gepubliceerd op 24 februari 2001
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arresten van 19 december 2000 in zake het Fonds voor de Beroepsziekten tegen L. Vendrame en G. Markopoulos, waarvan de expedities ter griffie « 1. Schendt artikel 20 van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het ` handvest ' van de soci(...)
ARBITRAGEHOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arresten van 19 december 2000 in zake het Fonds voor de Beroepsziekten tegen L. Vendrame en G. Markopoulos, waarvan de expedities ter griffie van het Arbitragehof zijn ingekomen op 27 december 2000, heeft het Arbeidshof te Luik de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Schendt artikel 20 van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het ` handvest ' van de sociaal verzekerde, in het kader van de op 3 juni 1970 gecoördineerde wetten betreffende de schadeloosstelling voor beroepsziekten, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in voorkomend geval in samenhang gelezen met artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, indien het in die zin wordt geïnterpreteerd : - dat het voor het recht op verwijlintresten slechts van toepassing is op de sociaal verzekerde rechthebbenden die de toekenning van die prestaties uitsluitend verkrijgen krachtens een administratieve beslissing van het Fonds voor de Beroepsziekten, - met uitsluiting van diegenen die gedwongen zijn in rechte te treden voor de gerechtelijke instanties en wier prestaties zullen worden uitbetaald ter uitvoering van een uitvoerbare gerechtelijke beslissing waarbij de administratieve beslissing tot weigering om de verzwaring van de arbeidsongeschiktheid te erkennen, teniet wordt gedaan, zodat de verwijlintresten verschuldigd zijn met toepassing van artikel 1153 van het Burgerlijk Wetboek, en niet vanaf de datum van opeisbaarheid die in beginsel in het handvest van de sociaal verzekerde in aanmerking wordt genomen ? 2. Schendt artikel 20 van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het ` handvest ' van de sociaal verzekerde, in het kader van de op 3 juni 1970 gecoördineerde wetten betreffende de schadeloosstelling voor beroepsziekten, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in voorkomend geval in samenhang gelezen et artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, indien het in die zin wordt geïnterpreteerd : - dat het voor het recht op verwijlintresten slechts van toepassing is op de sociaal verzekerde rechthebbenden die de toekenning van die prestaties uitsluitend verkrijgen krachtens een administratieve beslissing van het Fonds voor de Beroepsziekten, - met uitsluiting van diegenen die gedwongen zijn in rechte te treden voor de gerechtelijke instanties en wier prestaties zullen worden uitbetaald ter uitvoering van een uitvoerbare gerechtelijke beslissing waarbij de administratieve beslissing teniet wordt gedaan, te dezen een beslissing tot toekenning waarbij niet de volledige verzwaring van de arbeidsongeschiktheid van de werknemer wordt erkend, zodat de verwijlintresten verschuldigd zijn met toepassing van artikel 1153 van het Burgerlijk Wetboek ? » Die zaken zijn ingeschreven onder de nummers 2102 en 2103 van de rol van het Hof en werden samengevoegd. De griffier, L. Potoms.