gepubliceerd op 30 oktober 2024
Besluit van de Regering tot bepaling van minimale personeelsnormen in woonzorgcentra voor ouderen
29 FEBRUARI 2024. - Besluit van de Regering tot bepaling van minimale personeelsnormen in woonzorgcentra voor ouderen
Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op het
decreet van 13 december 2018Relevante gevonden documenten
type
decreet
prom.
13/12/2018
pub.
28/05/2019
numac
2019200641
bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
Decreet betreffende het aanbod aan diensten voor ouderen en personen met ondersteuningsbehoefte, alsook betreffende palliatieve zorg
sluiten betreffende het aanbod aan diensten voor ouderen en personen met ondersteuningsbehoefte, alsook betreffende palliatieve zorg, artikel 6, derde lid, artikel 32, § 2, tweede lid, 3°, artikel 35, derde lid, artikel 79, § 3, en artikel 84, § 1, tweede lid;
Gelet op het besluit van de Regering van 26 februari 1997 over de erkenningsvoorwaarden voor woon-, begeleidings- en verzorgingsstructuren voor bejaarden;
Gelet op het koninklijk besluit van 21 september 2004Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 21/09/2004 pub. 28/10/2004 numac 2004022802 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit houdende vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning als rust- en verzorgingstehuis of als centrum voor dagverzorging sluiten houdende vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning als rust- en verzorgingstehuis, als centrum voor dagverzorging of als centrum voor niet-aangeboren hersenletsels;
Gelet op het ministerieel besluit van 6 november 2003Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 06/11/2003 pub. 26/11/2003 numac 2003023017 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Ministerieel besluit tot vaststelling van het bedrag en de voorwaarden voor de toekenning van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 37, § 12, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, in de rust- en verzorgingstehuizen en in de rustoorden voor bejaarden sluiten tot vaststelling van het bedrag en de voorwaarden voor de toekenning van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 37, § 12, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, in de rust- en verzorgingstehuizen en in de rustoorden voor bejaarden;
Gelet op advies 65/2023 van de Gegevensbeschermingsautoriteit, gegeven op 24 maart 2023;
Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 12 juli 2023;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister-President, bevoegd voor Begroting, d.d. 14 juli 2023;
Gelet op het advies van de Adviescommissie voor de ondersteuning van ouderen, gegeven op 12 oktober 2023;
Gelet op advies 74.543/3 van de Raad van State, gegeven op 6 november 2023, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de minister bevoegd voor het Ouderenbeleid;
Na beraadslaging, Besluit :
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° decreet: het decreet van 13 december 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 13/12/2018 pub. 28/05/2019 numac 2019200641 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Decreet betreffende het aanbod aan diensten voor ouderen en personen met ondersteuningsbehoefte, alsook betreffende palliatieve zorg sluiten betreffende het aanbod aan diensten voor ouderen en personen met ondersteuningsbehoefte, alsook betreffende palliatieve zorg;2° Minister: de minister bevoegd voor het Ouderenbeleid;3° woonzorgcentrum: het woonzorgcentrum voor ouderen in de zin van artikel 24 van het decreet;4° administratie: het departement van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap dat bevoegd is voor het Ouderenbeleid;5° besluit van 26 februari 1997: het besluit van de Regering van 26 februari 1997 over de erkenningsvoorwaarden voor woon-, begeleidings- en verzorgingsstructuren voor bejaarden;6° continuïteit van de zorg: doorlopend en consistent zorgproces voor een bewoner, ongeacht door wie of waar de begeleiding wordt uitgevoerd;7° wooneenheid: deel van een woonzorgcentrum dat zo georganiseerd is dat de bewoners in een zo vertrouwd mogelijke gemeenschappelijke omgeving leven en dat de referentiezorg kan worden toegepast;8° zorgdossier: de verzorgingsdocumentatie vermeld in bijlage A, hoofdstuk 3, punt 3, b), van het besluit van 26 februari 1997;9° begeleidingsdossier: voor elke bewoner aan te leggen dossier dat volgende inlichtingen bevat: a) de problemen en ressources van de bewoner in de activiteiten van het dagelijks leven (ADL);b) de waarnemingen en opmerkingen van het reactiverings-, activerings- en begeleidingspersoneel;c) het individuele begeleidingsplan dat samen met de bewoner uitgewerkt wordt met het oog op zijn welbevinden en zijn levenskwaliteit;d) concrete individuele doelstellingen volgens de SMART-criteria (specifiek, meetbaar, aangepast, realiseerbaar, met tijdsaanduidingen);e) de wilsverklaring voor het dagelijks welbevinden, voor zover de bewoner die ingevuld heeft;10° medisch dossier: het dossier vermeld in bijlage A, hoofdstuk 3, punt 3, a), van het besluit van 26 februari 1997;11° gestructureerde permanentiedienst: verpleegkundige dienst die op bepaalde en regelmatig terugkerende tijdstippen kan worden opgeroepen;12° niet-gestructureerde permanentiedienst: verpleegkundige dienst die kan worden opgeroepen wanneer om onvoorziene redenen geen verpleegkundige aanwezig was;13° geïntegreerde zorg en begeleiding: gestructureerde, verplichte samenwerking van de verschillende beroepsgroepen die tot doel heeft ervoor te zorgen dat de levenskwaliteit van de oudere centraal staat bij alle inspanningen die ze zich getroosten.Ze heeft ook tot doel de tevredenheid en het welbevinden van de referentiepersonen en de personeelsleden te bevorderen; 14° gezondheidspersoneel: personeelsleden uit volgende beroepsgroepen: a) verzorgend en verplegend personeel;b) beoefenaars van een paramedisch beroep;c) kinesitherapeuten;15° verzorgend en verplegend personeel: personeelsleden uit volgende beroepsgroepen: a) houders van een bachelordiploma sanitaire en verpleegkundige wetenschappen of houders van een brevet sanitaire en verpleegkundige wetenschappen;b) zorgkundigen;16° reactiveringspersoneel: personeelsleden uit volgende beroepsgroepen: a) kinesitherapeuten die zowel therapieën als activeringsmaatregelen individueel of in groep aanbieden;b) ergotherapeuten;c) logopedisten;17° activeringspersoneel: paramedisch personeel dat geen ergotherapeut of logopedist is en personeel met een bachelordiploma dat geen gezondheidspersoneel is, dat de bewoners in het dagelijks leven begeleidt en zowel individueel als in groep activeringsmaatregelen aanbiedt.
Art. 2.Voor het behoud van de exploitatievergunning zijn woonzorgcentra ertoe verplicht de in dit besluit vastgelegde normen na te leven.
Art. 3.Voor zover in dit besluit verwezen wordt naar gereglementeerde beroepen in de zin van artikel 2, § 1, a), van de wet van 12 februari 2008Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/02/2008 pub. 02/04/2008 numac 2008011094 bron programmatorische federale overheidsdienst wetenschapsbeleid Wet tot instelling van een nieuw algemeen kader voor de erkenning van EG-beroepskwalificaties sluiten tot instelling van een algemeen kader voor de erkenning van EU-beroepskwalificaties of naar beroepen gereglementeerd bij of krachtens de gecoördineerde wet van 10 mei 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009276 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009275 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009277 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent sluiten betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, kan het woonzorgcentrum bewijzen dat de betrokken personeelsleden bevoegd zijn om alle handelingen uit te voeren die in België aan die beroepen voorbehouden zijn.
Art. 4.Het woonzorgcentrum zet het personeel zo in dat de inachtneming van de referentiezorg wordt gewaarborgd.
Met behoud van de toepassing van de bepalingen vervat in de hoofdstukken 2 en 3 beschikt elk woonzorgcentrum te allen tijde over een voldoende aantal gekwalificeerde personeelsleden, opdat: 1° de bewoners de noodzakelijke verzorging en begeleiding krijgen die ze nodig hebben;2° de bepalingen inzake doelstelling en dienstverleningsprincipes vermeld in de artikelen 5 en 6 van het decreet worden nageleefd;3° de continuïteit van de zorg wordt gewaarborgd door het woonzorgcentrum.
Art. 5.§ 1 - Ter waarborging van de vereisten gesteld in artikel 4 stelt het woonzorgcentrum verpleegkundigen en zorgkundigen, kinesitherapeuten en/of ergotherapeuten, alsook in voorkomend geval ander paramedisch personeel, activeringspersoneel en begeleidingspersoneel aan op basis van een arbeidsovereenkomst.
Voor zover het vereiste gesteld in het eerste lid niet kan worden nageleefd, kunnen de zorg- en gezondheidsverstrekkingen waarop bewoners met toepassing van het decreet en dit besluit een beroep doen, geheel of gedeeltelijk worden verstrekt door beroepsbeoefenaars uit de volgende beroepsgroepen die een dienstverleningsovereenkomst met het woonzorgcentrum hebben gesloten of die in het kader van een uitzendarbeidsovereenkomst een opdracht voor het woonzorgcentrum uitvoeren: 1° verpleegkundigen;2° zorgkundigen;3° kinesitherapeuten;4° ergotherapeuten;5° logopedisten. Het woonzorgcentrum mag de verstrekkingen die met toepassing van het tweede lid, 1° en 2°, door externe beroepsbeoefenaars worden verstrekt, niet extra aanrekenen aan de bewoners. Voor zover een arts verstrekkingen van de in het tweede lid, 3° tot 5°, vermelde beroepsbeoefenaars voorgeschreven heeft, mag het woonzorgcentrum die niet aanrekenen aan de bewoners. § 2 - Het woonzorgcentrum kan de in dit besluit bepaalde functies, met uitzondering van de functies bepaald in § 1, tweede lid, bezetten met personeel dat niet aan de gestelde diplomavereisten voldoet, als: 1° een buitengewoon nuttige beroepservaring wordt bewezen;2° of een voor de beoogde functie bijzondere opleiding wordt bewezen;3° en een bewezen tekort aan arbeidskrachten voor de vereiste kwalificaties heerst.
Art. 6.Als bewijs voor de naleving van de overeenkomstig de hoofdstukken 2 en 3 bepaalde aanstellingsomvang of te presteren uren kunnen de door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid afgegeven attesten en alle andere nuttige personeelsdocumenten dienen, alsook de door het woonzorgcentrum verstrekte personeelsgegevens en inlichtingen over de gepresteerde uren.
Art. 7.Geen enkel personeelslid van het woonzorgcentrum mag bij een in kracht van gewijsde gegaan vonnis in België veroordeeld zijn wegens een van de misdrijven vermeld in boek II, titel VIII, hoofdstukken I, I/1, II, IIIbis/1, IIIter/1, IIIquater, IV, IVter en VI, en titel IX, hoofdstukken I en II, van het Strafwetboek, tenzij de veroordeling voorwaardelijk was en de veroordeelde het recht op uitstel van de tenuitvoerlegging van de straf niet verloren heeft of als de veroordeelde feiten geen verband houden met een soortgelijke activiteit en er vijf jaar verstreken is sinds de uitspraak van het vonnis of sinds het einde van de vrijheidsberoving.
Geen enkel personeelslid mag bij een in kracht van gewijsde gegaan vonnis in het buitenland veroordeeld zijn wegens een misdrijf dat vergelijkbaar is met een van de misdrijven bedoeld in het eerste lid.
De personeelsleden zijn ertoe verplicht bij aanwerving of op verzoek een desbetreffend actueel uittreksel uit het strafregister voor te leggen aan het woonzorgcentrum. Op verzoek van de overeenkomstig artikel 83 van het decreet aangestelde inspecteurs moeten het woonzorgcentrum of de betrokken personeelsleden een actueel, voor een overheid bestemd uittreksel uit het strafregister voorleggen.
Art. 8.Het woonzorgcentrum beschrijft in het jaarlijks in te dienen activiteitenverslag de kwaliteit van de verzorging en begeleiding in de instelling. Dat verslag wordt opgesteld door de beroepsbeoefenaars voor geïntegreerde zorg en begeleiding, in samenwerking met de leiding van het woonzorgcentrum en de coördinerend arts.
Art. 9.§ 1 - Het woonzorgcentrum zorgt ervoor dat zijn personeelsleden deelnemen aan de volgende maatregelen om zich in te werken en voortgezette opleidingen te volgen: 1° personeel dat bij de verzorging en/of begeleiding van de bewoners betrokken is of dat rechtstreeks in contact staat met de bewoners: a) is ertoe verplicht deel te nemen aan de inwerkingscursus overeenkomstig paragraaf 2;b) is ertoe verplicht deel te nemen aan een permanente vorming overeenkomstig paragraaf 3;2° het hoofd van de wooneenheid en het hoofd van het woonzorgcentrum voor ouderen: a) volgen een opleiding voor leidinggevenden overeenkomstig paragraaf 4;b) zijn ertoe verplicht deel te nemen aan een permanente vorming overeenkomstig paragraaf 3. § 2 - De personeelsleden vermeld in § 1, 1°, zijn ertoe verplicht binnen 24 maanden na aanvang van de activiteit een door de bevoegde minister erkende inwerkingscursus te volgen.
Met behoud van de toepassing van paragraaf 4 zijn hoofden van een wooneenheid ook verplicht om deel te nemen aan de inwerkingscursus.
Gezondheidspersoneel is vrijgesteld van de verplichting vermeld in het eerste lid. § 3 - De in § 1, 1°, vermelde personeelsleden zijn ertoe verplicht jaarlijks voortgezette opleiding te volgen op het gebied van hun actuele taken voor het woonzorgcentrum.
De voortgezette opleiding vermeld in het eerste lid bedraagt: 1° vijftien uren per jaar voor gezondheidspersoneel, activeringspersoneel en leidinggevend personeel;2° acht uren per jaar voor begeleidingspersoneel en ondersteunend personeel. Voortgezette opleidingen die de duur vermeld in het tweede lid overschrijden, kunnen binnen een periode van twee jaar worden voltooid. In dat geval bedraagt: 1° de voortgezette opleiding voor gezondheidspersoneel en leidinggevend personeel dertig uren;2° de voortgezette opleiding voor begeleidingspersoneel en ondersteunend personeel zestien uren. § 4 - Het in § 1, 2°, vermelde leidinggevend personeel voltooit, vóór opneming van zijn functie, een door de bevoegde minister erkende opleiding voor leidinggevenden of voltooit die binnen 24 maanden na opneming van de functie. § 5 - Tijdens de periode waarin een personeelslid de in paragraaf 2 vermelde inwerkingscursus of de leidinggevende de in paragraaf 4 vermelde opleiding volgt, zijn die personen bevrijd van de in paragraaf 3 vermelde verplichting om voortgezette opleiding te volgen. § 6 - Het woonzorgcentrum dient de volgende documenten in bij de administratie: 1° de overeenkomst waaruit duidelijk blijkt welke functie en welke taken het personeelslid dan wel de leidinggevende uitoefent;2° een attest van de voltooide inwerkingscursus of, naargelang van het geval, een attest van de voltooide opleiding voor leidinggevenden, met de gedetailleerde inhoud van de opleiding in kwestie;3° een bevestiging dat het personeelslid of, naargelang van het geval, de leidinggevende heeft deelgenomen aan de jaarlijkse voortgezette opleidingen, met een korte beschrijving van de inhoud van die opleidingen. HOOFDSTUK 2. - Minimale personeelsnormen voor de wooneenheden Afdeling 1. - Opsplitsing van het woonzorgcentrum in wooneenheden
Art. 10.§ 1 - Alle bewoners van een woonzorgcentrum worden aan een wooneenheid toegewezen. Daartoe vat elk woonzorgcentrum de goedgekeurde ondersteuningscapaciteit samen in wooneenheden van dertig plaatsen.
Om architectonische redenen kan een wooneenheid 10 groter of kleiner zijn dan de drempelwaarde bepaald in het eerste lid. § 2 - In afwijking van paragraaf 1 gelden volgende nadere regels per begonnen schijf van dertig plaatsen die nog niet bij een wooneenheid zijn ingedeeld: 1° een begonnen schijf tot vijftien plaatsen wordt gelijkmatig verdeeld over alle bestaande wooneenheden;2° vanaf een schijf van minstens 16 tot 30 plaatsen wordt een nieuwe wooneenheid gecreëerd, waarbij de plaatsen van die schijf en de plaatsen van de bestaande wooneenheden gelijkmatig worden verdeeld. § 3 - In gemotiveerde architectonische uitzonderingsgevallen kan de Minister aan het woonzorgcentrum een afwijking van de in de paragrafen 1 en 2 vermelde vereisten toestaan.
Daartoe dient het woonzorgcentrum bij de administratie een gemotiveerd standpunt in waaruit blijkt waarom de in de paragrafen 1 en 2 gestelde vereisten niet kunnen worden nageleefd.
Als de Minister een afwijking toestaat, is die voor onbepaalde duur.
De afwijking is echter hoogstens geldig tot het tijdstip waarop de ondersteuningscapaciteit verandert of verbouwingswerken in het woonzorgcentrum worden uitgevoerd. In die gevallen gelden de vereisten gesteld in de paragrafen 1 en 2. § 4 - De in dit hoofdstuk gestelde vereisten zijn van toepassing op een wooneenheid. Afdeling 2. - Gezondheidspersoneel
Art. 11.Elk woonzorgcentrum beschikt per wooneenheid en gemeten in voltijdsequivalenten over zes leden van het verzorgend en verplegend personeel.
De verpleegkundigen kunnen in alle wooneenheden werken.
De zorgkundigen worden toegewezen aan wooneenheden. Alleen in uitzonderlijke situaties kunnen zorgkundigen in een andere wooneenheid werkzaam zijn.
Met behoud van de toepassing van het eerste lid wordt gewaarborgd dat er overdag van 7.00 uur tot 21.00 uur permanent één zorgkundige per wooneenheid aanwezig is.
Art. 12.§ 1 - Elk woonzorgcentrum beschikt per wooneenheid en gemeten in voltijdsequivalenten over één beroepsbeoefenaar uit elk van de volgende beroepsgroepen: 1° kinesitherapeuten;2° ergotherapeuten;3° logopedisten. Voor de toepassing van het eerste lid zorgt het woonzorgcentrum ervoor dat de functies van kinesitherapeut en ergotherapeut voldoende beschikbaar zijn om kwalitatief hoogstaande hulp, begeleiding en verzorging te bieden die is afgestemd op de noden van de bewoners. De functie van logopedist wordt aangeboden op basis van de behoeften van de bewoners. § 2 - In afwijking van paragraaf 1 kunnen activeringsmaatregelen worden uitgevoerd door andere daartoe bevoegde beroepsbeoefenaars met minstens een bachelordiploma of met een paramedisch beroep, op voorwaarde dat, gemeten in voltijdsequivalenten, telkens minstens één kinesitherapeut en ergotherapeut beschikbaar is, er een bewezen tekort aan arbeidskrachten voor de overeenkomstig paragraaf 1 vereiste kwalificaties is, en ze: 1° buitengewoon nuttige beroepservaring hebben;2° of een bijzondere opleiding voor de betrokken functie hebben. Het reactiveringspersoneel en het activeringspersoneel wordt bij voorkeur aan de wooneenheden toegewezen.
In afwijking van het tweede lid kan het reactiveringspersoneel en activeringspersoneel in alle wooneenheden werken, als er niet genoeg reactiveringspersoneel of activeringspersoneel ter beschikking staat om dat personeel aan de wooneenheden te kunnen toewijzen. Afdeling 3. - Begeleidingspersoneel en ondersteunend personeel
Art. 13.Elke wooneenheid beschikt over twee ADL-begeleiders, gemeten in voltijdsequivalenten.
De begeleiding van de bewoners staat centraal wat de taken betreft.
Die taken omvatten minstens: 1° de ondersteuning van de bewoners bij de vormgeving en planning van hun dagelijks leven;2° de planning en uitvoering van zinvolle activiteiten met de bewoners;3° de eenvoudige ondersteuning van het verzorgend en verplegend personeel bij verpleegkundige maatregelen, in geringe mate en met inachtneming van de beperking inzake voorbehouden activiteiten opgelegd bij of krachtens de gecoördineerde wet van 10 mei 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009276 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009275 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009277 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent sluiten betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen. Deze functie kan ook worden uitgeoefend door personeelsleden met een van de volgende beroepskwalificaties: 1° opleiding tot gezins- en ouderenhulp;2° eindgetuigschrift van het hoger technisch secundair onderwijs in de studierichting Opvoeding en het bekwaamheidsgetuigschrift van het zesde jaar van het technisch secundair onderwijs in de studierichting Opvoeding.
Art. 14.Elke wooneenheid heeft voldoende schoonmaakpersoneel om de naleving te waarborgen van de eisen inzake hygiëne en netheid die zijn vastgelegd overeenkomstig het besluit van de Regering van 26 februari 1997.
In afwijking van artikel 10, § 4, kan het schoonmaakpersoneel in het weekend en in uitzonderlijke situaties in alle wooneenheden worden ingezet.
Art. 15.Elke wooneenheid beschikt over één wooneenheidsassistent, gemeten in voltijdsequivalenten.
De taken van de wooneenheidsassistent omvatten minstens de logistieke ondersteuning voor de wooneenheid.
In afwijking van artikel 10, § 4, kunnen de wooneenheidsassistenten in het weekend en in uitzonderlijke situaties in alle wooneenheden worden ingezet. Afdeling 4. - Leiding van een wooneenheid
Art. 16.Elke wooneenheid beschikt over een wooneenheidshoofd met een aanstellingsomvang van minstens 0,8 voltijdsequivalent en met minstens een bachelordiploma of een graduaat gezondheidszorg en verpleegkunde of een brevet gezondheidszorg en verpleegkunde.
Het hoofd van een wooneenheid heeft minstens de volgende taken: 1° het bevordert en coördineert de multidisciplinaire samenwerking van alle beroepsgroepen die in de wooneenheid werken;2° het is de contactpersoon voor de referentiepersonen;3° het bevordert en coördineert de samenwerking met vrijwillige dienstverleners;4° het zet zich in voor de concrete naleving van de dienstverleningsprincipes en doelstellingen bepaald in de artikelen 5 en 6 van het decreet en werkt een specifiek concept voor de wooneenheid uit dat gericht is op de behoeften van de ouderen die in de wooneenheid leven;5° het zorgt ervoor dat zowel het verzorgend en verplegend personeel als het reactiverings-, activerings- en begeleidingspersoneel overeenkomstig de vereisten van het zorgdossier en het begeleidingsdossier werken. In afwijking van het tweede lid kan het hoofd van een wooneenheid af en toe maximaal 20 % van zijn contractueel overeengekomen wekelijkse arbeidstijd werkzaam zijn in de verzorging, reactivering en activering van de bewoners.
HOOFDSTUK 3. - Normen voor alle wooneenheden Afdeling 1. - Minimumnormen voor gezondheidspersoneel
Onderafdeling 1. - Verpleegkundigen
Art. 17.Per begonnen schijf van een goedgekeurde ondersteuningscapaciteit van dertig plaatsen heeft het woonzorgcentrum één aangestelde verpleegkundige, gemeten in voltijdsequivalenten. Dat kan een van de verpleegkundigen zijn waarin overeenkomstig artikel 11 moet worden voorzien of een aanvullende verpleegkundige.
Art. 18.§ 1 - In het woonzorgcentrum is zowel 's nachts als overdag permanent één verpleegkundige aanwezig. § 2 - De in paragraaf 1 vastgelegde norm geldt ook als vervuld, als het woonzorgcentrum, op momenten dat de aanwezigheid van een verpleegkundige niet kan worden gewaarborgd, een interne gestructureerde permanentie organiseert of een externe dienst inschakelt die voorziet in de waarborging van de gestructureerde permanentie door een verpleegkundige.
Met behoud van de toepassing van het eerste lid kan in een telefonische permanentie voor korte periodes worden voorzien.
Voor de toepassing van het eerste lid beschrijft het woonzorgcentrum de organisatie van de gestructureerde permanentie in een concept. Voor zover het woonzorgcentrum een telefonische permanentie inricht, wordt in dat concept bewezen dat het investeert in maatregelen voor teleconsultatie en videocommunicatie. Dat concept wordt bij de administratie ingediend voordat de gestructureerde permanentie voor de eerste keer wordt georganiseerd. § 3 - Als niet wordt voldaan aan de vereisten gesteld in de paragrafen 1 tot 2, verantwoordt het woonzorgcentrum de perioden gedurende welke om onvoorziene redenen geen verpleegkundige aanwezig was en een niet-gestructureerde permanentie moest worden ingezet. Die verantwoording wordt aan het einde van elk kwartaal bij de administratie ingediend en bewijst dat: 1° het woonzorgcentrum in de loop van het betrokken kwartaal regelmatig naar geschikt personeel heeft gezocht;2° die zoektocht niets heeft opgeleverd.
Art. 19.Ter aanvulling van de vereisten gesteld in de artikelen 17 en 18 kunnen woonzorgcentra hulppersoneel inzetten dat een opleiding in de sociale sector, zorgsector of revalidatiesector volgt.
Voor zover op grond van het eerste lid hulppersoneel wordt ingezet dat activiteiten van een zorgkundige overneemt, geschiedt dat met inachtneming van de beperkingen bepaald in de gecoördineerde wet van 10 mei 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009276 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009275 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009277 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent sluiten betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen.
Onderafdeling 2. - Coaches
Art. 20.§ 1 - Per begonnen schijf van een goedgekeurde ondersteuningscapaciteit van dertig plaatsen moet voor het woonzorgcentrum worden voorzien in telkens één coach voor volgende taakgebieden met een aanstellingsomvang van telkens 0,05 voltijdsequivalent: 1° één palliatieve zorgcoach die minstens de in paragraaf 2 beschreven kwalificatie bezit;2° één hygiënecoach die minstens de in paragraaf 3 beschreven kwalificatie bezit;3° één wondzorgcoach die minstens de in paragraaf 3 beschreven kwalificatie bezit;4° één dementiecoach die minstens de in paragraaf 4 beschreven kwalificatie bezit. Per taakgebied kan de functie van coach: 1° slechts door één personeelslid per woonzorgcentrum worden uitgeoefend;2° door dezelfde persoon in verschillende woonzorgcentra tegelijk worden uitgeoefend. Elke coach vervult binnen zijn specifieke taakgebied minstens de volgende basistaken: 1° hij informeert zich over ontwikkelingen binnen zijn domein en over de wetgeving en schoolt zich bij;2° hij is de contactpersoon voor de andere personeelsleden of voor familieleden voor specifieke vragen binnen zijn domein;3° hij moedigt de andere personeelsleden en de familieleden aan om zich vertrouwd te maken met de ontwikkelingen binnen zijn domein;4° hij biedt de bewoners zijn expertise aan;5° hij werkt voorstellen voor de leiding van het woonzorgcentrum uit over de manier waarop de medewerkers de bewoners op het betrokken domein kunnen begeleiden en ondersteunen om hun welbevinden te bevorderen;6° hij adviseert de leiding van het woonzorgcentrum over personeelsopleidingen en let erop dat ook externe deskundigen opleidingen of onderdelen daarvan geven;7° hij moedigt de oprichting van netwerken met relevante actoren aan en/of neemt deel aan bestaande netwerken;8° hij zorgt ervoor dat de uitvoering van het interne concept wordt bevorderd en bekend is bij alle bewoners, familieleden en personeelsleden. § 2 - De functie van palliatieve zorgcoach wordt uitgeoefend: 1° door een verpleegkundige met een bachelor in de sanitaire en verpleegkundige wetenschappen of met een brevet in de sanitaire en verpleegkundige wetenschappen met een bijzondere beroepskwalificatie palliatieve zorg;2° of, bij gebrek aan een verpleegkundige met de in 1° vermelde aanvullende kwalificatie, door een verpleegkundige met een bachelor in de sanitaire en verpleegkundige wetenschappen of met een brevet in de sanitaire en verpleegkundige wetenschappen. Dat kan een van de verpleegkundigen zijn waarin overeenkomstig artikel 17 moet worden voorzien. § 3 - De functie van hygiënecoach en de functie van wondzorgcoach worden uitgeoefend door een bachelor in de sanitaire en verpleegkundige wetenschappen of door een verpleegkundige met een brevet in de sanitaire en verpleegkundige wetenschappen.
Dat kan een van de verpleegkundigen zijn waarin overeenkomstig artikel 17 moet worden voorzien. § 4 - Met behoud van de toepassing van paragraaf 1 beschikt de dementiecoach over een van de volgende diploma's of voert hij een van de volgende beroepstitels: 1° ergotherapeut;2° psychologisch assistent;3° psycholoog. Bij de coach vermeld in het eerste lid kan het gaan om een van de ergotherapeuten waarin overeenkomstig artikel 12 moet worden voorzien of om activeringspersoneel, voor zover het gaat om psychologen of psychologisch assistenten.
Met behoud van de toepassing van het eerste lid moet de dementiecoach een opleiding op het gebied van dementie en niet-medicamenteuze begeleiding van minstens 70 uren hebben voltooid of die binnen 24 maanden na opneming van de functie voltooien. § 5 - Elk woonzorgcentrum beschrijft de handelingen en activiteiten van de betrokken coaches in het jaarlijks in te dienen activiteitenverslag.
Onderafdeling 3. - Personeelsbezetting tussen 21.00 en 7.00 uur
Art. 21.Met behoud van de toepassing van artikel 18 zorgt het woonzorgcentrum tussen 21.00 uur en 7.00 uur voor ten minste de volgende personeelsbezetting in de hele instelling: 1° woonzorgcentra met een ondersteuningscapaciteit van hoogstens 60 plaatsen: één zorgkundige ter plaatse en één verpleegkundige minstens in gestructureerde permanentie;2° woonzorgcentra met een ondersteuningscapaciteit tussen 61 en 90 plaatsen: twee leden van het verzorgend en verplegend personeel ter plaatse;3° woonzorgcentra vanaf een ondersteuningscapaciteit van 91 plaatsen: drie personeelsleden ter plaatse, onder wie twee leden van het verzorgend en verplegend personeel;4° voor zover het woonzorgcentrum in een afzonderlijk gebouw serviceflats aanbiedt waarvan het aantal 20 van de goedgekeurde ondersteuningscapaciteit van het woonzorgcentrum overschrijdt, één aanvullend lid van het verzorgend en verplegend personeel. Voor de toepassing van het eerste lid, 2° en 3°, geldt dat er één aanvullende verpleegkundige in gestructureerde permanentie beschikbaar moet zijn, als er zich onder het aanwezige personeel niet minstens één verpleegkundige bevindt.
Met behoud van de toepassing van het eerste lid wordt gewaarborgd dat er 's nachts van 21.00 uur tot 7.00 uur permanent één zorgkundige voor de hele instelling aanwezig is.
Onderafdeling 4. - Professionals voor de geïntegreerde zorg en begeleiding
Art. 22.Het woonzorgcentrum beschikt over een verpleegkundige en een lid van het reactiveringspersoneel, bij voorkeur een ergotherapeut, die elk met een aanstellingsomvang van minstens 0,8 voltijdsequivalent belast zijn met de uitvoering van de geïntegreerde zorg en begeleiding.
Naast de opdracht beschreven in het eerste lid vervullen ze in onderlinge samenwerking de volgende taken: 1° ze ondersteunen en bevorderen de multidisciplinaire samenwerking van de personeelsleden in de zin van de afzonderlijke bewoners door de beginselen van geïntegreerde zorg en begeleiding toe te passen;2° een van hen is verantwoordelijk voor het begeleidingsdossier en het zorgdossier, afhankelijk van de prioritaire behoeften van de bewoner;3° samen bevorderen ze het welbevinden van de afzonderlijke bewoners en letten ze erop dat zelfredzaamheid mogelijk blijft;4° ze informeren en adviseren elke afzonderlijke bewoner over zijn zorg- en begeleidingsplan;5° ze coördineren gezondheidsbevorderende maatregelen. Naast de taken beschreven in het eerste en het tweede lid verricht de verpleegkundige de volgende taken: 1° hij organiseert en coördineert het dagelijks werk van het verzorgend en verplegend personeel dat in de verschillende wooneenheden werkzaam is, in samenwerking met de in dit artikel vermelde ergotherapeut of lid van het reactiveringspersoneel en de wooneenheidshoofden;2° hij legt bij opname van de bewoner een zorgdossier aan, in overleg met de ergotherapeut;3° hij is bevoegd voor het zorgplan;4° hij houdt het zorgdossier en het zorgplan bij;5° hij evalueert de naleving en uitvoering van het zorgplan. Naast de taken beschreven in het eerste en het tweede lid verricht de ergotherapeut of lid van het reactiveringspersoneel de volgende taken: 1° hij organiseert en coördineert het dagelijks werk van het overkoepelende reactiverings-, activerings- en begeleidingspersoneel in individuele therapieën en in het aanbod aan diensten voor groepen, in samenwerking met de in dit artikel vermelde verpleegkundige en de wooneenheidshoofden;2° hij legt bij opname van de bewoner een begeleidingsdossier aan, in overleg met de verpleegkundige;3° hij is bevoegd voor het begeleidingsplan en de planning van de reactivering en activering, in overleg met het reactiverings-, activerings- en begeleidingspersoneel;4° hij houdt het begeleidingsdossier en het begeleidingsplan bij;5° hij evalueert de naleving en uitvoering van het begeleidingsplan en de activering. Afdeling 2. - Samenwerking met artsen
Onderafdeling 1. - Algemene samenwerking
Art. 23.Elk woonzorgcentrum sluit met de artsen die in zijn instelling werkzaam zijn, een samenwerkingsovereenkomst waarin het volgende wordt bepaald: 1° de mate van samenwerking, in het bijzonder met de coördinerend arts van het woonzorgcentrum;2° de betrokkenheid bij beslissingen om algemene medische normen in de instelling vast te stellen;3° de nadere regels in het woonzorgcentrum omtrent huisbezoeken door artsen en omtrent het voorschrijven van geneesmiddelen en verstrekkingen.
Art. 24.De bewoner heeft vrije keuze van huisarts en, indien dit noodzakelijk en mogelijk is, vrije keuze van ziekenhuis. Het woonzorgcentrum respecteert de keuze van de bewoner en mag hem op geen enkele wijze beïnvloeden. Als een bewoner bij opname in de instelling geen huisarts heeft of als zijn huisarts afziet van de verdere behandeling van de bewoner, geeft het woonzorgcentrum de bewoner een actuele lijst van de beschikbare huisartsen.
Het woonzorgcentrum beschrijft in het huishoudelijk reglement de bepalingen die noodzakelijk zijn voor de toepassing van het eerste lid.
Art. 25.Het woonzorgcentrum beschikt over een reglement van de medische activiteit waarin de rechten en plichten van de daar werkzame behandelende artsen worden bepaald. Dat reglement wordt aan iedere behandelende arts overhandigd, en door diens ondertekening verbindt hij zich ertoe zo doeltreffend mogelijk mee te werken aan de medische organisatie en de medische zorg van het woonzorgcentrum. Het reglement van de medische activiteit bepaalt minstens volgende punten: 1° de verplichting van de behandelende artsen om deel te nemen aan een samenhangend medisch beleid binnen het woonzorgcentrum, in het bijzonder op het vlak van het voorschrijven van geneesmiddelen, het verlenen van kwalitatief hoogstaande zorg, het multidisciplinair overleg, het naleven van maatregelen ter voorkoming en bestrijding van infecties en het overleg met de coördinerend arts;2° de verplichting tot het naleven van de regels bepaald door de bevoegde huisartsenkring om een huisarts aan te duiden wanneer de bewoner er geen heeft;3° de normale bezoekuren, behoudens spoedgevallen;4° de nadere regels voor contactopname met familieleden;5° de nadere regels voor adviesgesprekken binnen het woonzorgcentrum;6° de nadere regels voor het bijhouden van het medisch dossier van de bewoner;7° het gebruik van het medisch-farmaceutisch formulier en in het bijzonder het voorschrijven van de goedkoopste geneesmiddelen, alsook het gebruik van elektronische voorschriften;8° de nadere regels voor het aanrekenen van honoraria;9° de nadere regels voor informatie-overdracht in geval van overdraagbare ziektes;10° de nadere regels voor de samenwerking met het verzorgend en verplegend personeel en de andere dienstverrichters uit de gezondheidszorg. Onderafdeling 2. - Coördinerend arts
Art. 26.§ 1 - Elk woonzorgcentrum wijst een coördinerend arts aan die dertien uren per maand voor het woonzorgcentrum werkzaam is.
Woonzorgcentra met een ondersteuningscapaciteit vanaf 61 plaatsen kunnen dat urencontingent verhogen met wekelijks 30 minuten per begonnen ondersteuningscapaciteit van 30 plaatsen.
De coördinerend arts werkt regelmatig in het woonzorgcentrum. Tijdens die werktijd kan hij geen activiteit als behandelende arts uitoefenen.
Het woonzorgcentrum stelt hem dienovereenkomstige werkruimten ter beschikking.
Voor de toepassing van het eerste lid sluiten het woonzorgcentrum en de coördinerend arts een honorariumovereenkomst voor onbepaalde duur waarin ook de opzegvoorwaarden worden beschreven.
De functie van coördinerend arts kan door dezelfde persoon in verschillende woonzorgcentra tegelijk worden uitgeoefend. § 2 - De coördinerend arts heeft de volgende taken: 1° hij neemt deel aan het opstellen van het huisconcept van het woonzorgcentrum;2° hij neemt deel aan de kwaliteitsontwikkeling van het woonzorgcentrum;3° hij werkt mee aan het in artikel 8 vermelde jaarlijkse verslag over de evaluatie van de kwaliteit van de begeleiding en de zorg in het woonzorgcentrum;4° hij neemt deel aan crisiscellen wanneer die worden ingezet;5° hij werkt mee aan het opstellen van rampenplannen;6° indien de situatie het vereist, organiseert hij het voorschrijven van geneesmiddelen, met inbegrip van spoedgeneesmiddelen, in overleg met de apothekers;7° hij maakt een jaarverslag op over zijn activiteiten in het kader van zijn functie als coördinerend arts. In samenwerking met de omliggende ziekenhuizen vervult hij de volgende taken: 1° hij neemt deel aan overleg, samenwerking en coördinatie met de ziekenhuizen waarmee het woonzorgcentrum een functionele band heeft;2° hij vergewist zich ervan dat de bewoner een medisch attest krijgt dat in geval van epidemie informatie bevat over de behandeling en de gezondheidstoestand van de bewoner bij zijn terugkeer na een verblijf in het ziekenhuis.Bovendien wordt hij op de hoogte gesteld als een bewoner bij zijn terugkeer een meldingsplichtige besmettelijke ziekte heeft in de zin van het besluit van de Regering van 20 juli 2017 betreffende meldingsplichtige infectieziekten.
In samenwerking met de artsen vervult hij de volgende taken: 1° hij coördineert de samenstelling en bijwerking van het medisch dossier en bevordert de aanwezigheid van een gepersonaliseerd zorgplan voor elke bewoner;2° hij coördineert in samenwerking met de hygiënecoach hygiënemaatregelen in verband met aandoeningen die een besmettingsrisico voor de leefgroep en/of het personeel inhouden.De maatregelen kunnen betrekking hebben op bewoners, bezoekers, leveranciers en personeel; 3° hij vestigt de aandacht op het rationele gebruik van geneesmiddelen, in het bijzonder slaapmiddelen, kalmeringsmiddelen en antibiotica. In overleg met de personeelsleden van het woonzorgcentrum die overeenkomstig artikel 22 belast zijn met de geïntegreerde zorg en begeleiding vervult hij de volgende taken: 1° hij neemt in de regel deel aan multidisciplinaire coördinatievergaderingen en case-besprekingen.In complexe situaties nodigt hij de behandelende huisarts uit; 2° hij werkt mee aan de uitwerking van strategieën tegen de verspreiding van infecties in verband met de verzorging, het voorkomen van doorligwonden en chronische wonden, de mondverzorging, incontinentie en palliatieve zorg;3° hij geeft advies in geval van isolatie en vrijheidsbeperkende maatregelen;4° hij coördineert gezondheidsbevorderende maatregelen in overleg met de beroepsbeoefenaars voor geïntegreerde zorg en begeleiding. § 3 - De coördinerend arts is ertoe verplicht jaarlijks voortgezette opleidingen te volgen op het gebied van de taken die hij voor het woonzorgcentrum vervult. § 4 - Het woonzorgcentrum dient de volgende documenten in bij de administratie: 1° de overeenkomst waaruit blijkt dat de arts de functie van coördinerend arts uitoefent, alsook de interne functiebeschrijving;2° een bevestiging dat de coördinerend arts heeft deelgenomen aan de jaarlijkse voortgezette opleidingen, met een korte beschrijving van de inhoud van die opleidingen. Afdeling 3. - Leiding van het woonzorgcentrum, ondersteunend personeel
en administratief personeel Onderafdeling 1. - Leiding van het woonzorgcentrum
Art. 27.Woonzorgcentra met een ondersteuningscapaciteit van hoogstens 60 plaatsen beschikken over een hoofd dat aangesteld is met een aanstellingsomvang van minstens 0,5 voltijdsequivalent. Woonzorgcentra met een ondersteuningscapaciteit vanaf 61 plaatsen beschikken over een hoofd dat aangesteld is met een aanstellingsomvang van minstens 0,8 voltijdsequivalent.
Het hoofd: 1° beschikt minstens over een bachelordiploma;2° kan niet worden ingepland voor de nachtdienst. Met inachtneming van het tweede lid, 2°, kan het met een aanstellingsomvang van minstens 0,8 voltijdsequivalent aangestelde hoofd af en toe maximaal 20 % van zijn contractueel overeengekomen wekelijkse arbeidstijd werkzaam zijn in de verzorging of begeleiding van de bewoners.
Onderafdeling 2. - Personeel voor huishoudelijk werk
Art. 28.Het woonzorgcentrum waarborgt dat voldoende keuken- en servicepersoneel aangesteld is om ervoor te zorgen dat: 1° gezonde en gevarieerde voeding ter beschikking wordt gesteld en de in het besluit van 26 februari 1997 vastgelegde richtlijnen voor de maaltijden worden nageleefd;2° de bewoners op de tijdstippen van de hoofdmaaltijden afhankelijk van hun behoeften voldoende tijd krijgen om te eten voordat afgeruimd wordt en de vaat gedaan wordt. Met behoud van de toepassing van het eerste lid beschikken woonzorgcentra met een ondersteuningscapaciteit: 1° van hoogstens 60 plaatsen over een gediplomeerde kok die aangesteld is met een aanstellingsomvang van minstens 0,5 voltijdsequivalent;2° vanaf 61 plaatsen over een gediplomeerde kok die aangesteld is met een aanstellingsomvang van 1 voltijdsequivalent.
Art. 29.Woonzorgcentra met een ondersteuningscapaciteit van hoogstens 60 plaatsen waarborgen de aanwezigheid van een conciërge die aangesteld is met een aanstellingsomvang van minstens 0,5 voltijdsequivalent. Woonzorgcentra met een ondersteuningscapaciteit vanaf 61 plaatsen waarborgen de aanwezigheid van een conciërge die aangesteld is met een aanstellingsomvang van 1 voltijdsequivalent.
Met behoud van de toepassing van het eerste lid waarborgt het woonzorgcentrum de aanwezigheid van een aanvullende conciërge die is aangesteld met een aanstellingsomvang van minstens 0,5 voltijdsequivalent, voor zover: 1° het woonzorgcentrum serviceflats aanbiedt in een afzonderlijk gebouw;2° of het woonzorgcentrum serviceflats aanbiedt waarvan het aantal 20 % van de goedgekeurde ondersteuningscapaciteit van het woonzorgcentrum overschrijdt. Onderafdeling 3. - Administratief personeel
Art. 30.Het woonzorgcentrum beschikt over volgende administratieve medewerkers: 1° een personeelslid voor de boekhouding en de facturatie dat minstens over een bachelordiploma beschikt;2° een personeelslid voor de personeelszaken dat minstens over een bachelordiploma beschikt;3° een bewonersmedewerker die minstens instaat voor de planning en voorbereiding van de opnames, alsook voor het opstellen en bijhouden van de reservatie- en wachtlijsten. Onderafdeling 4. - Mogelijkheid om opdrachten toe te vertrouwen aan extern personeel
Art. 31.Met behoud van de toepassing van de artikelen 14, 28 en 30 kunnen de taken van het schoonmaak-, keuken- en administratief personeel verricht worden door arbeidskrachten die een opdracht voor het woonzorgcentrum uitvoeren via een dienstverleningsovereenkomst of in het kader van een uitzendarbeidsovereenkomst.
HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen
Art. 32.In bijlage A van het besluit van de Regering van 26 februari 1997 over de erkenningsvoorwaarden voor woon-, begeleidings- en verzorgingsstructuren voor bejaarden wordt hoofdstuk 5 opgeheven.
Art. 33.In de bijlage N1 "Rust- en verzorgingstehuizen", B. "Specifieke normen", 3. "Organisatorische normen", van het koninklijk besluit van 21 september 2004Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 21/09/2004 pub. 28/10/2004 numac 2004022802 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit houdende vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning als rust- en verzorgingstehuis of als centrum voor dagverzorging sluiten houdende vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning als rust- en verzorgingstehuis, als centrum voor dagverzorging of als centrum voor niet-aangeboren hersenletsels, vervangen bij het koninklijk besluit van 9 maart 2014, worden de bepalingen onder c) tot j), opgeheven.
Art. 34.In het ministerieel besluit van 6 november 2003Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 06/11/2003 pub. 26/11/2003 numac 2003023017 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Ministerieel besluit tot vaststelling van het bedrag en de voorwaarden voor de toekenning van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 37, § 12, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, in de rust- en verzorgingstehuizen en in de rustoorden voor bejaarden sluiten tot vaststelling van het bedrag en de voorwaarden voor de toekenning van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 37, § 12, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, in de rust- en verzorgingstehuizen en in de rustoorden voor bejaarden, worden de volgende bepalingen opgeheven: 1° artikel 3, § 1, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 16 februari 2007;2° artikel 4, laatstelijk gewijzigd bij het ministerieel besluit van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 25/04/2014 pub. 16/09/2014 numac 2014035755 bron vlaamse overheid Ministerieel besluit tot wijziging van de subsidiebedragen voor kinderopvang ter uitvoering van het vierde Vlaams Intersectoraal Akkoord voor 2014 type ministerieel besluit prom. 25/04/2014 pub. 15/05/2014 numac 2014000299 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Ministerieel besluit tot wijziging van diverse bepalingen betreffende de stage van de personeelsleden van het basiskader van de politiediensten type ministerieel besluit prom. 25/04/2014 pub. 13/05/2014 numac 2014009255 bron federale overheidsdienst justitie Ministerieel besluit houdende benoeming, hernieuwing mandaat en ontslag van leden voor Commissies van toezicht type ministerieel besluit prom. 25/04/2014 pub. 05/05/2014 numac 2014011202 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Ministerieel besluit tot aanstelling van de ambtenaren die belast zijn met de opsporing en vaststelling van de inbreuken bepaald in artikel XV.2 van het Wetboek van economisch recht type ministerieel besluit prom. 25/04/2014 pub. 06/06/2014 numac 2014011316 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Ministerieel besluit tot erkenning van een coöperatieve vennootschap type ministerieel besluit prom. 25/04/2014 pub. 16/06/2014 numac 2014011317 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Ministerieel besluit tot erkenning van een coöperatieve vennootschap type ministerieel besluit prom. 25/04/2014 pub. 06/11/2014 numac 2014000410 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 2 september 1996 houdende overdracht van de macht om in vredestijd over te gaan tot het opvorderen in het raam van de civiele bescherming sluiten;3° artikel 5, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 10 december 2009 en 5 december 2012.
Art. 35.Personeelsleden die vóór de inwerkingtreding van dit besluit bij het woonzorgcentrum aangesteld zijn en binnen het toepassingsgebied van artikel 9 vallen, vatten de daarin vermelde maatregelen om zich in te werken en voortgezette opleidingen te volgen, uiterlijk vanaf 1 januari 2029 aan.
Art. 36.De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing op de reeds vóór de inwerkingtreding van dit besluit bestaande wooneenheden van een woonzorgcentrum.
Als de invoering van artikel 10 ertoe leidt dat een woonzorgcentrum aanvullende wooneenheden moet creëren, wordt aan de betrokken woonzorgcentra tot en met 31 december 2028 een overgangsperiode toegekend om de vereisten vermeld in artikel 10 te vervullen.
De wooneenheidshoofden voor deze bijkomend te creëren wooneenheden moeten worden aangesteld zodra de wooneenheden zijn gecreëerd.
Art. 37.Aan woonzorgcentra die bij inwerkingtreding van dit besluit niet voldoen aan de in artikel 12, § 1, vermelde vereisten, wordt tot uiterlijk 1 januari 2029 een overgangsperiode toegekend, op voorwaarde dat, gemeten in voltijdsequivalenten, minstens één kinesitherapeut of ergotherapeut beschikbaar is.
Art. 38.Personen die de in artikel 16 vermelde functie van hoofd van een wooneenheid vóór de inwerkingtreding van dit besluit bekleden en de in artikel 9, § 4, vermelde opleiding nog niet voltooid hebben, voltooien die opleiding tegen uiterlijk 1 januari 2029.
Art. 39.Personen die de in artikel 20, § 1, 4°, vermelde functie van dementiecoach vóór de inwerkingtreding van dit besluit bekleden en de in artikel 20, § 4, derde lid, vermelde opleiding nog niet voltooid hebben, voltooien die opleiding tegen uiterlijk 1 januari 2029.
Art. 40.Aan woonzorgcentra die bij inwerkingtreding van dit besluit niet voldoen aan de vereisten vermeld in artikel 21, eerste lid, 3° en 4°, wordt tot uiterlijk 1 januari 2029 een overgangsperiode toegekend.
Tot dat tijdstip gelden de voorschriften van het besluit van de Regering van 26 februari 1997 over de erkenningsvoorwaarden voor woon-, begeleidings- en verzorgingsstructuren voor bejaarden.
Art. 41.Personen die de in artikel 27 vermelde functie van hoofd van een woonzorgcentrum vóór de inwerkingtreding van dit besluit bekleden en de in artikel 9, § 4, vermelde opleiding nog niet voltooid hebben, voltooien die opleiding tegen uiterlijk 1 januari 2029.
Het diplomavereiste vermeld in artikel 27, tweede lid, 1°, is van toepassing op personen die de functie van hoofd van het woonzorgcentrum opnemen na inwerkingtreding van dit besluit.
Art. 42.Aan woonzorgcentra die bij inwerkingtreding van dit besluit nog niet beschikken over personeelsleden die overeenkomstig artikel 30, 3°, de functie van bewonersmedewerker uitoefenen of nog niet over voldoende zulke personeelsleden beschikken, wordt tot en met 1 januari 2029 een overgangsperiode toegekend om de gestelde vereisten te vervullen.
Voor volgende functies wordt daartoe een overgangsperiode toegekend tot en met 1 januari 2029: 1° ADL-begeleider overeenkomstig artikel 13;2° wooneenheidsassistent overeenkomstig artikel 15;3° hygiënecoach overeenkomstig artikel 20, § 1, eerste lid, 2°, en wondzorgcoach overeenkomstig artikel 20, § 1, eerste lid, 3°;4° professional voor de geïntegreerde zorg en begeleiding overeenkomstig artikel 22. De diplomavereisten vermeld in artikel 30 zijn van toepassing op personen die de daarin vermelde functies opnemen na inwerkingtreding van dit besluit.
Art. 43.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2024.
Art. 44.De minister bevoegd voor het Ouderenbeleid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Eupen, 29 februari 2024.
Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap: De Minister-President, Minister van Lokale Besturen en Financiën, O. PAASCH De Viceminister-President, Minister van Gezondheid en Sociale Aangelegenheden, Ruimtelijke Ordening en Huisvesting, A. ANTONIADIS