gepubliceerd op 14 december 2004
Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering Interpretatieregel Op voorstel van de Commissie Tegemoetkoming Geneesmiddelen van 12 oktober 2004 en in uitvoering van artikel 22, 4°bis, van de wet betreffende de verplichte verzekering Interpretatieregel aangaande de regelgeving voor de farmaceutische specialiteit rilatine (§ 31(...)
FEDERALE OVERHEIDSDIENST SOCIALE ZEKERHEID
Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering Interpretatieregel Op voorstel van de Commissie Tegemoetkoming Geneesmiddelen van 12 oktober 2004 en in uitvoering van artikel 22, 4°bis, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, heeft het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging op 8 november 2004 de hiernagaande interpretatieregel vastgesteld : Interpretatieregel aangaande de regelgeving voor de farmaceutische specialiteit rilatine (§ 313 2° van hoofdstuk IV van de lijst van de vergoedbare farmaceutische specialiteiten) Vraag : In welke mate zijn de voorwaarden « de diagnose van ADHD werd gesteld volgens de criteria van de DSM-IV of ICD-10, door een (kinder)neuroloog of (kinder)psychiater (RIZIV nummers eindigend op 689, 760, 764, 770, 774, 780 of 784) » van toepassing voor geneesheren specialisten in pediatrische neurologie.
Antwoord : In de tweede alinea van punt 2° van paragraaf 313 van hoofdstuk IV van het K.B. van 21-12-2001, is volgende bepaling vermeld : « de diagnose van ADHD werd gesteld volgens de criteria van de DSM-IV of ICD-10, door een (kinder)neuroloog of (kinder)psychiater (RIZIV nummers eindigend op 689, 760, 764, 770, 774, 780 of 784) ».
De Commissie Tegemoetkoming Geneesmiddelen bevestigt dat deze bepaling bedoeld is om te garanderen dat de diagnose van ADHD gesteld is door een geneesheer specialist met een voldoende competentie in de pediatrische neurologie.
De Commissie meent bijgevolg dat, in het geval een geneesheer specialist een erkenning in de pediatrische neurologie zou verworven hebben op basis van de bepalingen van het Ministerieel Besluit van 6 april 1995 tot vaststelling van de bijzondere criteria voor de erkenning van geneesheren-specialisten in de pediatrische neurologie en hij hiervan het bewijs kan leveren aan de adviserend geneesheer, deze laatste de voorwaarde met betrekking tot de kwalificatie in de pediatrische neurologie als vervuld kan beschouwen voor de uitvoering van de reglementering van § 313-2°, zelfs indien het RIZIV nummer van de betrokken arts niet eindigt op 689, 760, 764, 770, 774, 780 of 784.
Devoorgenoemde regel treedt in werking op 1 september 2004; dezelfde datum als de inwerkingtreding van het ministerieel besluit waarmee de hieraan verbonden inschrijving werd ingevoerd.
De wnd. Leidend ambtenaar, G. VEREECKE De Voorzitter, D. SAUER