Etaamb.openjustice.be
Arrest van 06 december 2001
gepubliceerd op 12 februari 2002

Besluit van het Verenigd College houdende vaststelling van de subsidiëringsvoorschriften van centra en diensten voor Bijstand aan personen

bron
gemeenschappelijke gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2002031001
pub.
12/02/2002
prom.
06/12/2001
ELI
eli/besluit/2001/12/06/2002031001/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

6 DECEMBER 2001. - Besluit van het Verenigd College houdende vaststelling van de subsidiëringsvoorschriften van centra en diensten voor Bijstand aan personen


Het Verenigd College, Gelet op de ordonnantie van 22 december 2000 houdende de uitgavenbegroting van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie voor het begrotingsjaar 2001;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 81 van 10 november 1967 houdende oprichting van een Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten, inzonderheid op artikel 3;

Gelet op het Akkoord met de non-profitsector voor 2000-2005, gesloten op 23 juni 2000 met de sociale partners en goedgekeurd door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het College van de Franse Gemeenschapscommissie en het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op;

Gelet op het advies van het Bureau van de Commissie voor Welzijnszorg van de Adviesraad voor Gezondheids- en Welzijnszorg, gegeven op 26 november 2001;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de verschillende genomen maatregelen met het oog op een verbetering van de arbeidsomstandigheden van de werknemers van de non-profitsector, alsmede van de kwaliteit van de dienstverlening aan de bevolking, uitwerking hebben met ingang van 1 januari 2001, dat derhalve de betrokken diensten daarvan onverwijld in kennis dienen te worden gesteld;

Op de voordracht van de Leden van het Verenigd College, bevoegd voor het beleid inzake Bijstand aan personen, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemeen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder centra en diensten : 1° De centra voor algemeen welzijnswerk. Deze centra omvatten : a) de centra voor maatschappelijk werk : de centra die zorgen voor de eerste opvang van elke persoon die erom vraagt, een analyse bieden van zijn situatie, instaan voor de doorverwijzing, de bijstand en de begeleiding om een versterking van de sociale banden en een betere toegang van de persoon tot de collectieve voorzieningen en tot zijn fundamentele rechten te bevorderen door beroep te doen op zijn persoonlijke vaardigheden via collectieve, gemeenschappelijke of individuele acties;b) de centra voor justitieel welzijnswerk : de centra die sociale bijstand en psychologische ondersteuning bieden, alleen of in samenwerking met andere instellingen, aan beklaagden, gevangenen en ex-gevangenen of voorwaardelijk in vrijheid gestelden, alsmede aan de naaste verwanten die het wensen;c) de centra voor gezinsplanning : de centra die aan alle personen, koppels of gezinnen die het wensen, de nodige opvang, voorlichting, sociale, psychologische en medische begeleiding bieden op het vlak van hun affectieve en seksuele leven;2° De centra en diensten voor volwassenen in moeilijkheden. Deze diensten en centra omvatten : a) de nachtasielen : de diensten die via een onvoorwaardelijke, kosteloze en anonieme opvang enkel voor een onmiddellijke huisvesting zorgen met een psychosociale basisbegeleiding, op aanvraag van de gebruikers;b) de onthaaltehuizen : de huisvestingscentra die opvang, huisvesting, psychologische en sociale begeleiding aanbieden aan volwassenen, mondige minderjarigen, minderjarige moeders, zwangere minderjarigen, met of zonder kinderen ten laste, die hulp vragen en tijdelijk niet in staat zijn zelf te zoeken naar een eigen woning of zelfstandig te wonen, zodat die, door hun toedoen, zo snel mogelijk opnieuw zelfstandig zouden kunnen wonen in een individuele woning;3° De centra en diensten voor gehandicapte personen. Deze diensten omvatten : a) de homes voor gehandicapte personen : de centra die 's nachts en tijdens de weekends kinderen of volwassenen met een geestelijke, fysieke of zintuiglijke handicap opvangen om hun o.m. huisvesting, opvoeding, scholing, medische en psychosociale begeleiding alsmede steun aan hun gezinsmilieu te bezorgen. Zij bieden hen hetzij sociale aanpassings- en paramedische, hetzij sociale, creatieve of recreatieve activiteiten aan om de voor het dagelijks leven noodzakelijke vaardigheden te kunnen verwerven of te behouden en om hun zelfstandigheid en hun integratie in de maatschappij te bevorderen; b) de dagcentra voor gehandicapte personen : de centra die geestelijk, fysiek of zintuiglijk gehandicapten overdag opvangen en tegelijkertijd instaan voor een medische, psychologische, paramedische, sociale en opvoedkundige begeleiding zodat ze een zo groot mogelijke zelfredzaamheid zouden weten op te brengen en behouden, alsmede een optimaal sociaal en familiaal integratieniveau;deze centra zorgen voor de opvang van al dan niet geschoolde minderjarige gehandicapten of van meerderjarige gehandicapten die zich niet kunnen integreren in een opleidingscentrum of een al dan niet aangepaste werkplaats; c) de diensten voor hulpverlening bij activiteiten in het dagelijks leven : de diensten die thuishulp bieden aan volwassen personen met een ernstige lichamelijke handicap, op hun aanvraag, om de lichamelijke beperkingen bij het verrichten van de dagdagelijkse activiteiten te verhelpen, zonder dat die hulp een sociale, medische of therapeutische tussenkomst inhoudt. HOOFDSTUK II. - Subsidiëringsvoorschriften

Art. 2.Binnen de grenzen van de begrotingskredieten en onverminderd het bedrag van de financiële bijdrage van de gebruikers, kan er een toelage worden toegekend aan de centra en diensten die erkend zijn door de Leden van het Verenigd College bevoegd voor het beleid inzake Bijstand aan personen, hierna « de Ministers » genoemd. Deze toelage omvat : 1° de werkelijke kosten van het door de Ministers aangenomen personeel voor de subsidiëring;2° de kosten voor de permanente vorming van het onder 1° bedoelde personeel;3° de werkings- en uitrustingskosten van het centrum of de dienst.

Art. 3.Onverminderd de bepalingen betreffende de administratieve en begrotingscontrole, omvatten de werkelijke personeelskosten, voor elke voor subsidiëring aangenomen functie : 1° het bedrag van de vastgestelde subsidiëringsschaal, welk overeenstemt met de door het personeelslid verworven anciënniteit;2° de werkgeverskosten verbonden aan het onder 1° bedoelde bedrag;3° in voorkomend geval, de andere voordelen die door het Verenigd College worden toegekend, zoals, onder meer, de eindejaarstoelage, de vakantietoeslag, de haard- of standplaatstoelage, de vervoerkosten, de vergoedingen voor onregelmatige prestaties.

Art. 4.De Ministers bepalen het percentage van de in artikel 2 bedoelde kosten, bestemd om de permanente vorming van het personeel te dekken.

Art. 5.De Ministers bepalen, voor elk centrum of dienst, het maximumbedrag van de werkings- en de uitrustingskosten die vatbaar zijn voor subsidiëring. Deze kosten omvatten onder meer de kosten verbonden aan de boekhoudkundige en administratieve beheersopdrachten van het centrum of de dienst.

Art. 6.Een toelage wordt toegekend om het bedrag te dekken van de vakbondspremie van de personeelsleden die in aanmerking komen voor de in artikel 2 bedoelde subsidiëring en de kosten voor de compenserende aanwervingen. HOOFDSTUK III. - De functies

Art. 7.De Ministers bepalen, per erkend centrum en erkende dienst, de functies die in aanmerking komen voor subsidiëring.

Art. 8.De functies, bedoeld in artikel 7, worden omschreven in de bijlage I bij dit besluit. HOOFDSTUK IV. - Subsidiëringsschalen

Art. 9.De subsidiëringsschalen worden vastgesteld op basis van de spilindex 105.20 : 1° voor de centra en diensten, bedoeld in artikel 1, 1°, in bijlage II, A, bij dit besluit;2° voor de centra en diensten, bedoeld in artikel 1, 2° en 3°, in bijlage II, B, bij dit besluit.

Art. 10.De diensten die in aanmerking komen voor de vaststelling van de geldelijke anciënniteit van de personeelsleden worden bepaald overeenkomstig bijlage III bij dit besluit. HOOFDSTUK V. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 11.De regelgevende bepalingen die op de datum van inwerkingtreding van het onderhavige besluit de financiële bijdrage van de gebuikers regelen, blijven van toepassing.

Art. 12.Indien het bedrag van de in hoofdstuk IV bedoelde nieuwe subsidiëringsschalen lager ligt dan het bedrag waar het centrum of de dienst vroeger recht op had voor een gesubsidieerd personeelslid, wordt het hoogste bedrag gehandhaafd tot er minstens een gelijk bedrag wordt verkregen.

Zo, bij gelijke omstandigheden, de aan de centra en diensten overeenkomstig artikel 2 toegekende toelagen lager zijn dan die welke zij ontvingen in het jaar 2000, worden deze gehandhaafd tot er minstens een gelijk bedrag wordt verkregen.

Art. 13.Worden opgeheven : 1° de artikelen 4 en 6 van het koninklijk besluit van 3 juli 1970 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder reclasseringsinstellingen voor volwassen delinquenten en sociaal gehandicapten en instellingen voor morele steunverlening aan de delinquenten en gehandicapten voor Rijkstoelagen in aanmerking komen;2° de artikelen 2 tot 10 en 23 tot 25 van het koninklijk besluit van 30 maart 1973 tot bepaling van de te volgen gemeenschappelijke regels voor de vaststelling van de toelagen per dag toegekend voor onderhoud, opvoeding en behandeling van minderjarigen en van gehandicapten geplaatst ten laste van de openbare besturen;3° de artikelen 1 tot 6 van het ministerieel besluit tot bepaling, wat betreft het Ministerie van Volksgezondheid en van het gezin, van de te volgen bijzondere regels voor de vaststelling van de toelagen per dag, toegekend voor het onderhoud en de behandeling van de gehandicapten, geplaatst ten laste van de openbare besturen, voor het laatst gewijzigd op 29 juli 1981;4° de artikelen 1 en 2, 4 tot 13 van het ministerieel besluit tot bepaling van de te volgen regels voor de vaststelling van het bedrag van de tegemoetkoming uit het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten in de kosten voor onderhoud, opvoeding en behandeling van gehandicapten die geplaatst zijn in inrichtingen die onder het stelsel van het semi-internat werken, voor het laatst gewijzigd op 17 december 1987;5° de artikelen 1, lid 2 en 7 van het koninklijk besluit van 13 januari 1978 betreffende de erkenning voor het Brusselse Gewest, van de centra voor prematrimoniale, matrimoniale en gezinsconsultaties en de toekenning van subsidies aan die centra, voor het laatst gewijzigd bij 21 december 1989;6° de artikelen 1 en 7 van het koninklijk besluit van 14 maart 1978 tot bepaling voor het Brusselse Gewest van de regels voor de erkenningen van centra voor maatschappelijk werk en voor de betoelaging van die centra, voor het laatst gewijzigd bij het besluit van het Verenigd College van 11 november 2000;7° het artikel 1 van het koninklijk besluit van 7 februari 1979 tot regeling van de erkennings- en betoelagingsvoorwaarden van de onthaaltehuizen voor bepaalde thuislozen;8° de artikelen 1, 2, 4 en 5 van het besluit van het Verenigd College van 21 oktober 1993 tot bepaling van de financiering van de diensten voor hulpverlening bij « Activiteiten in het dagelijks leven », voor het laatst gewijzigd bij het besluit van het Verenigd College van 9 oktober 1997.

Art. 14.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2001.

Art. 15.De Ministers zijn belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 6 december 2001.

Voor het Verenigd College : De Leden van het Verenigd College, bevoegd voor het beleid inzake Bijstand aan personen, G. VANHENGEL

Bijlagen Voor de raadpleging van de bijlagen, zie beeld

Gezien om bij het besluit van het Verenigd College van 6 december 2001 te worden gevoegd.

Voor het Verenigd College : De Leden van het Verenigd College, bevoegd voor het beleid inzake Bijstand aan personen, G. VANHENGEL

^