Etaamb.openjustice.be
Arrest van 22 december 2004
gepubliceerd op 09 februari 2005

Besluit tot uitvoering van de ordonnantie van 18 maart 2004 betreffende de erkenning en de financiering van de plaatselijke initiatieven voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid en de inschakelingsondernemingen

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2005031035
pub.
09/02/2005
prom.
22/12/2004
ELI
eli/besluit/2004/12/22/2005031035/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

22 DECEMBER 2004. - Besluit tot uitvoering van de ordonnantie van 18 maart 2004 betreffende de erkenning en de financiering van de plaatselijke initiatieven voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid en de inschakelingsondernemingen


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 20;

Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, inzonderheid op artikel 8;

Gelet op de ordonnantie van 18 maart 2004 betreffende de erkenning en de financiering van de plaatselijke initiatieven voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid en de inschakelingsondernemingen, inzonderheid op de artikelen 7, 10, 11, 14 en 15;

Gelet op het gunstig advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 16 april 2004;

Gelet op de adviezen 37.402/1, 37.403/2 en 37.404/1 van de Raad van State, gegeven op 8 juli 2004, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Gelet op de instemming van de Minister van Begroting gegeven op 7 juni 2004;

Op de voordracht van de Minister van Tewerkstelling, Economie, Wetenschappelijk Onderzoek, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit, dient te worden verstaan onder : 1° de ordonnantie : de ordonnantie van 18 maart 2004 betreffende de erkenning en financiering van de plaatselijke initiatieven voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid en de inschakelingsondernemingen;2° de Regering : de Brusselse Hoofdstedelijke Regering;3° de Minister : de Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor Werkgelegenheid;4° het Bestuur : het Bestuur Economie en Werkgelegenheid van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijke Gewest;5° de onderneming : de inschakelingsonderneming erkend overeenkomstige artikel 5 van de ordonnantie;6° het plaatselijk initiatief voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid : het plaatselijk initiatief voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid overeenkomstig artikel 4 van de ordonnantie;7° de doelgroep : de doelgroep bedoeld in artikel 2, 1°, van de ordonnantie;8° het begeleidend personeel : elke persoon die een verantwoordelijkheidsfunctie uitoefent in de schoot van het initiatief of de onderneming op het vlak van het personeelsbeheer, het financiële beheer, het commerciële of het technisch beheer;9° het uitvoerend personeel : de werknemers die niet zijn aangesteld voor een van de volgende taken : directie, beheer, bestuur, technische ondersteuning en maatschappelijke begeleiding;10° het Platform : het in artikel 15 van de ordonnantie bedoelde overlegplatform voor de sociale economie. HOOFDSTUK II. - Erkenningsprocedure

Art. 2.De erkenningsaanvraag wordt per aangetekend schrijven ingediend bij het Bestuur. Bij de aanvraag dient een dossier te worden gevoegd bestaand uit : 1° de statuten van de onderneming of het plaatselijk initiatief voor de ontwikkeling van werkgelegenheid;2° een beschrijving van het socioprofessionele inschakelingsproject dat de onderneming of het plaatselijk initiatief voor de ontwikkeling van werkgelegenheid uitvoert of het voornemen heeft uit te voeren evenals een socioprofessioneel begeleidingsplan voor de werknemers van het doelpubliek;3° een historisch overzicht van het project en een beschrijving van de activiteiten van de onderneming of het plaatselijk initiatief voor de ontwikkeling van werkgelegenheid en van de geleverde goederen of verleende diensten met vermelding van inzonderheid de elementen aangaande de vooruitzichten in verband met het commercialiseren van de onderneming en de rentabiliteit ervan;4° een beschrijving van de materiële middelen en menselijke krachten die aangewend worden voor de uitvoering van het project, met inbegrip van de middelen voor de functie van begeleiding van de doelgroep;5° een voorstelling van de bevoegdheden en van de ervaring van de ondememingsleider, inzonderheid op het vlak van beheer;6° een lijst van de personeelsleden die zullen instaan voor de begeleiding van de doelgroep, met vermelding van de kwalificaties en opdrachten van elk lid binnen de onderneming of het plaatselijk initiatief voor de ontwikkeling van werkgelegenheid;7° een uitvoerig begrotingsontwerp voor het kalenderjaar dat volgt op het lopende boekjaar en een financieel plan voor de drie komende jaren.

Art. 3.Binnen een termijn van veertien dagen vanaf de ontvangst van de erkenningsaanvraag, richt het Bestuur aan de onderneming of aan het plaatselijk initiatief voor de ontwikkeling van werkgelegenheid, hetzij een ontvangstbewijs met bericht dat het dossier volledig is, hetzij een verzoek om het dossier te vervolledigen.

In dit laatste geval brengt het Bestuur, zodra hij vaststelt dat het dossier vervolledigd werd, de onderneming of het plaatselijk initiatief voor de ontwikkeling van werkgelegenheid hiervan op de hoogte.

Zodra het Bestuur over een volledig dossier beschikt, wordt het overgemaakt aan het platform.

Het platform kan de vertegenwoordigers horen van elke onderneming of elk plaatselijk initiatief voor de ontwikkeling van werkgelegenheid die de erkenning aanvragen, hetzij op eigen initiatief, hetzij op hun aanvraag.

Indien de vertegenwoordigers van de onderneming of van het plaatselijk initiatief voor de ontwikkeling van werkgelegenheid gehoord worden op het initiatief van het Platform, zullen zij een uitnodiging ontvangen per aangetekend schrijven. Dit schrijven vermeldt alle punten waarover zij gehoord zullen worden. HOOFDSTUK III. - Activiteitenverslag en opleidingsplan

Art. 4.Het in artikel 10 van de ordonnantie bedoelde activiteitenverslag wordt per aangetekend schrijven ingediend bij het Bestuur uiterlijk twee maanden na de verjaringsdatum van de erkenning.

Het omvat : - de balans en de resultatenrekening van het vorige boekjaar; - een verslag van de onderneming of van het plaatselijk initiatief voor de ontwikkeling van werkgelegenheid aangaande zijn algemene activiteiten evenals een aanvullend verslag betreffende, zijn sociale balans in termen van banencreatie en socioprofessionele inschakeling; - een lijst van de personeelsleden die tewerkgesteld worden door de onderneming of het plaatselijk initiatief voor de ontwikkeling van werkgelegenheid.

Art. 5.Het in artikel 13, § 3, van de ordonnantie bedoelde opleidingsplan wordt ingediend bij het Bestuur per aangetekend schrijven uiterlijk drie maanden volgend op de betekening van de erkenning. Het omvat : - een beschrijving en een begroting van de maatregelen van geprogrammeerde opleiding voor de doelgroep; - een intentienota aangaande de collectieve doelstellingen op het vlak van de socioprofessionele inschakeling van de doelgroep. HOOFDSTUK IV. - Intrekking of opschorting van de erkenning

Art. 6.Indien de Minister op grond van de verslagen van het bestuur of de Inspectie vaststelt dat een plaatselijk initiatief voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid of een onderneming niet langer voldoet aan de respectievelijk in artikelen 4 en 5 bepaalde voorwaarden, deelt hij hen de beslissing tot opschorting van de erkenning voor een periode van 3 maand mee na hen te hebben gehoord.

Als het plaatselijk initiatief voor de ontwikkeling van werkgelegenheid of de onderneming aan het eind van deze periode nog steeds niet voldoet aan de bedoelde voorwaarden, doet de Regering, na het plaatselijk initiatief voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid dat opgeroepen wordt bij een aangetekend schrijven, te hebben gehoord, uitspraak over de definitieve intrekking van de erkenning. HOOFDSTUK V. - Berekening en Toekenningsmodaliteiten van de subsidies Afdeling 1. - De plaatselijke initiatieven voor de ontwikkeling

van de werkgelegenheid

Art. 7.§ 1. Binnen de grenzen van de beschikbare kredieten wordt aan het erkend plaatselijk initiatief voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid een subsidie toegekend door de Regering met als doel de werkingskosten te dekken voor de taken voor sociale begeleiding van de doelgroep. § 2. De subsidiëring wordt als volgt berekend : Aan de plaatselijke initiatieven voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid die 1 tot 4 werknemers uit de doelgroep tewerkstellen, wordt een jaarlijkse basissubsidie van euro 15.000 toegekend.

Aan de plaatselijke initiatieven voor de ontwikkeling van werkgelegenheid die minstens 5 werknemers uit de doelgroep tewerkstellen, wordt een jaarlijkse basissubsidie van euro 15.000 toegekend en een jaarlijkse aanvullende subsidie van euro 7.500 per schijf van 4 werknemers aangeworven vanaf de 5e werknemer.

Art. 8.§ 1. Binnen de grenzen van de beschikbare kredieten wordt door de Regering een begeleidingssubsidie voor het begeleidend personeel toegekend aan het plaatselijk initiatief voor de ontwikkeling van werkgelegenheid dat erkend is.

Deze subsidie wordt toegekend gedurende vier jaar vanaf de maand waarin de werknemer werd aangeworven als lid van het begeleidend personeel. § 2. De subsidiëring wordt als volgt berekend : Aan de plaatselijke initiatieven voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid die 1 tot 4 werknemers uit de doelgroep tewerkstellen, wordt een jaarlijkse basissubsidie van euro 31.000 toegekend.

Aan de plaatselijke initiatieven voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid die minstens 5 werknemers uit de doelgroep tewerkstellen, wordt een jaarlijkse forfaitaire subsidie van euro 31.000 toegekend en een jaarlijkse aanvullende subsidie van euro 15.500 per schijf van 4 werknemers aangeworven vanaf de 5e werknemer. § 3. Het arbeidscontract van het begeleidend personeel wordt gesloten voor onbepaalde duur en minstens voor halftijdse prestaties.

De in artikel 3, § 2, vastgelegde bedragen worden verminderd ten belope van de prestatietijd.

Art. 9.§ 1. De subsidieaanvraag wordt per aangetekend schrijven ingediend bij het Bestuur. § 2. De subsidies worden driemaandelijks betaald, op voorlegging van de bewijsstukken. Deze stukken moeten melding maken van de verschillende bronnen inzake de financiering door de overheden. Afdeling 2. - De inschakelingsondememingen

Art. 10.§ 1. Binnen de grenzen van de beschikbare kredieten wordt een subsidie toegekend door de Regering aan de onderneming die erkend wordt, voor de aanwerving van elke werknemer die aan de voorwaarden voldoet van de doelgroep en die aangeworven wordt in het kader van het uitvoerend personeel van de onderneming.

De toelage wordt bepaald op euro 5.000, per voltijds tewerkgestelde werknemer gedurende het eerste jaar van de tewerkstelling, euro 3.750 gedurende het tweede jaar van de tewerkstelling, euro 2.500 gedurende het derde jaar van de tewerkstelling en euro 1.250 gedurende het vierde jaar van de tewerkstelling.

Deze bedragen worden toegekend naar evenredigheid van het arbeidsstelsel dat van toepassing is in het geval van deeltijdse tewerkstelling, voor zover deze tewerkstelling de helft van de wettelijke wekelijkse duur van de arbeid overschrijdt of eraan gelijkwaardig is. § 2. Voor elke in lid 1 van § 1 bedoelde werknemer die na de datum van toekenning van de erkenning wordt aangeworven, geniet de onderneming op een degressieve manier van de subsidie tijdens de periode van vier jaar volgend op zijn datum van aanwerving, voor zover de subsidie niet integraal werd toegekend tijdens een vorige aanwerving van deze werknemer ten voordele van deze onderneming of een andere onderneming erkend krachtens dit besluit.

In het geval de subsidie niet integraal werd toegekend aan een onderneming tijdens een vorige aanwerving van deze werknemer, wordt de duur van de toekenning van de subsidie voor de onderneming die hem aanwerft, verminderd met de tewerkstellingsduur van de werknemer tijdens zijn vorige aanwerving in de schoot van een inschakelingsondememing. § 3. Voor elke in lid 1 van § 1 bedoelde werknemer die aangeworven werd vóór de datum van toekenning van de erkenning, ontvangt de onderneming de in § 1 bedoelde subsidie op een degressieve manier gedurende de periode die loopt vanaf de datum van erkenning tot de afloop van de vier jaren die volgen op de datum van zijn aanwerving. § 4. Indien een lid 1 van § 1 bedoelde werknemer vóór het verstrijden van zijn periode van vier jaar, vervangen wordt door een andere in lid 1 van § 1 bedoelde werknemer, is de subsidie slechts verschuldigd voor de periode die overblijft, behalve wanneer het vertrek van de eerste werknemer geschiedt in volgende gevallen : 1° toelating tot het pensioen;2° vrijwillig vertrek;3° ontslag op grond van bepaalde feiten die door het Bestuur aanvaard werden;4° vaste arbeidsongeschiktheid waardoor hij definitief verhinderd wordt het overeengekomen werk te hervatten. § 5. Het arbeidscontract van het door deze subsidie bedoelde personeel wordt gesloten voor onbepaalde duur en minstens voor halftijdse prestaties.

Art. 11.§ 1. Binnen de grenzen van de beschikbare kredieten wordt een subsidie toegekend door de Regering aan de erkende onderneming met als doel de werkingskosten te dekken en de taken voor sociale begeleiding van de doelgroep te financieren. § 2. De subsidiëring wordt als volgt berekend : Aan de ondernemingen die 1 tot 4 werknemers uit de doelgroep tewerkstellen wordt een jaarlijkse basissubsidie van euro 15.000 toegekend.

Aan de ondernemingen die ten minste 5 werknemers uit de doelgroep tewerkstellen wordt een jaarlijkse basissubsidie van euro 15.000 toegekend en een jaarlijkse aanvullende subsidie van euro 7.500 per schijf van 4 werknemers van de doelgroep aangeworven vanaf de 5e werknemer.

Art. 12.§ 1. Binnen de grenzen van de beschikbare kredieten, wordt aan de erkende onderneming een subsidie toegekend door de Regering voor het begeleidend personeel.

Deze subsidie wordt toegekend gedurende vier jaar vanaf de maand waarin de werknemer werd aangeworven als lid van het begeleidend personeel. § 2. De subsidiëring wordt als volgt berekend : Aan de ondernemingen die 1 tot 4 werknemers uit de doelgroep tewerkstellen, wordt een jaarlijkse forfaitaire subsidie toegekend van euro 31.000.

Aan de onderneming die minstens 5 werknemers uit de doelgroep tewerkstellen, wordt een jaarlijkse basissubsidie van euro 31.000 toegekend en een jaarlijkse aanvullende subsidie van euro 15.500 per schijf van 4 werknemers van de doelgroep aangeworven vanaf de 5e werknemer. § 3. Het arbeidscontract van het begeleidend personeel wordt gesloten voor onbepaalde duur en minstens voor halftijdse prestaties. § 4. De in § 2 vastgelegde bedragen worden verminderd ten belope van de prestatietijd.

Art. 13.§ 1. De subsidieaanvraag wordt per aangetekend schrijven ingediend bij het Bestuur. § 2. De subsidies worden driemaandelijks betaald op voorlegging van de bewijsstukken.

Deze stukken moeten melding maken van de verschillende bronnen inzake de financiering door de overheden. § 3. Wat de betaling aangaat van de artikel 2 bedoelde subsidie, wordt de aanwerving van de werkzoekende geacht in te gaan de eerste dag van de maand en te eindigen de laatste dag van de maand.

De subsidie is niet verschuldigd voor de maanden waarvoor de onderneming geen enkel loon heeft gestort.

Indien een werknemer vrijwillig uit de onderneming stapt of ontslaan wordt wegens zware fout, kan de onderneming een nieuwe subsidie verkrijgen beginnende aan 100 % indien hij een werkzoekende die behoort tot het doelpubliek, als vervanger aanwerft.

In het geval van ontslag om een andere reden dan een zware fout, kan de onderneming die de ontslagen werknemer vervangt de subsidie blijven ontvangen naar evenredigheid van het saldo van de periode van 4 jaar.

De onderneming wordt ertoe gehouden het Bestuur binnen de dertig dagen in kennis te stellen van elke beëindiging van een contract met verduidelijking van de motieven aan de hand van het document dat door het Bestuur ter beschikking wordt gesteld van de onderneming. Bij dit document dienen al de nodige bewijsstukken te worden gevoegd.

Zolang deze documenten niet gekend zijn door het Bestuur, zal de betaling van de subsidie voor elke nieuw aangeworven persoon worden opgeschort. HOOFDSTUK VI. - Het platform

Art. 14.Het overlegplatform van de sociale economie is samengesteld uit : 1° twee leden die de Regering vertegenwoordigen vanwelke een vertegenwoordiger van de Minister die de voorzitter is;2° zes leden en zes vervangende leden die de representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties vertegenwoordigen die zetelen in de Economische en Sociale Raad van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;3° drie leden en drie vervangende leden die de representatieve werkgeversorganisaties vertegenwoordigen uit de sector van de sociale economie; 4°een lid en een vervangend lid die de Dienst vertegenwoordigen; 5° een lid en een vervangend lid die het Bestuur vertegenwoordigen.

Art. 15.§ 1. De Regering benoemt de voorzitter en de andere leden van het platform op de voordracht van hun mandaatgevers.

De leden worden benoemd voor een periode van vier jaar. Hun mandaat is hernieuwbaar.

Het wordt beëindigd : 1° in geval van ontslag;2° wanneer de mandaatgever die een lid voorgedragen heeft, om diens vervanging verzoekt;3° wanneer een lid de hoedanigheid verliest die zijn mandaat verantwoordde;4° wanneer een lid minstens de helft van de vergaderingen niet heeft kunnen bijwonen in de loop van een kalenderjaar. Het lid dat ophoudt zijn mandaat uit te oefenen voor de datum waarop zijn mandaat normaliter verstrijkt, wordt door zijn plaatsvervanger vervangen, die het mandaat voltooit. In dat geval wordt er een nieuwe plaatsvervanger aangewezen. § 2. Enkel de leden bedoeld in artikel 3, 1° tot en met 3°, zijn stemgerechtigd. § 3. Het platform vergadert minstens zes maal per jaar op uitnodiging van zijn voorzitter.

Het stelt het huishoudelijk reglement op dat ter goedkeuring van de Regering wordt voorgelegd.

Art. 16.Het secretariaat van het platform wordt waargenomen door het secretariaat van de Economische en Sociale Raad van het Brussels Hoofdstedelijke Gewest. HOOFDSTUK VII. - Toezicht

Art. 17.De directeur, de inspecteurs en de adjunctinspecteurs van de sociale inspectie van het bestuur alsmede de andere personeelsleden die door de Secretaris-generaal van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met name aangesteld worden ermee belast toezicht te houden op de toepassing van de ordonnantie en haar uitvoeringsbesluiten. HOOFDSTUK VIII. - Slot- en overgangsbepalingen

Art. 18.Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 27 mei 1999 houdende uitvoering van de ordonnantie van 22 april 1999 betreffende de erkenning en de financiering van de inschakelingsondernemingen wordt opgeheven.

Art. 19.De Minister wordt belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 22 december 2004.

Voor de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing, Huisvesting, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, Ch. PICQUE De Minister van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest belast met Tewerkstelling, Economie, Wetenschappelijk Onderzoek, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, B. CEREXHE

^