gepubliceerd op 30 juni 2000
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 5 april 2000 in zake de n.v. Sabena tegen M. Grimard, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 13 apri « Schendt de gezamenlijke toepassing van artikel 103 van de [herstel]wet van 22 januari 1985 [houde(...)
ARBITRAGEHOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 5 april 2000 in zake de n.v. Sabena tegen M. Grimard, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 13 april 2000, heeft het Arbeidshof te Brussel de volgende prejudiciële vragen gesteld : « Schendt de gezamenlijke toepassing van artikel 103 van de [herstel]wet van 22 januari 1985 [houdende sociale bepalingen] en van artikel 39 van de wet van 3 juli 1978 [betreffende de arbeidsovereenkomsten] de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre de werknemer die wordt ontslagen wanneer hij zijn arbeidsprestaties volledig heeft onderbroken, recht heeft op een opzeggingsvergoeding berekend op basis van het loon dat overeenstemt met een voltijdse betrekking die hij uitoefende vóór de volledige onderbreking van zijn arbeidsprestaties (artikel 101 van de wet), terwijl de werknemer die tijdelijk, of op eigen verzoek, of ingaand op een verzoek van de werkgever, zijn arbeidsprestaties heeft verminderd, recht heeft op een opzeggingsvergoeding waarvan de omvang weliswaar wordt berekend alsof hij zijn prestaties niet had verminderd, maar waarvan het bedrag wordt bepaald op basis van het lopende loon, dat overeenstemt met zijn verminderde activiteit ? Schendt artikel 101 van de [herstel]wet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, zoals het van toepassing was op de datum van de onderbreking, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het bepaalt dat wanneer de werkgever van een werknemer die de uitvoering van zijn arbeidsovereenkomst volledig heeft opgeschort, de overeenkomst opzegt zonder dringende of voldoende reden, hij gehouden is aan deze laatste een forfaitaire vergoeding te betalen die gelijk is aan het loon van 6 maanden, zonder dat die bescherming wordt uitgebreid tot de werknemer die gewoon zijn prestaties heeft verminderd krachtens artikel 102 van dezelfde wet ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 1947 van de rol van het Hof.
De griffier, L. Potoms.
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 10 april 2000 in zake R. Celli tegen het « Agence wallonne pour l'intégration des personnes handicapées », waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 14 april 2000, heeft de Arbeidsrechtbank te Bergen de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen 2, 1°, e) en 23 van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het « handvest » van de sociaal verzekerde en/of artikel 26 van de wet van 16 april 1963 betreffende de sociale reclassering van de minder-validen, zoals van kracht op 1 januari 1997, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat de mindervaliden die tegemoetkomingen genieten krachtens de wet van 27 februari 1987 over een beroepstermijn van drie maanden beschikken om zich tot de arbeidsrechtbank te wenden, terwijl de mindervaliden aan wie het voordeel van de bepalingen van de wet van 16 april 1963 betreffende de sociale reclassering van de minder-validen is toegekend, slechts over een termijn van één maand beschikken ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 1949 van de rol van het Hof.
De griffier, L. Potoms.