gepubliceerd op 14 juni 2002
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 26 april 2002 in zake J.-P. Ury tegen de n.v. Arte, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 3 mei 200 1. « of het gelijkheidsbeginsel vervat in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet al dan niet geschon(...)
ARBITRAGEHOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 26 april 2002 in zake J.-P. Ury tegen de n.v. Arte, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 3 mei 2002, heeft het Hof van Beroep te Brussel de prejudiciële vragen gesteld 1. « of het gelijkheidsbeginsel vervat in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet al dan niet geschonden is door de discriminatoire behandeling gemaakt in de artikelen 40 en 41 van het koninklijk besluit van 20 juli 1964 tot coördinering van de wetten op het handelsregister tussen, enerzijds, de handelaren met activiteiten, wiens vordering onontvankelijk wordt verklaard bij gebrek aan inschrijving in het handelsregister en, anderzijds, de handelaren die hun activiteiten hebben gestaakt en geen onontvankelijkheid van hun vordering meer oplopen, ofschoon ze nooit een inschrijving in het handelsregister hebben genomen »;2. « of het gelijkheidsbeginsel vervat in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet al dan niet geschonden is door de discriminatoire behandeling van de handelaars in de artikelen 41 en 42 van het koninklijk besluit van 20 juli 1964 tot coördinering van de wetten op het handelsregister, doordat artikel 41 enkel slaat op handelaars op het ogenblik van de dagvaarding, dit wil zeggen met uitsluiting van handelaars die hun handelswerkzaamheden op dat ogenblik hebben gestaakt, terwijl artikel 42, door het ruimer begrip ' verzoeker ' te gebruiken, mogelijk zowel betrekking heeft op handelaars als op ex-handelaars ». Die zaak is ingeschreven onder nummer 2434 van de rol van het Hof.
De griffier, L. Potoms.