthaven.
A.13.3. De verzoekende partijen verwijzen verder naar een rapport van de Wereldgezondheidsorganisatie, die van oordeel zou zijn dat men met open venster moet kunnen slapen. Zulks zou evenwel niet het geval zijn, rekening houdend met de in dat decreet bedoelde isolatiemaatregelen. In het rapport van de Wereldgezondheidsorganisatie zou ook worden gesteld dat de geluidshinder die te wijten is aan vliegtuiglawaai niet kan worden geëvalueerd op basis van een gemiddeld geluidsniveau en het zou de aanbeveling bevatten om blootstelling aan geluidshinder 's nachts op een afzonderlijke wijze aan te merken.
Er wordt verwezen naar wetenschappelijke rapporten waarin wordt gesuggereerd om verscheidene dB toe te voegen, naargelang de hinder die op subjectieve wijze kan worden ervaren door personen die aan geluidshinder blootstaan. Er wordt aangevoerd dat, mocht men die weg opgaan, de omwonenden van zone D in de zone A van het plan met betrekking tot de blootstelling aan geluidshinder zouden worden opgenomen.
A.13.4. Het rapport van Professor Bradley, waarop het Waalse Gewest zich heeft gebaseerd, zou niet beantwoorden aan het bezwaar dat is afgeleid uit het specifieke karakter van de luchthaven van Bierset, die hoofdzakelijk 's nachts operationeel is. De Europese Unie zou voor meer relevante criteria geopteerd hebben in haar richtlijn 2002/49/EG van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai. Naast de Lden-indicator zou die richtlijn de Lidstaten opleggen om de LNight-indicator te gebruiken, waarbij een gemiddeld specifiek nachtelijk lawaai in aanmerking wordt genomen. In de richtlijn wordt bovendien het gebruik van andere indicatoren aanbevolen wanneer het lawaai andere kenmerken heeft.
A.13.5. De verzoekende partijen suggereren aan het Hof om een of meer deskundigen aan te wijzen, met toepassing van artikel 91, tweede lid, 5o, van de bijzondere wet van 6 januari 1989.
Zij voeren verder aan dat de drempel van 70 dB(A) Ldn onverdedigbaar is, aangezien die op geen enkele wetenschappelijke drempel berust. Ten aanzien van het feit dat professor Bradley zijn rapport zou hebben gesteund op het Canadese woningbestand, onderstrepen de verzoekende partijen dat, in tegenstelling tot wat de Waalse Regering beweert, dat woningbestand niet uitsluitend uit houten woningen bestaat maar tevens uit gebouwen die zijn opgetrokken uit andere materialen zoals beton, glas of staal.
A.13.6. Als antwoord aan de Regering, in verband met het derde middel, brengen de verzoekende partijen in herinnering dat het Waalse Gewest niet over voldoende studies beschikte vooraleer het de betwiste decreten aannam. Het heeft dus niet op gepaste wijze een afweging kunnen maken van het economisch voordeel dat de luchthavenactiviteit oplevert en de inbreuk op de rechten van de omwonenden.
In de zaken nrs. 2304 en 2431 A.14.1. Wat betreft het belang om in rechte te treden van de v.z.w.
Net Sky, brengen de verzoekende partijen in herinnering dat het maatschappelijk doel van de vereniging rechtstreeks wordt geraakt door de bestreden decreten en dat het collectief belang dat zij verdedigt zich van het individueel belang van haar leden onderscheidt.
A.14.2. Ten aanzien van het eerste middel wordt betoogt dat artikel 22 van de Grondwet aan de federale wetgever de bevoegdheid voorbehoudt om het recht op een gezond leefmilieu te waarborgen, zodat het Gewest geen afwijkingen van dit recht kan invoeren, zoals hij het in de bestreden decreten heeft gedaan. Dezelfde conclusie dringt zich op in verband met artikel 23 van de Grondwet.
A.14.3. Voor wat betreft het tweede middel betwisten de verzoekende partijen de interpretatie die door de Waalse Regering wordt gegeven aan artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
Zij onderstrepen dat het arrest Hatton een ommekeer in de rechtspraak zou hebben teweeggebracht, zodat niet langer kan worden verwezen naar de vroegere rechtspraak van het Europees Hof. De verzoekende partijen die zich op dit laatste arrest baseren, betogen dat de Staten in beginsel een studie moeten maken van de economische gevolgen die de exploitatie van een luchthaven kan hebben en daarbij de voor de omwonenden minst nadelige oplossing moeten kiezen, wat niet het geval zou zijn geweest voor de luchthaven van Bierset.
A.14.4. De verzoekende partijen onderstrepen verder het feit dat op bepaalde dagen de niveaus van geluidshinder hoger liggen dan op andere dagen, zodat de methode van gemiddelde geluidshinder niet kan worden aangenomen. In de wetenschappelijke deskundigenonderzoeken die op verzoek van het Waalse Gewest zijn uitgevoerd zou duidelijk de voorkeur blijken voor de LAmax indicator. Het zijn evenwel precies de geluidspieken die de omwonenden wekken en niet de gemiddelde en theoretische geluidshinder die uit de Ldn-indicator blijkt.
A.14.5. De verzoekende partijen doen verder gelden dat het door de Europese Unie gekozen criterium, te dezen de Lden, moet worden onderscheiden van het Ldn-criterium, aangezien het naast de nachtelijke hinder nog meer rekening houdt met hinder die voorkomt tijdens de avond.
A.14.6. De verzoekende partijen betwisten dat het Waalse Gewest preventieve maatregelen zou hebben genomen die toereikend zijn om aan de omwonenden het recht op een gezond leefmilieu te garanderen. Zij betwijfelen eveneens het feit dat de door hen ondervonden hinder kan worden gecompenseerd door de gunstige economische gevolgen van de nachtvluchten op de luchthaven van Luik-Bierset. Zij voeren aan dat de vervoersmaatschappijen welke die nachtvluchten uitvoeren in een slechte financiële toestand verkeren en dat er sinds de ontwikkeling van die activiteiten weinig banen zijn gecreëerd.
A.14.7. De verzoekende partijen brengen voor het overige in herinnering dat de verplichting om de omwonenden te informeren niet zou zijn nagekomen.
A.14.8. Wat betreft de drempel van onbewoonbaarheid, die wordt vastgesteld op 70 dB(A), wordt het Waalse Gewest verweten dat het rapport van de deskundige Bradley slecht wordt geinterpreteerd. De verzoekende partijen betogen dat het niet pertinent is ervan uit te gaan dat voor de bestaande woningen isolatiemaatregelen kunnen worden genomen, terwijl niet zou kunnen worden gedacht aan het bouwen van nieuwe gebouwen die nochtans van bij het begin zouden kunnen worden voorzien van de noodzakelijke geluidsisolatie. Een dergelijke oplossing zou tevens een discriminatie in het leven roepen tussen de bewoners van oude gebouwen en die van nieuwe gebouwen.
A.14.9. De verzoekende partijen verwijzen eveneens naar de deskundigenverslagen, waaruit zou blijken dat boven 66 dB(A) het geluidsniveau niet geschikt is voor een woonzone. Zij maken gewag van een rapport van de Wereldgezondheidsorganisatie waaruit zou blijken dat tussen 65 en 70 dB(A) de omwonenden aan hart- en vaatziekten kunnen lijden.
A.14.10 Ten aanzien van het derde middel in de zaak nr. 2304 antwoorden de verzoekende partijen in de eerste plaats op het bezwaar dat is afgeleid uit het feit dat de Waalse Regering opwerpt dat de zevende en achtste verzoekers niet doen blijken van een belang.
Zij beklemtonen vervolgens het feit dat de isolatiewerken tot gevolg zouden hebben dat hun een aanzienlijk deel van het genot van hun goederen wordt ontzegd.
Ten aanzien van de maatregel die ertoe strekt de geluidshinder te verminderen tot een niveau van 45 dB(A) is bereikt, betogen de verzoekende partijen eens te meer dat zulks zou impliceren dat de vliegtuigen niet de geluidspieken van 87 en 92 dB(A) overschrijden, wat in de praktijk niet het geval zou kunnen zijn. Het opleggen van sancties ingeval die maxima worden overschreden, zou bovendien een loutere illusie zijn.
A.14.11. Wat ten slotte het vierde middel in de zaak nr. 2304 betreft, voeren de verzoekende partijen aan dat vanaf het ogenblik waarop een doel van volksgezondheid wordt nagestreefd er geen onderscheid moet worden gemaakt tussen de gebouwen naargelang zij worden aangewend voor private doeleinden of voor beroepsdoeleinden.
A.14.12. In de zaak nr. 2431 antwoorden de verzoekende partijen in verband met het derde middel dat het decreet van 25 oktober 2001 in geen enkele regel voorziet en geen enkele precisering geeft in verband met de begrippen « plaatsen en wijken », waarin de beweringen van de omwonenden prima facie gegrond kunnen blijken. Er zou dus geen objectief criterium van onderscheid bestaan tussen de beide categorieën van personen die het decreet aan een verschillende behandeling onderwerpt.
Memorie van de Waalse Regering als antwoord op het verzoekschrift tot tussenkomst ingediend in de zaken nrs. 2431 en 2432 A.15.1. De Waalse Regering brengt, naar aanleiding van de verschillende middelen die door de tussenkomende partijen zijn opgeworpen, in herinnering, dat krachtens artikel 87, § 2, van de bijzondere wet van 6 januari 1989, het verzoekschrift tot tussenkomst geenszins het oorspronkelijke beroep kan wijzigen of uitbreiden. De Regering vordert bijgevolg dat de door de tussenkomende partijen gesuggereerde wijzigingen niet in aanmerking zouden worden genomen.
A.15.2. In ondergeschikte orde onderstreept de Waalse Regering, wat betreft het tweede middel, dat de enkele vernietiging van de vermelding Ldn in het decreet dat decreet ontoepasbaar zou maken. Die vernietiging zou bovendien geenszins leiden tot de vernietiging van de wiskundige vergelijking die is opgenomen in artikel 1bis van de wet van 18 juli 1973, bij het decreet van 1 april 1999, hetwelk overigens niet wordt aangevochten voor het Hof.
A.15.3. Ten aanzien van het tweede onderdeel van het tweede middel, doet de Regering gelden dat het niet ernstig zou zijn te betogen dat de geluidsdrempels in decibels, in de veronderstelling dat ze toepasbaar zijn zonder referentie-indicator, zouden kunnen worden beschouwd als optimale normen waaronder het billijkheidsbeginsel niettemin zou kunnen worden toegepast.
A.15.4. In verband met het derde middel beweert de Waalse Regering dat de vernietiging van punt 10 van artikel 1, § 3, van het bestreden decreet precies tot gevolg zou hebben dat onder de omwonenden een discriminatie in het leven wordt geroepen.
A.15.5. Ten aanzien van het nieuwe middel dat door de tussenkomende partijen wordt afgeleid, verwijst de Waalse Regering naar de parlementaire voorbereiding teneinde het verschil in behandeling te verantwoorden tussen de omwonenden van een luchthaven die dag en nacht wordt uitgebaat en die van een luchthaven waarvoor dat niet het geval is. Zij stelt bovendien dat moet worden uitgesloten dat isolatiewerken worden toegelaten voor gebouwen die gelegen zijn in zone A of daarmee zijn gelijkgesteld, terwijl de luchthaven niet haar maximale exploitatiedrempel heeft bereikt.
A.15.6. Wat betreft de niet-retroactiviteit van de vernietiging die het Hof zou uitspreken, gedraagt de Regering zich naar de wijsheid van het Hof, maar dringt echter aan op het feit dat, mocht het Hof de gevolgen van bepaalde administratieve handelingen handhaven, het niet kan verklaren welke handelingen al dan niet zouden moeten worden vernietigd.
A.15.7. Op het vlak van de door de tussenkomende partijen gesuggereerde onderzoeksmaatregelen is de Regering van mening dat de verzoekende en tussenkomende partijen in het bezit zijn van alle expertisestukken alsmede van de terzake genomen reglementaire normen die noodzakelijk zijn voor de oplossing van het geschil.
A.15.8. Voor het overige brengt de Regering nogmaals in herinnering dat de wetgever, door zijn keuze voor het Ldn-criterium, niets meer heeft gedaan dan vooruit te lopen op de toepassing van de Lden die wordt veropgesteld in het ontwerp van Europese richtlijn.
De Regering besluit dat, wanneer de tussenkomende partijen niet aantonen dat het gevraagde deskundigenonderzoek noodzakelijk is, dat verzoek niet dient te worden ingewilligd.
A.15.9. Wat betreft de vorderingen die door de tussenkomende partijen zijn geformuleerd naar aanleiding van het decreet van 8 juni 2001 tot wijziging van artikel 1bis van de wet van 18 juli 1973 betreffende de bestrijding van geluidshinder, betoogt het Waalse Gewest dat zij onontvankelijk zijn, aangezien de tussenkomende partijen enkel een vordering tot tussenkomst hebben ingediend in de zaken nrs. 2431 en 2432, in verband met het decreet van 25 oktober 2001, en niet in de zaken met betrekking tot het voormelde decreet van 8 juni 2001.
Ten aanzien van de grief die wordt aangevoerd door de derde en vierde verzoekende partij tot tussenkomst, beiden omwonenden van de luchthaven van Charleroi, voert de Waalse Regering de onontvankelijkheid ervan aan, vermits een tussenkomst het oorspronkelijk beroep noch kan uitbreiden noch kan wijzigen. De grief zou bovendien het decreet van 8 juni 2001 beogen dat de uren van uitbating van de luchthavens vaststelt. De verzoekende partijen zijn evenwel niet tussengekomen in het beroep tot vernietiging dat tegen dat decreet is gericht. De Waalse Regering besluit daaruit dat, wat dat punt betreft, de vordering tot tussenkomst onontvankelijk moet worden verklaard.
Memorie van antwoord van de tussenkomende partijen in de zaak nr. 2431 A.16. De tussenkomende partijen beklemtonen het feit dat het Waalse Gewest zijn memorie heeft gewijd aan de luchthaven van Bierset, terwijl twee van hen omwonenden zijn van de luchthaven van Charleroi.
Zij vergelijken vervolgens het systeem van administratieve geldboetes dat door het decreet is ingevoerd, met de gemeenrechtelijke strafregeling zoals bepaald bij de artikelen 42, 43 en 43bis van het Strafwetboek, en besluiten daaruit dat het systeem van administratieve geldboetes blijk geeft van een verregaande laksheid. - B - De ontvankelijkheid Ten aanzien van het belang van de v.z.w. Net Sky B.1.1. De Waalse Regering betwist het belang om in rechte te treden van de v.z.w. Net Sky in de zaken nrs. 2304 en 2432, enerzijds, omdat het collectief belang waarop zij zich beroept zich zou beperken tot de som van de individuele belangen van haar leden en, anderzijds, omdat het maatschappelijk doel van de vereniging niet rechtstreeks door de bestreden rechtshandelingen zou worden geraakt.
B.1.2. Wanneer een vereniging zonder winstoogmerk zich op een collectief belang beroept, is vereist dat haar maatschappelijk doel van bijzondere aard is en, derhalve, onderscheiden van het algemeen belang; dat dit belang niet beperkt is tot het individuele belang van de leden; dat het maatschappelijk doel door de bestreden bepaling kan worden geraakt; dat niet blijkt dat dit maatschappelijk doel niet of niet meer werkelijk wordt nagestreefd.
B.1.3. Volgens haar statuten heeft de v.z.w. Net Sky tot doel « de harmonieuze integratie te bevorderen van de economische activiteiten van de luchthaven van Luik door de bevolking van de Luikse regio te beschermen tegen de geluidshinder die rechtstreeks of onrechtstreeks verbonden is met alle exploitatievormen van de luchthaven van Luik ».
Zij « stelt zich als eerste doel : het leefmilieu en de kwaliteit van het leven te beschermen en » zij « spant zich in om de eerbiediging op te leggen van alle wettelijke bepalingen die van toepassing zijn op het maatschappelijk leven en zij zet alle stappen die absoluut noodzakelijk zijn om het vooropgezette doel te waarborgen in de gevallen waarin de wet niets zegt of onbestaande is ».
Er bestaat een voldoende band tussen het hiervoor beschreven maatschappelijk doel en de in de beide verzoekschriften aangevochten bepalingen. Die hebben immers betrekking op maatregelen die ertoe strekken het lawaai te bestrijden dat wordt veroorzaakt door de vliegtuigen die gebruik maken van de luchthavens van het Waalse Gewest, waaronder die van Luik-Bierset.
Het belang van de vereniging onderscheidt zich bovendien van het individueel belang van haar leden, doordat zij alle omwonenden van de luchthaven wil beschermen tegen de geluidshinder die verbonden is aan de exploitatie van de luchthaven.
B.1.4. De door de v.z.w. Net Sky ingediende beroepen zijn ontvankelijk.
Ten aanzien van het verzoekschrift tot tussenkomst B.2.1. De verzoekers tot tussenkomst wonen in zone B van de luchthaven van Bierset of in de nabijheid van zone A van de luchthaven van Gosselies. Zij dreigen rechtstreeks en ongunstig te worden geraakt door het decreet van 25 oktober 2001 aangezien dit voorziet in maatregelen die van toepassing zijn op de omwonenden die geluidshinder ondergaan die wordt veroorzaakt door de exploitatie van de Waalse luchthavens.
B.2.2. Zij hebben dus een belang om tussen te komen in het beroep tot vernietiging van bepalingen die rechtstreeks op hen kunnen worden toegepast.
Ten gronde Ten aanzien van de bestreden bepalingen B.3.1. Het decreet van 8 juni 2001 houdende wijziging van artikel 1bis van de wet van 18 juli 1973 betreffende de bestrijding van de geluidshinder bepaalt wat volgt : «
Artikel 1.In artikel 1bis van de wet van 18 juli 1973 betreffende de bestrijding van de geluidshinder, ingevoegd bij het decreet van 1 april 1999, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1o in paragraaf 2, 1ste lid, worden de woorden ' op grond van geluidsdrempels ' geschrapt. 2o paragraaf 2 wordt aangevuld met volgende leden : ' De tweede zone van het plan m.b.t. de blootstelling aan geluidshinder, zone B genoemd, vertoont een geluidsindicator Ldn van minimum 65 dB(A) die minder bedraagt dan 70 dB(A).
De derde zone van het plan m.b.t. de blootstelling aan geluidshinder, zone C genoemd, vertoont een geluidsindicator Ldn van minimum 60 dB(A) die minder bedraagt dan 65 dB(A).
De vierde zone van het plan m.b.t. de blootstelling aan geluidshinder, zone D genoemd, vertoont een geluidsindicator Ldn van minimum 55 dB(A) die minder bedraagt dan 60 dB(A). ' 3o er worden een vierde paragraaf en een vijfde paragraaf toegevoegd, luidend als volgt : ' § 4. In deze aan geluidshinder blootgestelde zones kan de Regering maximale geluidsdrempels bepalen, uitgedrukt in Lmax, die door de luchtvaartuigen die luchthavens van het Waalse Gewest tussen 22 en 7 uur gebruiken, niet overschreden mogen worden. [...] - Het maximum geluidsniveau van een luchtvaartuig, Lmax : de maximumwaarde van het geluidsdrukniveau LAeq (1s) gemeten bij de doorgang van een luchtvaartuig en specifiek door hem voortgebracht op een bepaalde geografische plaats, met name [ [LAeq (ls) ] vliegtuig] max Wat de luchthaven Luik-Bierset betreft, bedraagt de op de grond voortgebrachte geluidsdrempel in de tweede zone van het plan m.b.t. de blootstelling aan geluidshinder, zone B genoemd, maximum 87 dB(A), uitgedrukt in Lmax.
In de derde zone van het plan m.b.t. de blootstelling aan geluidshinder, zone C genoemd, bedraagt de op de grond voortgebrachte geluidsdrempel maximum 82 dB(A), uitgedrukt in Lmax.
In de vierde zone van het plan m.b.t. de blootstelling aan geluidshinder, zone D genoemd, bedraagt de op de grond voortgebrachte geluidsdrempel maximum 77 dB(A), uitgedrukt in Lmax.
Wat de luchthaven Charleroi-Brussel-Zuid betreft, bedraagt de op de grond voortgebrachte geluidsdrempel in de tweede zone van het plan m.b.t. de blootstelling aan geluidshinder, zone B genoemd, maximum 87 dB(A), uitgedrukt in Lmax.
In de derde zone van het plan m.b.t. de blootstelling aan geluidshinder, zone C genoemd, bedraagt de op de grond voortgebrachte geluidsdrempel maximum 82 dB(A), uitgedrukt in Lmax.
In de vierde zone van het plan m.b.t. de blootstelling aan geluidshinder, zone D genoemd, bedraagt de op de grond voortgebrachte geluidsdrempel maximum 77 dB(A), uitgedrukt in Lmax. § 5. Naast de aan geluidshinder blootgestelde zones die door de Regering bepaald kunnen worden, is ze ook bevoegd voor de vaststelling van geluidsdrempels, uitgedrukt in Lmax, die door de luchtvaartuigen die luchthavens van het Waalse Gewest tussen 22 en 7 uur gebruiken, niet overschreden mogen worden.
Buiten de aan geluidshinder blootgestelde zones die voor de luchthaven Luik-Bierset en de luchthaven Charleroi-Brussel-Zuid afgebakend zijn, bedraagt de op de grond voortgebrachte geluidsdrempel minder dan 77 dB(A), uitgedrukt in Lmax. ' 4o Er worden een paragraaf 6, een paragraaf 7, een paragraaf 8 en een paragraaf 9 toegevoegd, luidend als volgt : ' § 6. In de voornaamste nachtruimte(n) van de woningen gelegen binnen de zones B, C en D van het plan m.b.t. de blootstelling aan geluidshinder van Luik-Bierset worden isolatiewerken uitgevoerd waarbij via geschikte technieken gezorgd wordt voor een geluidsvermindering van 42 dB(A) voor de woningen van zone B, van 37 dB(A) voor de woningen van zone C, van 32 dB(A) voor de woningen van zone D. De kosten van de uitgevoerde werken zijn voor rekening van het Waalse Gewest binnen de perken van de tegemoetkomingen, onder de voorwaarden en volgens de procedure die door de Regering worden bepaald.
De isolatiewerken in de voornaamste nachtruimte(n) van de woningen, gelegen binnen de zones B, C en D van het plan m.b.t. de blootstelling aan geluidshinder van Luik-Bierset of binnen de zones A, B, C en D van Charleroi-Brussel-Zuid worden ook uitgevoerd met inachtneming van een vereiste geluidsvermindering, waarbij de Regering belast is met de vaststelling van de op de grond voortgebrachte geluidsdrempel tussen 7 en 22 uur, uitgedrukt in Lmax, met dien verstande dat de geluidsdrempel voor de zones B vastgesteld is op maximum 93 dB(A) en de geluidsvermindering op 38 dB(A). § 7. De strafbepalingen bedoeld in artikel 6 van het decreet van 23 juni 1994 betreffende de oprichting en de uitbating van de onder het Waalse Gewest ressorterende luchthavens en vliegvelden zijn van toepassing indien de op de grond voortgebrachte geluidsdrempels, uitgedrukt in Lmax, niet in acht genomen worden. § 8. De op de grond voortgebrachte geluidsdrempels, uitgedrukt in Lmax, zijn slechts vanaf 1 juli 2002 van toepassing voor de maatschappijen die luchtvaartuigen op deze luchthavens vóór de inwerkingtreding van dit decreet hebben geëxploiteerd. § 9. De Regering kan op de grond voortgebrachte maximumgeluidsdrempels, uitgedrukt in Lmax, vaststellen die lager zijn dan de bij dit decreet bepaalde drempels. '
Art. 2.Dit decreet treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. » B.3.2. Het decreet van 25 oktober 2001 tot wijziging van artikel 1bis van de wet van 18 juli 1973 betreffende de bestrijding van de geluidshinder bepaalt : «
Artikel 1.§ 1. In artikel 1bis , § 2, van de wet van 18 juli 1973 betreffende de bestrijding van de geluidshinder wordt de zin ' De aldus berekende omtrek van de aan geluidshinder blootgestelde zones wordt gewogen op grond van de vestigingseigenschappen van de constructies, alsmede van hun uitrusting en bestemming ' door de zin ' De aldus berekende omtrek van de aan geluidshinder blootgestelde zones kan door de Regering worden aangepast op grond van de vestigingseigenschappen van de constructies, van hun uitrusting en bestemming. ' § 2. In artikel 1bis , § 3, van dezelfde wet wordt er een tweede lid ingevoegd dat luidt als volgt : ' In het kader van de maatregelen getroffen door de Regering overeenkomstig bovenstaand eerste lid : 1o wordt elk al dan niet bebouwd onroerend goed blootgesteld aan de geluidshinder met een geluidsindicator Ldn van 70 dB(A) of meer, geacht deel uit te maken van zone A; 2o wordt elk al dan niet bebouwd onroerend goed blootgesteld aan de geluidshinder met een geluidsindicator Ldn van 65 dB(A) of meer en minder dan 70 dB(A), geacht deel uit te maken van zone B; 3o wordt elk al dan niet bebouwd onroerend goed blootgesteld aan de geluidshinder met een geluidsindicator Ldn van 60 dB(A) of meer en minder dan 65 dB(A), geacht deel uit te maken van zone C; 4o wordt elk al dan niet bebouwd onroerend goed blootgesteld aan de geluidshinder met een geluidsindicator Ldn van 55 dB(A) of meer en minder dan 60 dB(A), geacht deel uit te maken van zone D; 5o zijn de nrs. 2o tot en met 4o voor luchthavens die geopend zijn 24 uur op 24 enkel van toepassing op al dan niet bebouwde onroerende goederen gelegen buiten de zone A. ' [...] § 3. In artikel 1bis , § 3, van dezelfde wet, wordt er een derde lid ingevoegd dat luidt als volgt : [...] 8. het deel uitmaken van een zone van het plan m.b.t. de blootstelling aan de geluidshinder (A, B, C of D) bij wijze van gelijkstelling vloeit voort uit de vergelijking van de berekende uitslagen opgenomen in het meetverslag onder punt 7, met vermelding van de geluidsindicator Ldn van de referentiezone. Mochten de indicatoren Ldn opgenomen in het meetverslag minstens vier keer herhaald hoger zijn dan of gelijk aan de referentie-indicator (70, 65, 60 of 55 dB(A)), wordt het onroerend goed geacht in de referentiezone gelegen te zijn (A, B, C of D); 9. in het geval vermeld onder punt 8 opent het proces-verbaal van de berekende uitslagen het recht om in aanmerking te komen voor de maatregelen bedoeld onder het eerste lid, waarvan de uitvoering plaatsvindt onder de voorwaarden vastgesteld door de Regering;10. de Regering, die zich richt naar de bovenstaande methodes, laat opmetingen verrichten voor de geluidsniveaus op verschillende plaatsen of in verschillende wijken die meer bepaald aan de rand van de zones liggen.Door die voorafgaande maatregelen kan zij oordelen op welke plaatsen en in welke wijken de aanspraak op het recht van het tweede lid gegrond kan blijken. Indien de opmetingen die de Regering aldus heeft laten verrichten, erop wijzen dat de aanspraak op het recht om in aanmerking te komen voor één van de bepalingen bedoeld onder het tweede lid van § 3 hierboven prima facie gegrond blijkt, laat de Regering op eigen kosten de noodzakelijke individuele opmetingen verrichten. Indien er uit het onderzoek van de opmetingen van de geluidsniveaus die de Regering heeft laten verrichten, geen dergelijke conclusie getrokken kan worden, schiet degene die desalniettemin meent aanspraak te kunnen maken op het recht in het tweede lid de kosten met betrekking tot de individuele maatregelen die hem betreffen voor en worden laatstgenoemde hem terugbetaald voor zover zijn aanspraak gegrond blijkt. ' § 4. In artikel 1bis , § 3, van dezelfde wet wordt er een vierde lid ingevoegd dat luidt als volgt : ' De Regering stelt de procedure vast voor de uitvoering van de leden twee tot en met vier, evenals alle daartoe nodige maatregelen. '
Art. 2.Dit decreet treedt in werking de dag van diens bekendmaking in het Belgisch Staatsblad ».
B.3.3 Artikel 1bis van de wet van 18 juli 1973 betreffende de bestrijding van de geluidshinder, ingevoegd bij het decreet van 1 april 1999 en gewijzigd bij de voormelde decreten, luidt thans als volgt : « § 1. De [Waalse] Regering wordt ertoe gemachtigd maatregelen te nemen om de bevolking die in de nabijheid van de luchthavens en vliegvelden van het Waalse Gewest woont, tegen geluidshinder te beschermen. § 2. Daartoe kan de [Waalse] Regering categorieën van aan geluidshinder blootgestelde zones in afnemende lijn bepalen.
Deze zones worden bepaald naar gelang van de waarde van de geluidsindicator Ldn, met name op grond van de volgende gegevens : [...] De zone die het meest aan geluidshinder is blootgesteld, "zone A" genoemd, is degene waarin de geluidsindicator Ldn wijst op een geluidsbelasting van 70 dB(A) of meer.
De tweede zone van het plan m.b.t. de blootstelling aan geluidshinder, zone B genoemd, vertoont een geluidsindicator Ldn van minimum 65 dB(A) die minder bedraagt dan 70 dB(A).
De derde zone van het plan m.b.t. de blootstelling aan geluidshinder, zone C genoemd, vertoont een geluidsindicator Ldn van minimum 60 dB(A) die minder bedraagt dan 65 dB(A).
De vierde zone van het plan m.b.t. de blootstelling aan geluidshinder, zone D genoemd, vertoont een geluidsindicator Ldn van minimum 55 dB(A) die minder bedraagt dan 60 dB(A). § 3. In deze zones kan de Waalse Regering met name: 1o elk al dan niet gebouwd onroerend goed kopen; 2o de plaatsing bevorderen van voorzieningen om het geluid of de trillingen te verminderen, te dempen of om de nadelen ervan te verhelpen, in voorkomend geval door de toekenning van een toelage of een premie; 3o de huurders van een hoofdverblijfplaats een verhuispremie aanbieden; 4o in voorkomend geval geluidsisolatienormen opleggen, alsmede het gebruik van specifieke bouwmaterialen voor de oprichting en de verbouwing van gebouwen.
In het kader van de maatregelen getroffen door de Regering overeenkomstig bovenstaand eerste lid : 1o wordt elk al dan niet bebouwd onroerend goed blootgesteld aan de geluidshinder met een geluidsindicator Ldn van 70 dB(A) of meer, geacht deel uit te maken van zone A; 2o wordt elk al dan niet bebouwd onroerend goed blootgesteld aan de geluidshinder met een geluidsindicator Ldn van 65 dB(A) of meer en minder dan 70 dB(A), geacht deel uit te maken van zone B; 3o wordt elk al dan niet bebouwd onroerend goed blootgesteld aan de geluidshinder met een geluidsindicator Ldn van 60 dB(A) of meer en minder dan 65 dB(A), geacht deel uit te maken van zone C; 4o wordt elk al dan niet bebouwd onroerend goed blootgesteld aan de geluidshinder met een geluidsindicator Ldn van 55 dB(A) of meer en minder dan 60 dB(A), geacht deel uit te maken van zone D; 5o zijn de nrs. 2o tot en met 4o voor luchthavens die geopend zijn 24 uur op 24 enkel van toepassing op al dan niet bebouwde onroerende goederen gelegen buiten de zone A. Met het oog op de toepassing van bovenstaand tweede lid wordt het opmeten van het geluidsniveau voortvloeiende uit burgerlijk en commercieel luchtverkeer uit of naar luchthavens die onder het Waalse Gewest ressorteren, onder de volgende voorwaarden verricht : [...] 8. het deel uitmaken van een zone van het plan m.b.t. de blootstelling aan de geluidshinder (A, B, C of D) bij wijze van gelijkstelling vloeit voort uit de vergelijking van de berekende uitslagen opgenomen in het meetverslag onder punt 7, met vermelding van de geluidsindicator Ldn van de referentiezone. Mochten de indicatoren Ldn opgenomen in het meetverslag minstens vier keer herhaald hoger zijn dan of gelijk aan de referentie-indicator (70, 65, 60 of 55 dB(A)), wordt het onroerend goed geacht in de referentiezone gelegen te zijn (A, B, C of D); 9. in het geval vermeld onder punt 8 opent het proces-verbaal van de berekende uitslagen het recht om in aanmerking te komen voor de maatregelen bedoeld onder het eerste lid, waarvan de uitvoering plaatsvindt onder de voorwaarden vastgesteld door de Regering;10. de Regering, die zich richt naar de bovenstaande methodes, laat opmetingen verrichten voor de geluidsniveaus op verschillende plaatsen of in verschillende wijken die meer bepaald aan de rand van de zones liggen.Door die voorafgaande maatregelen kan zij oordelen op welke plaatsen en in welke wijken de aanspraak op het recht van het tweede lid gegrond kan blijken. Indien de opmetingen die de Regering aldus heeft laten verrichten, erop wijzen dat de aanspraak op het recht om in aanmerking te komen voor één van de bepalingen bedoeld onder het tweede lid van § 3 hierboven prima facie gegrond blijkt, laat de Regering op eigen kosten de noodzakelijke individuele opmetingen verrichten. Indien er uit het onderzoek van de opmetingen van de geluidsniveaus die de Regering heeft laten verrichten, geen dergelijke conclusie getrokken kan worden, schiet degene die desalniettemin meent aanspraak te kunnen maken op het recht in het tweede lid de kosten met betrekking tot de individuele maatregelen die hem betreffen voor en worden laatstgenoemde hem terugbetaald voor zover zijn aanspraak gegrond blijkt.
De Regering stelt de procedure vast voor de uitvoering van de leden twee tot en met vier, evenals alle daartoe nodige maatregelen. § 4. In deze aan geluidshinder blootgestelde zones kan de Regering maximale geluidsdrempels bepalen, uitgedrukt in Lmax, die door de luchtvaartuigen die luchthavens van het Waalse Gewest tussen 22 en 7 uur gebruiken, niet overschreden mogen worden. [...] Wat de luchthaven Luik-Bierset betreft, bedraagt de op de grond voortgebrachte geluidsdrempel in de tweede zone van het plan m.b.t. de blootstelling aan geluidshinder, zone B genoemd, maximum 87 dB(A), uitgedrukt in Lmax.
In de derde zone van het plan m.b.t. de blootstelling aan geluidshinder, zone C genoemd, bedraagt de op de grond voortgebrachte geluidsdrempel maximum 82 dB(A), uitgedrukt in Lmax.
In de vierde zone van het plan m.b.t. de blootstelling aan geluidshinder, zone D genoemd, bedraagt de op de grond voortgebrachte geluidsdrempel maximum 77 dB(A), uitgedrukt in Lmax.
Wat de luchthaven Charleroi-Brussel-Zuid betreft, bedraagt de op de grond voortgebrachte geluidsdrempel in de tweede zone van het plan m.b.t. de blootstelling aan geluidshinder, zone B genoemd, maximum 87 dB(A), uitgedrukt in Lmax.
In de derde zone van het plan m.b.t. de blootstelling aan geluidshinder, zone C genoemd, bedraagt de op de grond voortgebrachte geluidsdrempel maximum 82 dB(A), uitgedrukt in Lmax.
In de vierde zone van het plan m.b.t. de blootstelling aan geluidshinder, zone D genoemd, bedraagt de op de grond voortgebrachte geluidsdrempel maximum 77 dB(A), uitgedrukt in Lmax. § 5. Naast de aan geluidshinder blootgestelde zones die door de Regering bepaald kunnen worden, is ze ook bevoegd voor de vaststelling van geluidsdrempels, uitgedrukt in Lmax, die door de luchtvaartuigen die luchthavens van het Waalse Gewest tussen 22 en 7 uur gebruiken, niet overschreden mogen worden.
Buiten de aan geluidshinder blootgestelde zones die voor de luchthaven Luik-Bierset en de luchthaven Charleroi-Brussel-Zuid afgebakend zijn, bedraagt de op de grond voortgebrachte geluidsdrempel minder dan 77 dB(A), uitgedrukt in Lmax. § 6. In de voornaamste nachtruimte(n) van de woningen gelegen binnen de zones B, C en D van het plan m.b.t. de blootstelling aan geluidshinder van Luik-Bierset worden isolatiewerken uitgevoerd waarbij via geschikte technieken gezorgd wordt voor een geluidsvermindering van - 42 dB(A) voor de woningen van zone B, van - 37 dB(A) voor de woningen van zone C, van - 32 dB(A) voor de woningen van zone D. De kosten van de uitgevoerde werken zijn voor rekening van het Waalse Gewest binnen de perken van de tegemoetkomingen, onder de voorwaarden en volgens de procedure die door de Regering worden bepaald.
De isolatiewerken in de voornaamste nachtruimte(n) van de woningen, gelegen binnen de zones B, C en D van het plan m.b.t. de blootstelling aan geluidshinder van Luik-Bierset of binnen de zones A, B, C en D van Charleroi-Brussel-Zuid worden ook uitgevoerd met inachtneming van een vereiste geluidsvermindering, waarbij de Regering belast is met de vaststelling van de op de grond voortgebrachte geluidsdrempel tussen 7 en 22 uur, uitgedrukt in Lmax, met dien verstande dat de geluidsdrempel voor de zones B vastgesteld is op maximum 93 dB(A) en de geluidsvermindering op 38 dB(A). § 7. De strafbepalingen bedoeld in artikel 6 van het decreet van 23 juni 1994 betreffende de oprichting en de uitbating van de onder het Waalse Gewest ressorterende luchthavens en vliegvelden zijn van toepassing indien de op de grond voortgebrachte geluidsdrempels, uitgedrukt in Lmax, niet in acht genomen worden.) § 8. De op de grond voortgebrachte geluidsdrempels, uitgedrukt in Lmax, zijn slechts vanaf 1 juli 2002 van toepassing voor de maatschappijen die luchtvaartuigen op deze luchthavens vóór de inwerkingtreding van dit decreet hebben geëxploiteerd. § 9. De Regering kan op de grond voortgebrachte maximumgeluidsdrempels, uitgedrukt in Lmax, vaststellen die lager zijn dan de bij dit decreet bepaalde drempels. » Ten aanzien van het eerste middel in de zaken nrs. 2304 en 2431 B.4.1. De verzoekende partijen in de zaken nrs. 2304 en 2431 leiden een eerste middel af uit de schending, door de bestreden decreten, van artikel 22 van de Grondwet. Zij doen opmerken dat dat artikel, evenals artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, het recht op een gezond leefmilieu verankert en dat enkel de federale wetgever daaraan afwijkingen zou kunnen aanbrengen, aangezien de gemeenschappen en gewesten enkel bevoegd zijn om de bescherming van dat recht te garanderen.
B.4.2. De toetsing van de verenigbaarheid van een decreet met de bevoegdheidsregels moet de toetsing van de bestaanbaarheid ervan met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet voorafgaan.
B.4.3. Artikel 22 van de Grondwet bepaalt : « Ieder heeft recht op eerbiediging van zijn privé-leven en zijn gezinsleven, behoudens in de gevallen en onder de voorwaarden door de wet bepaald.
De wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde regel waarborgen de bescherming van dat recht ».
Artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens bepaalt : « Eenieder heeft recht op eerbiediging van zijn privé leven, zijn gezinsleven, zijn huis en zijn briefwisseling.
Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan met betrekking tot de uitoefening van dit recht dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving nodig is in het belang van 's lands veiligheid, de openbare veiligheid, of het economisch welzijn van het land, de bescherming van de openbare orde en het voorkomen van strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. » B.4.4. Het recht op de eerbiediging van het privé-leven en het gezinsleven heeft als essentieel doel de personen te beschermen tegen inmengingen in hun privé-leven, hun gezinsleven, hun woning of hun briefwisseling. Het voorstel dat is voorafgegaan aan de aanneming van artikel 22 van de Grondwet beklemtoonde « de bescherming van de persoon, de erkenning van zijn identiteit en de belangrijkheid van zijn ontplooiing en die van zijn gezin » en het onderstreepte de noodzaak om het privé-leven en het gezinsleven te beschermen tegen « inmenging, onder meer als gevolg van de onafgebroken ontwikkeling van de informatietechnieken, wanneer maatregelen van opsporing, onderzoek en controle door de overheid en particuliere instellingen worden uitgevoerd bij het uitoefenen van hun functie of hun activiteit » (Parl. St. , Senaat, 1991-1992, nr. 100-4/2o, p. 3).
B.4.5. Uit de parlementaire voorbereiding van artikel 22 van de Grondwet blijkt bovendien dat de Grondwetgever « een zo groot mogelijke concordantie met artikel 8 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), teneinde betwistingen over de inhoud van dit Grondwetsartikel respectievelijk artikel 8 van het EVRM te vermijden (...) » (Parl. St. , Kamer, 1993-1994, nr. 997/5, p. 2).
B.4.6. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft aangenomen (arrest Powell en Rayner t/Verenigd Koninkrijk van 21 februari 1990, arrest Hatton t/Verenigd Koninkrijk van 2 oktober 2001) dat de geluidshinder door vliegtuigen, wanneer die buitensporig is, de kwaliteit van het privé-leven van de omwonenden kan verminderen en dat die geluidshinder kan worden beschouwd hetzij als een tekortkoming in de positieve verplichting van de Staten om adequate maatregelen te nemen teneinde de rechten te beschermen die de verzoekers putten uit artikel 8, lid 1, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, hetzij als een inmenging van een overheid die moet worden verantwoord volgens de in het tweede lid van dat artikel opgesomde criteria. Er dient ter zake rekening te worden gehouden met een billijk evenwicht dat moet worden tot stand gebracht tussen de belangen van het individu en die van de maatschappij in haar geheel, waarbij de Staat, in de beide gevallen, een beoordelingsmarge geniet om te bepalen welke maatregelen dienen te worden genomen, in het bijzonder wanneer met de uitbating van een luchthaven een wettig doel wordt nagestreefd en men de negatieve gevolgen daarvan voor het leefmilieu niet volledig kan uitsluiten.
B.4.7. Onder dat voorbehoud kan worden aangenomen dat, wanneer geluidshinder afkomstig van vliegtuigen een ondraaglijk niveau bereikt, die hinder afbreuk kan doen aan de rechten die de omwonenden van een luchthaven aan artikel 22 van de Grondwet ontlenen.
B.4.8. Het recht op de bescherming van een gezond leefmilieu is weliswaar vervat in artikel 23 van de Grondwet. Daaruit zou echter niet kunnen worden afgeleid dat artikel 22 niet meer zou kunnen worden aangevoerd wanneer geluidshinder afbreuk kan doen aan de in dat artikel gewaarborgde eerbiediging van het privé-leven en het gezinsleven.
B.4.9. Uit de tekst zelf van artikel 22 van de Grondwet volgt dat de gewesten, bij de uitoefening van hun bevoegdheden, de eerbiediging van het privé-leven moeten waarborgen.
B.4.10. Krachtens artikel 6, § 1, II, 1o, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen zijn de gewesten bevoegd inzake de bescherming van het leefmilieu en de strijd tegen de geluidshinder. Artikel 6, § 1, X, 7o, van dezelfde bijzondere wet verleent hun bevoegdheid inzake de uitrusting en de uitbating van de luchthavens en de openbare vliegvelden, met uitzondering van de luchthaven Brussel-Nationaal.
B.4.11. Door de bestreden bepalingen aan te nemen heeft de decreetgever bevoegdheden uitgeoefend in aangelegenheden die hem toebehoren. Hierbij moest hij de eerbiediging van het privé-leven garanderen, overeenkomstig artikel 22, tweede lid, van de Grondwet.
Dat is de doelstelling die met de bestreden bepalingen wordt nagestreefd. Deze willen immers de omwonenden van luchthavens beschermen tegen de geluidshinder die wordt veroorzaakt door de uitbating daarvan.
B.4.12. Weliswaar vloeit uit artikel 22, eerste lid, van de Grondwet voort dat enkel de federale wetgever kan bepalen in welke gevallen en onder welke voorwaarden het recht op de eerbiediging van het privé-leven en het gezinsleven kan worden beperkt, maar die bevoegdheid kan redelijkerwijze slechts betrekking hebben op de algemene beperkingen van dit recht, die van toepassing zijn op welke aangelegenheid ook. Daarover anders oordelen zou betekenen dat bepaalde bevoegdheden van de gemeenschappen en de gewesten zouden worden uitgehold. De omstandigheid dat een inmenging in het privé-leven en het gezinsleven het gevolg is van de regeling van een welbepaalde aan de decreetgever toegewezen aangelegenheid doet geen afbreuk aan diens bevoegdheid.
B.4.13. Het middel dat is afgeleid uit de onbevoegdheid van de decreetgever is niet gegrond.
Ten aanzien van het eerste middel in de zaken nrs. 2303, 2432 en ten aanzien van het eerste onderdeel van het eerste middel in de zaken nrs. 2304 en 2431 samen B.5.1. De verzoekende partijen in de vier zaken voeren de schending aan van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, afzonderlijk of in samenhang gelezen met de artikelen 22 en 23, derde lid, 2o en 4o, ervan, artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij dat Verdrag. Zij verwijten de twee bestreden decreten dat zij de Waalse Regering het gebruik opleggen van de gemiddelde geluidsindicator Ldn om de zones met betrekking tot de blootstelling aan geluidshinder af te bakenen.
Dat criterium zou niet aangepast zijn om geluidshinder te beoordelen die wordt veroorzaakt door de exploitatie van een luchthaven die hoofdzakelijk 's nachts werkzaam is. Het zou tot gevolg hebben dat een discriminatie in het leven wordt geroepen ten aanzien van de omwonenden die in zone B van het plan met betrekking tot de blootstelling aan geluidshinder zijn gevestigd, in vergelijking met diegenen die in zone A zijn gevestigd, aangezien die beide categorieën van omwonenden aan juridisch verschillende stelsels zijn onderworpen terwijl zij dezelfde geluidspieken ondergaan.
De toepassing van de Ldn-geluidsindicator zou bovendien een discriminatie in het leven roepen, doordat zij de omwonenden die hoofdzakelijk 's nachts geluidshinder ondergaan en diegenen die hoofdzakelijk overdag geluidshinder ondergaan, op dezelfde wijze behandelt.
B.5.2. De verzoekende partijen zijn van mening dat enkel de toepassing van het Lmax-criterium het mogelijk zou maken de werkelijke gevolgen van het vliegtuiglawaai op hun nachtrust op adequate wijze te evalueren. Dat criterium beantwoordt aan het maximale geluidsniveau dat door het overvliegen van een vliegtuig wordt veroorzaakt en wordt in dB(A) opgemeten.
B.5.3. Volgens de Waalse Regering faalt het middel in rechte, vermits de Ldn-indicator reeds is aangewend in het decreet van het Waalse Gewest van 1 april 1999 tot wijziging van de wet van 18 juli 1973 betreffende de bestrijding van de geluidshinder, om de zone A van het plan met betrekking tot de blootstelling aan geluidshinder af te bakenen. Het middel zou aldus erop neerkomen dat het het voormelde decreet bekritiseert, terwijl daartegen geen enkel beroep werd ingesteld.
B.5.4. Artikel 1, 2o, van het decreet van 8 juni 2001 houdende wijziging van artikel 1bis van de wet van 18 juli 1973 betreffende de bestrijding van de geluidshinder definieert zone B van het plan met betrekking tot de blootstelling aan geluidshinder als zijnde die zone waarvoor de Ldn-indicator gelijk is aan of hoger dan 65 dB(A) en lager dan 70 dB(A).
Het decreet van 25 oktober 2001 tot wijziging van artikel 1bis van de wet van 18 juli 1973 bepaalt dat een al dan niet bebouwd onroerend goed, blootgesteld aan geluidshinder met een geluidsindicator Ldn die gelijk is aan of hoger dan 70 dB(A), geacht wordt deel uit te maken van zone A. Tevens wordt elk al dan niet bebouwd onroerend goed blootgesteld aan geluidshinder met een geluidsindicator die gelijk is aan of hoger dan 65 dB(A) en lager dan 70 dB(A), geacht wordt deel uit te maken van zone B. B.5.5. De bestreden decreten bepalen de omvang van zone B van het plan met betrekking tot de blootstelling aan geluidshinder met behulp van de geluidsindicator Ldn. De verzoekende partijen zijn gerechtigd om het ongeschikte karakter aan te voeren van het in het decreet aangewende criterium, ook al werd die indicator reeds aangewend in een vorig decreet. De door de Waalse Regering opgeworpen exceptie wordt bijgevolg verworpen.
B.5.6. Het Hof moet echter rekening houden met de parlementaire voorbereiding van het decreet van 1 april 1999 bij het onderzoek van de verantwoording van het door de decreetgever gekozen criterium om de verschillende zones met betrekking tot de blootstelling aan geluidshinder te definiëren, aangezien die verantwoording voor de eerste maal is verwoord naar aanleiding van de aanneming van dat decreet en in de bestreden decreten impliciet is bevestigd door de keuze van het Ldn-criterium om de omvang van zone B vast te stellen.
B.5.7. Het Hof moet tevens onderzoeken of er een objectieve en redelijke verantwoording bestaat om omwonenden die hoofdzakelijk overdag geluidshinder ondergaan en diegenen die hoofdzakelijk 's nachts geluidshinder ondergaan op dezelfde wijze te behandelen.
B.5.8. Met de aanneming van de betwiste decreten wilde de decreetgever een evenwicht tot stand brengen tussen de economische belangen van het Gewest en de bescherming van de gezondheid van de omwonenden die geluidshinder ondergaan wegens de uitbating van de luchthavens (Parl.
St. , Waals Parlement, 2000-2001, nr. 184/1, p. 2).
B.5.9. In de parlementaire voorbereiding van het decreet van 1 april 1999 wordt uiteengezet wat volgt : « het internationaal erkende Ldn-criterium is gekozen omdat het rekening houdt met vier parameters die verbonden zijn met het vliegtuiglawaai en die door specialisten als doorslaggevend zijn geïdentificeerd ten aanzien van de hinder die personen kunnen ondervinden : 1. het maximale geluidsniveau bij het overvliegen van elk vliegtuig : de geluidspiek;2. de overvliegtijd van elk vliegtuig (een minder lawaaierig vliegtuig maar dat minder snel vliegt kan als storender worden ervaren dan een meer lawaaierig vliegtuig dat sneller vliegt);3. het totale aantal vliegtuigen;4. het ogenblik waarop het vliegtuig overvliegt (overdag of 's nachts, met dien verstande dat in dat laatste geval, zelfs indien het vliegtuig hetzelfde lawaai maakt als overdag het als storender wordt ervaren.Aldus wordt er in de Ldn-berekening een strafpunt van 10 dB toegevoegd aan elke nachtvlucht, waardoor het mogelijk is de hinder die 's nachts wordt ervaren beter in kaart te brengen) » (Parl. St. , Waals Parlement, 1998-1999, nr. 485/4 en nr. 403/2, p. 6).
Wat betreft de keuze van de Ldn-geluidsindicator voor de luchthaven van Bierset die momenteel hoofdzakelijk 's nacht operationeel is, wordt in de parlementaire voorbereiding van het decreet van 8 juni 2001 vermeld dat de Waalse wetgever wilde « komen tot de definitie van een maximaal verkeer door zich te baseren op een extrapolatie van een fictieve situatie van volle activiteit op de luchthaven van Bierset » (Parl. St. , Waals Parlement, 2000-2001, nr. 184/5, p. 4; Hand ., 2000-2001, nr. 21, p. 6).
B.5.10. Het staat niet aan het Hof zijn beoordeling in de plaats te stellen van die van de decreetgever ten aanzien van de keuze van het criterium dat moet worden aangewend om rekening te houden met de geluidshinder die de omwonenden van de Waalse luchthavens ondergaan.
Het Hof is echter ertoe gehouden te onderzoeken of het gekozen criterium niet op een kennelijk onredelijke beoordeling berust.
B.5.11. Naast het feit dat in het Ldn-criterium rekening wordt gehouden met de geluidspieken, het aantal vliegtuigen en de overvliegtijd van elk vliegtuig, houdt dat criterium rekening met het volume van de nachtvluchten vermits het voor elke nachtvlucht een strafpunt van 10 dB(A) toepast.
Doordat het Waalse Gewest een criterium heeft aangenomen dat een gemiddelde vormt van het lawaai dat gedurende 24 uur door het luchtverkeer wordt veroorzaakt en doordat het die maatregel verantwoordt door het feit dat de luchthaven van Bierset op dusdanige wijze moet worden uitgebreid dat dit verkeer zowel 's nachts als overdag plaatsvindt, heeft het een maatregel genomen die niet op een beoordeling berust die kennelijk onredelijk is ten aanzien van de in B.5.8 beschreven doelstelling.
B.5.12. Voor het overige stelt het Hof vast dat, in tegenstelling tot wat de verzoekende partijen beweren, de decreetgever in zijn decreet van 8 juni 2001 gebruik heeft gemaakt van het LAmax-criterium. Dit criterium bepaalt immers, dat, voor wat betreft de luchthaven van Luik-Bierset, in de zone B van het plan met betrekking tot de blootstelling aan geluidshinder, de drempel van het maximale lawaai dat wordt veroorzaakt aan de grond 87 dB(A) bedraagt, uitgedrukt in Lmax.
Het decreet machtigt de Regering bovendien ertoe in Lmax uitgedrukte geluidsdrempels vast te stellen die niet mogen worden overschreden door de vliegtuigen die van de luchthavens van het Waalse Gewest gebruik maken tussen 22 uur en 7 uur.
Tijdens de parlementaire debatten die vooraf zijn gegaan aan de aanneming van het decreet van 8 juni 2001 is er verklaard dat « zones vaststellen zonder rekening te houden met de Lmax-waarde een wankele maatregel zou geweest zijn. Voor de omwonenden is het niet alleen belangrijk dat rekening wordt gehouden met het gemiddelde niveau van geluidshinder dat aan de hand van talrijke correctiefactoren wordt berekend; het is evenzeer belangrijk dat rekening wordt gehouden met de geluidspieken » (Parl. St. , Waals Parlement, 2000-2001, nr. 184/5, p. 4). De Lmax moest het mogelijk maken om de meest lawaaierige vliegtuigen uit te sluiten, zoals in herinnering werd gebracht naar aanleiding van de debatten die voorafgingen aan de aanneming van het decreet van 25 oktober 2001. De Lmax moest bovendien een bijkomende waarborg vormen, want « met de enkele Ldn-indicator zou het kunnen dat tien vliegtuigen die zeer lawaaierige nachtvluchten uitvoeren en de omwonenden zeer zeker wekken (zelfs indien hun woningen geïsoleerd zijn) de drempel van Ldn [70 dB(A)] niet overschrijden » (Parl. St. , Waals Parlement, 2000-2001, nr. 257/2, p. 10).
B.5.13. Ten aanzien van de vaststelling van de drempel van 87 dB(A) voor de zone B, werd die grens verantwoord door de omstandigheid dat vanuit het perspectief van de economische ontwikkeling het vereist was om langeafstandsvliegtuigen die op andere continenten vliegen te aanvaarden (Parl. St. , Waals Parlement, 2000-2001, nr. 184/5, p. 4).
Het decreet heeft tevens voorzien in de toepassing van sancties in geval van niet-inachtneming van die maximale geluidsdrempels aan de grond.
B.5.14 Uit wat voorafgaat vloeit voort dat de bestreden decreten, in zoverre zij gebruik maken van de geluidsindicator Ldn om de zone B af te bakenen van het plan met betrekking tot de blootstelling aan geluidshinder, niet discriminerend zijn.
B.6.1. Voorts wordt de bestreden decreten verweten dat ze een discriminatie in het leven roepen ten aanzien van de omwonenden die in de zone B van het plan met betrekking tot de blootstelling aan geluidshinder zijn opgenomen, aangezien sommigen onder hen geluidshinder ondergaan die identiek is met die welke de omwonenden van de zone A ondergaan, zonder dat zij een procedure tot terugkoop van hun woning door de Regering kunnen genieten, zoals dat het geval is voor de gebouwen die in de zone A van het plan met betrekking tot de blootstelling aan geluidshinder gelegen zijn.
B.6.2. Naar aanleiding van de besprekingen die zijn voorafgegaan aan de aanneming van het decreet van 8 juni 2001, heeft de decreetgever meermaals zijn bekommernis geuit dat ten aanzien van de omwonenden van zone A en die van zone B het billijkheidsbeginsel zo goed mogelijk in acht zou worden genomen (Parl. St. , Waals Parlement, 2000-2001, nr. 184/5, p. 10; Hand ., 2000-2001, nr. 22, p. 23).
B.6.3. Het is precies als antwoord op de grief die door de verzoekende partijen is aangevoerd dat het Waalse Gewest het decreet van 25 oktober 2001 heeft aangenomen. Volgens de memorie van toelichting had dat decreet tot doel om « te vermijden dat de verdeling van de zones van het plan met betrekking tot de blootstelling aan geluidshinder, die gebaseerd is op de omschrijving van omtrekken, het risico zou inhouden, dat situaties met een geluidshinder die gelijk is aan of hoger dan diegene die wordt erkend binnen één van de genoemde zones worden miskend, zonder dat de in de uitvoeringsbesluiten beoogde maatregelen erop kunnen worden toegepast » (Parl. St. , Waals Parlement, 2000-2001, nr. 257/1, p. 2). Die bedoeling is vertaald in die decreetsbepalingen, volgens welke de omwonenden van zone B de maatregel tot terugkoop van hun woning kunnen genieten, wanneer wordt aangetoond dat zij geluidshinder ondergaan waarvan de Ldn -indicator gelijk is aan of hoger dan 70 dB(A).
De decreetgever heeft aldus erover gewaakt dat, geval per geval, rekening kan worden gehouden met de situaties waarin de automatische toepassing van de aangenomen criteria ongeschikt zou blijken.
B.7. Het middel is niet gegrond.
Ten aanzien van het tweede middel in de zaak nr. 2303, het eerste middel en het tweede onderdeel van het tweede middel in de zaken nrs. 2304 en 2431, het derde middel in de zaak nr. 2304, alsmede het tweede middel in de zaak nr. 2432, samen B.8.1 De verzoekende partijen in de vier zaken die aan het Hof worden voorgelegd, voeren de ontstentenis van relevantie aan van de op 70 dB(A) vastgestelde drempel om de zone A af te bakenen, ten aanzien van de zone B van het plan met betrekking tot de blootstelling aan geluidshinder. Er wordt aangevoerd dat volgens door deskundigen uitgevoerde wetenschappelijke studies, de geluidshinder als ondraaglijk wordt omschreven boven de drempel van 66 dB(A) volgens de Ldn-indicator. Daaruit zou een discriminatie voortvloeien tussen de omwonenden van zone A en die van zone B, aangezien laatstgenoemden niet de gunstige maatregelen kunnen genieten die eerstgenoemden genieten, terwijl zij aan geluidshinder zouden worden blootgesteld die net zo schadelijk is voor hun gezondheid.
De verzoekende partijen in de zaak nr. 2304 beklagen zich bovendien erover dat de isolatiemaatregelen voor de gebouwen die gelegen zijn in zone B van het plan met betrekking tot de blootstelling aan geluidshinder, niet geschikt zijn wegens de graad van de geluidshinder die zij ondergaan en doordat die maatregelen de bewoners van de gebouwen het volle en volledige genot van hun woning ontzeggen, vermits zij erin opgesloten zullen moeten blijven, zonder mogelijkheid om hun tuin of terras te benutten, vanwege de ernstige en zelfs ondraaglijke geluidshinder die zij anders zouden moeten ondergaan.
B.8.2. De bestreden decreten definiëren de zone B van het plan met betrekking tot de blootstelling aan geluidshinder als zijnde de zone waarvoor de Ldn-indicator gelijk is aan of hoger dan 65 dB(A) en lager dan 70 dB(A).
Zoals het Hof reeds heeft aangegeven in B.5.12, heeft de decreetgever bovendien een maximumdrempel vastgesteld voor het lawaai dat aan de grond wordt veroorzaakt, die 87 dB(A) bedraagt en wordt uitgedrukt in Lmax, voor de vliegtuigen die 's nachts overvliegen en die 93 dB(A) bedraagt voor diegenen die tussen 7 uur en 22 uur overvliegen.
Het decreet van 8 juni 2001 bepaalt dat voor de voornaamste nachtruimten van de in zone B gelegen woningen isolatiewerken moeten worden uitgevoerd waarbij, via geëigende technieken, de inachtneming van een geluidsvermindering met 42 dB(A) wordt gewaarborgd. De vermindering van het lawaai in de voornaamste dagruimten van de woningen is vastgesteld op 38 dB(A).
B.8.3. Uit de parlementaire voorbereiding van het decreet van 8 juni 2001 volgt dat die maatregelen zijn ingevoerd teneinde te voldoen aan de door de Wereldgezondheidsorganisatie uitgevaardigde normen, zijnde een norm van 55 dB(A) overdag en 45 dB(A) 's nachts : geen enkel ontwaken zou te wijten zijn aan geluidshinder die gelijk is aan of lager ligt dan die waarde (Parl. St. , Waals Parlement, 2000-2001, nr. 184/5, pp. 5 en 6). Tijdens de parlementaire voorbereiding van het decreet van 25 oktober 2001 is gepreciseerd dat het daar om een resultaatverbintenis ging (Parl. St. , Waals Parlement, 2000-2001, nr. 257/2, p. 4).
De drempel van 70 dB(A) die de zone A afbakent van het plan met betrekking tot de blootstelling aan geluidshinder werd als volgt verantwoord : « [...] medische onderzoeken hebben aangetoond dat de geluidsniveaus die overeenstemmen met een Ldn-indicator = 70 dB(A) en meer, niet geschikt zijn voor woonzones » (Parl. St. , Waals Parlement, 1998-1999, nr. 485/4 en nr. 403/2, p. 6).
Die drempel is in vraag gesteld tijdens de parlementaire debatten die zijn voorafgegaan aan de aanneming van het decreet van 25 oktober 2001. Men heeft zich erover verbaasd dat in het ontwerp is afgestapt van de Bradley-normen die duidelijk aantoonden dat boven de Ldn 66 het niet mogelijk was om een redelijke uitbreiding van de luchthaven te overwegen in een woonzone, terwijl die normen voor de vorige Regering als referentie dienden (Parl.St. , Waals Parlement, 2000-2001, nr. 257/2, p. 9). Er werd op gewezen dat de meeste wetenschappelijke, technische of administratieve rapporten geen voorstaander waren van het Ldn 70 criterium voor woonzones. Er werd geantwoord dat « de norm van 70 Ldn, aangevuld met het gelijkheidsbeginsel en met aanzienlijke maatregelen voor de woningen die bloot staan aan geluidshinder van minder dan 70 Ldn, de goedkeuring zouden wegdragen van de gerechtelijke instanties die zich daarover zullen moeten uitspreken » (Parl. St. , Waals Parlement, 2000-2001, nr. 257/2, p. 10).
B.8.4. Het Hof is niet gemachtigd om zijn beoordeling in de plaats te stellen van die van de wetgever teneinde het geschikte criterium vast te stellen aan de hand waarvan laatstgenoemde de door hem vooropgestelde doelstelling kan bereiken. Daarentegen moet het Hof onderzoeken of de door de wetgever gemaakte keuze niet kennelijk willekeurig of onredelijk is.
B.8.5. De verzoekende partijen in de zaken nrs. 2303 en 2432 leggen, als bijlage bij hun verzoekschrift, verscheidene rapporten in verband met geluidsonderzoek voor.
Dat van het Brussels Instituut voor Milieubeheer merkt op dat, wat betreft het lawaai dat aan de buitenzijde van de woningen is opgemeten, een geluidsniveau tussen 65 en 70 dB(A) ondraaglijk en schadelijk is voor de gezondheid en dat doorgaans wordt aangenomen dat een persoon niet kan wonen in een zone die is blootgesteld aan vliegtuiglawaai van meer dan 65 dB(A) (pp. 30-1 en 30-3 van het rapport).
Een effectenstudie die is uitgevoerd door het bureau POLY'ART geeft aan dat de oplossing die erin bestaat om de bestaande woningen te voorzien van geluidsisolatie, zodat de drempel van 45 dB(A) in de slaapkamers niet wordt overschreden, de burgers zou verplichten om te leven in omstandigheden die ondraaglijk zouden zijn (p. 17 van het rapport). Hetzelfde bureau heeft tevens onderstreept dat de geluidsniveaus van meer dan Ldn = 66 dB(A) niet geschikt waren voor woonzones (pp. 17 en 45 van het rapport). Dit laatste standpunt werd tevens bevestigd door de werkgroep A-Tech (Acoustic Technologies), die door het Waalse Gewest is opgericht (punt 1.2., vierde alinea), evenals door de deskundige J.-S. Bradley, naar wie is verwezen in de parlementaire voorbereiding van de bestreden decreten.
B.8.6. De Waalse Regering betoogt in haar memorie dat de conclusies van het rapport Bradley verkeerd zijn vertaald. In dat rapport zou men onder ogen hebben gezien dat het onmogelijk was om woonzones die blootstaan aan geluidshinder van 66 dB(A) en meer uit te breiden maar niet om ze te handhaven. De Regering onderstreept tevens dat de conclusies van dat rapport gebaseerd zijn op de Canadese woonsituatie, zijnde huizen in hout die minder geluidsbestendig zijn dan gebouwen die bij ons worden opgetrokken, wat een verklaring zou vormen voor het feit dat het maximale geluidsniveau dat in Canada buiten is toegelaten wordt vastgesteld op 66 dB(A).
Ten aanzien van de grens van 70 dB(A), die het mogelijk maakt zone A van zone B te onderscheiden, verwijst de Regering naar het rapport van A-Tech om uit te leggen dat het om een drempel gaat boven welke de werken van geluidsdemping technisch moeilijk en duur zouden blijken, en zelfs onmogelijk, indien ze niet gepaard gaan met een versteviging van de structuur zelf van de gebouwen.
B.8.7. Het staat niet aan het Hof een beoordeling te geven van de conclusies van de verschillende door de deskundigen opgemaakte rapporten. Het Hof stelt echter vast dat geen enkel van die rapporten het mogelijk maakt te besluiten dat de omwonenden van de luchthaven van Bierset in hun woning zouden kunnen leven zonder dat hun recht op privé-leven op buitensporige wijze zou worden aangetast, wanneer zij worden blootgesteld aan geluidshinder die tussen 65 en 70 dB(A) bedraagt.
B.8.8. Wellicht is de indeling in zone B van de woningen waarin men aan dergelijke hinder wordt blootgesteld gemotiveerd door de technische mogelijkheid om ze te isoleren, terwijl boven 70 dB(A) die isolatie een versteviging van de structuur van de gebouwen zou vergen.
Uit alle rapporten blijkt echter dat die isolatiewerken het mogelijk zouden maken om de hinder op dusdanige wijze te verminderen dat de gezondheid van de omwonenden niet langer erdoor in gevaar wordt gebracht, maar op voorwaarde dat zij in hun woningen leven met gesloten ramen en deuren, wat overigens is bevestigd tijdens de parlementaire voorbereiding van het decreet van 25 oktober 2001 (Parl.
St. , Waals Parlement, 2000-2001, 184/5, pp. 12-14; Parl. St. , Waals Parlement, 2000-2001, nr. 21, p. 8; Parl. St. , Waals Parlement, 2001-2002, nr. 22, p. 16).
B.8.9. Hieruit volgt dat de bewoners van de zone B zich, vanuit het oogpunt van het recht op eerbiediging van hun privé-leven en hun gezinsleven, niet in een wezenlijk verschillende toestand bevinden dan die waarin de bewoners van zone A zich bevinden, zodat het bekritiseerde verschil in behandeling niet redelijk verantwoord is.
B.9. Het middel dat is afgeleid uit de schending van de artikelen 10 en 11, in samenhang gelezen met artikel 22 van de Grondwet, is gegrond.
Ten aanzien van het derde middel in de zaak nr. 2431 B.10.1. De verzoekende partijen voeren de schending aan, door het decreet van 25 oktober 2001, van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, afzonderlijk of in samenhang gelezen met de artikelen 22 en 23 ervan, alsmede met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, in zoverre de omwonenden van zone B, die worden beschouwd als wonende in een zone « met risico » een gratis opmeting kunnen genieten van de geluidshinder waaraan ze worden blootgesteld, terwijl de andere omwonenden de kosten in verband met de individuele opmetingen die op hen van toepassing zijn moeten voorschieten en die enkel terugbetaald krijgen indien hun beweringen gegrond worden verklaard.
B.10.2. Artikel 1, § 3, van het decreet van 25 oktober 2001 voegt een derde lid toe aan artikel 1bis , § 3, van de wet van 18 juli 1973 betreffende de bestrijding van de geluidshinder, waarvan punt 10 bepaalt dat de Regering kan overgaan tot opmetingen van het geluidsniveau op verschillende plaatsen of in verschillende wijken die met name in de rand van de zones gelegen zijn. Wanneer de opmetingen waartoe de Regering is overgegaan aangeven dat de aanspraak op het voordeel van één van de maatregelen waarin het decreet voorziet op het eerste gezicht gegrond blijkt, gaat de Regering op haar kosten over tot de noodzakelijke opmetingen. Indien echter de studie van de opmetingen van geluidsniveaus waartoe de Regering is overgegaan het niet mogelijk maakt om tot een dergelijke conclusie te komen, moet diegene die van mening is aanspraak te kunnen maken op het voordeel van dergelijke opmetingen de desbetreffende kosten voorschieten en krijgt hij die terugbetaald indien zijn bewering gegrond blijkt.
B.10.3. De bekritiseerde bepaling is in het decreet ingevoerd met een voorstel van amendement dat werd verantwoord als volgt : « Het eerste deel van punt 10 maakt het nog mogelijk om niet de situatie te benadelen van diegene die, aangezien zij niet over de middelen beschikt om de noodzakelijke kosten voor de uitvoering van opmetingen van geluidsniveaus voor te schieten, aan zijn aanspraak zou verzaken, terwijl de individuele aanvraag in redelijkheid niet onzinnig blijkt. » (Parl. St. , Waals Parlement, 2000-2001, nr. 257/2, amendement nr. 3, p. 3) B.10.4. De decreetgever vermocht te oordelen dat teneinde rekening te houden met de aanspraken van de omwonenden zonder de openbare middelen bloot te stellen aan ondoordachte aanvragen, het noodzakelijk was om kosteloze opmetingen enkel toe te staan voor bepaalde plaatsen of wijken waarvoor de aanvragen van de omwonenden op het eerste gezicht gegrond blijken. Zoals in het decreet zelf wordt aangegeven, beogen de in aanmerking genomen plaatsen en wijken, plaatsen die met name gelegen zijn in de rand van de zones van het plan met betrekking tot de blootstelling aan geluidshinder, waarvoor de Regering individuele aanvragen tot opmeting vanwege de omwonenden ontvangt.
Een dergelijke bepaling, die ertoe strekt de eventuele onvolmaaktheden te corrigeren van een situatieschets die op theoretische wijze is gemaakt met behulp van software, door aan de Regering toe te staan over te gaan tot gratis opmetingen voor de omwonenden zonder zich bloot te stellen aan roekeloze aanvragen, is redelijkerwijze verantwoord ten aanzien van de nagestreefde doelstelling.
B.11. Daaruit volgt dat het middel niet gegrond is.
Ten aanzien van het derde middel in de zaken nrs. 2303 en 2432 B.12. De verzoekende partijen verwijten de decreetgever dat hij geen effectenstudie of deskundigenonderzoek heeft uitgevoerd in verband met de weerslag die de uitbreiding van de nachtelijke activiteiten van de luchthaven zou hebben op de nachtrust van de omwonenden en de economie van het Gewest. Artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 22 van de Grondwet zouden aldus zijn miskend. De verzoekende partijen steunen hun stelling op het arrest dat op 2 oktober 2001 is gewezen door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak Hatton en andere t/Verenigd Koninkrijk.
B.13. Het middel dat geen enkel artikel van het bestreden decreet beoogt, is niet gericht tegen de inhoud daarvan maar tegen de ontstentenis van maatregelen waarmee de voorbereiding ervan had moeten gepaard gaan. Het Hof is niet bevoegd om te oordelen of de aanneming van een decreet had moeten zijn voorafgegaan door raadplegingen, studies of deskundigenonderzoeken.
Ten aanzien van het vierde middel in de zaak nr. 2304 B.14.1. De verzoekende partijen in de zaak nr. 2304 verwijten het decreet van 8 juni 2001 dat het in geen enkele steunmaatregel voorziet ten gunste van personen die eigenaar zijn van gebouwen die zij verhuren voor commerciële doeleinden of die zij gedeeltelijk gebruiken voor beroepsdoeleinden.
B.14.2. In tegenstelling tot wat de Waalse Regering in haar memorie beweert, is één van de verzoekende partijen een naamloze vennootschap die eigenaar is van een gebouw dat hoofdzakelijk bestemd is voor professioneel gebruik, zodat haar beroep ontvankelijk is.
B.14.3. Artikel 1bis van de wet van 18 juli 1973 betreffende de bestrijding van de geluidshinder, ingevoegd bij het decreet van het Waalse Gewest van 1 april 1999, machtigt de Waalse Regering ertoe maatregelen te nemen teneinde de omwonenden te beschermen die aan geluidshinder worden blootgesteld door de uitbating van de luchthavens en vliegvelden in het Waalse Gewest, zonder uitsluiting van de gebouwen die voor een handels- of beroepsactiviteit bestemd zijn.
B.14.4. Het staat niet aan het Hof de wijze te vermoeden waarop de in het voormelde artikel 1bis vervatte machtiging in werking zal worden gesteld. Het is evenmin bevoegd om een mogelijk nalaten door de Regering om van die machtiging gebruik te maken af te keuren wat betreft de gebouwen die gelegen zijn in zone B van het plan met betrekking tot de blootstelling aan geluidshinder en die bestemd zijn voor een handels- of beroepsactiviteit.
B.15. Het middel is niet gegrond.
Ten aanzien van het verzoekschrift tot tussenkomst in de zaken nrs. 2431 en 2432 B.16.1. De tussenkomende partijen verzoeken het Hof om gebruik te maken van artikel 91, 1o, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, door van het Waalse Gewest te vorderen dat het een aantal stukken overlegt.
De tussenkomende partijen vorderen tevens dat een deskundigenonderzoek zou worden uitgevoerd op grond van de artikelen 91, 5o, en 94, van dezelfde bijzondere wet.
B.16.2. In de veronderstelling dat de tussenkomende partijen om onderzoeksmaatregelen zouden kunnen verzoeken die niet werden gevorderd in de verzoekschriften, ter staving waarvan zij tussenkomen, blijkt niet dat die maatregelen nodig kunnen zijn voor de oplossing van de rechtsvragen die het Hof moet beslechten.
Om die redenen, het Hof 1. vernietigt in artikel 1bis van de wet van 18 juli 1973 betreffende de bestrijding van de geluidshinder, ingevoegd bij het decreet van het Waalse Gewest van 1 april 1999, en bij de decreten van het Waalse Gewest van 8 juni 2001 en 25 oktober 2001 : a) paragraaf 2, derde laatste lid, luidend als volgt : « De tweede zone van het plan m.b.t. de blootstelling aan geluidshinder, zone B genoemd, vertoont een geluidsindicator Ldn van minimum 65 dB(A) die minder bedraagt dan 70 dB(A) »; b) paragraaf 3, tweede lid, 2o, luidend als volgt : « 2o wordt elk al dan niet bebouwd onroerend goed blootgesteld aan de geluidshinder met een geluidsindicator Ldn van 65 dB(A) of meer en minder dan 70 dB(A), geacht deel uit te maken van zone B »;2. verwerpt de beroepen voor het overige. Aldus uitgesproken in het Frans, het Nederlands en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 30 april 2003.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.
De voorzitter, M. Melchior.