Etaamb.openjustice.be
Wet van 30 april 2007
gepubliceerd op 25 mei 2007

Wet houdende dringende spoorwegbepalingen

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2007014187
pub.
25/05/2007
prom.
30/04/2007
ELI
eli/wet/2007/04/30/2007014187/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

30 APRIL 2007. - Wet houdende dringende spoorwegbepalingen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : TITEL I. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

TITEL II. - Diabolo Uitbreiding van het spoorwegnet dat de luchthaven van Brussel met het bestaande net verbindt HOOFDSTUK I. - Definities

Art. 2.§ 1. Voor de toepassing van deze Titel wordt verstaan onder : 1° « abonnementen woon-werkverkeer » : alle treinkaarten (met inbegrip van de gemengde treinkaarten) die door de NV van publiek recht NMBS worden uitgereikt in het kader van het woon-werkverkeer;2° « aanvangsdatum van de werken » : de datum van de aanvang van de werken van de opdracht gegund voor de bouw van de Infrastructuur, vastgesteld overeenkomstig artikel 28, 1°, van het koninklijk besluit van 26 september 1996 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken;3° « Infrabel » : de NV van publiek recht « Infrabel »;en 4° « ingebruikname » : de datum van ingebruikname vastgesteld in de toelating tot ingebruikname bedoeld in artikel 12, 1°, van de wet van 19 december 2006 betreffende de exploitatieveiligheid van de spoorwegen. § 2. Voor de toepassing van deze Titel hebben de woorden « capaciteit » of « spoorweginfrastructuurcapaciteit », « spoorwegonderneming », « spoorweginfrastructuurbeheerder », « spoorweginfrastructuur », « minister », « toezichthoudende orgaan », « net » en « treinpad » de betekenis die eraan wordt gegeven in artikel 5 van de wet van 4 december 2006 betreffende het gebruik van de spoorweginfrastructuur. HOOFDSTUK II. - Uitbreiding van het net

Art. 3.Onder voorbehoud van artikel 17, kan Infrabel de financiering, het ontwerp, de bouw en de exploitatie van de spoorweginfrastructuur die de luchthaven van Brussel-Nationaal met de middenberm van de snelweg E19 verbindt, inclusief de verbinding van deze infrastructuur met het ondergronds spoorwegstation van de luchthaven van Brussel-Nationaal en de infrastructuurinrichtingen die dienstig of nodig zijn binnenin het station (de « Infrastructuur » genoemd), toevertrouwen aan een derde, « de exploitant » genoemd, alsook alle taken horend bij de voornoemde taken die door Infrabel aan de exploitant zijn toevertrouwd.

Infrabel bepaalt, in een overeenkomst die met de exploitant zal worden gesloten, de bepalingen en voorwaarden waartegen de taken bedoeld in het eerste lid aan de exploitant worden toevertrouwd.

Art. 4.Infrabel kan inzonderheid, voor de doeleinden van artikel 3, een dochtervennootschap oprichten, haar deelneming in deze dochtervennootschap overdragen en aan deze vennootschap, vóór of na de overdracht van haar deelneming, de in artikel 3 bedoelde taken toevertrouwen. In dat geval is artikel 13, § 3, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, niet van toepassing.

Art. 5.De rechten van de exploitant krachtens de in artikel 3, tweede lid, bedoelde overeenkomst, kunnen worden overgedragen of tot zekerheid gesteld ten gunste van kredietverstrekkers, van verstrekkers van financiële diensten, of van personen aangewezen door deze laatsten in het kader van financieringsoperaties of van herfinanciering, onder de voorwaarden bepaald in de in artikel 3, tweede lid bedoelde overeenkomst. HOOFDSTUK III. - Onroerende rechten

Art. 6.Infrabel kan aan de exploitant de eigendom overdragen van onroerende goederen, in voorkomend geval beperkt tot ondergrondse innames, die nodig of dienstig zijn voor de uitvoering van de in artikel 3 bedoelde taken. Elke overdracht krachtens dit artikel voorziet in een terugkoopoptie van de voornoemde onroerende goederen en van de Infrastructuur ten voordele van Infrabel, uitoefenbaar tegen de voorwaarden overeengekomen tussen Infrabel en de exploitant op het ogenblik van de overdracht, wanneer de exploitatie van de Infrastructuur door de exploitant eindigt door het verstrijken van de termijn of anderszins.

Art. 7.Infrabel kan ten gunste van de exploitant andere zakelijke rechten of persoonlijke rechten op de onroerende goederen bedoeld in artikel 6 vestigen. Elk zakelijk of persoonlijk recht gevestigd krachtens dit artikel vervalt wanneer de exploitatie van de Infrastructuur door de exploitant eindigt door het verstrijken van de termijn of anderszins.

Art. 8.De zakelijke rechten die de exploitant krachtens de artikelen 6 en 7 bezit, zijn uitsluitend bestemd voor de uitvoering van de in artikel 3 bedoelde taken.

Art. 9.De onroerende goederen waarvan de eigendom is overgedragen of waarop andere zakelijke of persoonlijke rechten zijn gevestigd met toepassing van de artikelen 6 en 7, zijn en blijven van rechtswege gedesaffecteerd van het openbaar domein te rekenen vanaf de overdracht of de vestiging van de betrokken zakelijke of persoonlijke rechten ten voordele van de exploitant tot de beëindiging van de exploitatie van de Infrastructuur door de exploitant, door het verstrijken van de termijn of anderszins.

Art. 10.De NV van publiek recht NMBS Holding kan zakelijke of persoonlijke rechten vestigen op het ondergrondse spoorwegstation van de luchthaven van Brussel-Nationaal ten voordele van de exploitant om hem toe te laten de verbinding van de Infrastructuur met het ondergrondse spoorwegstation van de luchthaven van Brussel-Nationaal en de inrichtingen die dienstig of nodig zijn voor de uitvoering van de in artikel 3 bedoelde taken, te verwezenlijken.

De zakelijke rechten gevestigd krachtens het eerste lid, geven de exploitant, tijdens de duur ervan, het eigendomsrecht van de verbeteringen die aan het station worden aangebracht. Deze zakelijke rechten vervallen wanneer de exploitatie van de Infrastructuur door de exploitant eindigt door het verstrijken van de termijn of anderszins. HOOFDSTUK IV. - Financiering van de investeringskost van de Infrastructuur Afdeling 1. - Bijdrage van de spoorweginfrastructuurbeheerder

Art. 11.§ 1. De spoorweginfrastructuurbeheerder kan zich contractueel verbinden tot betaling van een jaarlijkse bijdrage aan de exploitant vanaf het kalenderjaar van de tweede verjaardag van de aanvangsdatum van de werken en voor een termijn overeengekomen in de overeenkomst bedoeld in artikel 3, tweede lid. § 2. Het initiële bedrag van de bijdrage bedoeld in § 1 is vastgesteld op 9 miljoen euro. Elke verhoging van dit bedrag krachtens de in artikel 3, tweede lid bedoelde overeenkomst, is onderworpen aan de goedkeuring van de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. § 3. Het bedrag van de bijdrage bedoeld in § 1 wordt geïndexeerd op basis van de gezondheidsindex (of elke vergelijkbare index die deze vervangt) vanaf het kalenderjaar van de derde verjaardag van de aanvangsdatum van de werken, tegen de voorwaarden bepaald in de overeenkomst gesloten krachtens artikel 3, tweede lid. Afdeling 2. - Passagiervergoedingen

Art. 12.§ 1. Elke spoorwegonderneming die gebruik maakt van de spoorweginfrastructuur voor het vervoer van reizigers, int en ontvangt voor elke treinreis van of naar de luchthaven van Brussel-Nationaal, met uitzondering van de abonnementen woon-werkverkeer waarvan het station van de luchthaven van Brussel-Nationaal het eindstation is en de reizen van personen die recht hebben op gratis reizen met alle verplaatsingsmiddelen die door de publieke overheden worden uitgebaat of in concessie gegeven overeenkomstig de artikelen 66, 71 en 118bis van de Grondwet, een supplement op de prijs van de reis te voldoen door de reiziger, « passagiervergoeding » genoemd. § 2. Het initieel bedrag van de passagiervergoeding en elke latere wijziging van dit bedrag worden vastgesteld door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, op voorstel van de spoorweginfrastructuurbeheerder. § 3. Niettegenstaande §§ 1 en 2, kan een spoorwegonderneming met de exploitant, in de in artikel 13, § 2, bedoelde overeenkomst, overeenkomen om de passagiervergoeding voor de reizen van en naar de luchthaven van Brussel-Nationaal niet te innen en te ontvangen voor reizigers die genieten van tariefverminderingen of van gratis vervoer opgelegd door de Staat, mits de betaling door de spoorwegonderneming aan de exploitant van een bedrag gelijk aan de vergoedingen te innen en te ontvangen krachtens § 1 voor de reizen van deze passagiers. § 4. Het bedrag van de passagiervergoeding wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van de gemiddelde gezondheidsindex (of elke vergelijkbare index die deze vervangt) voor het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor de vergoeding verschuldigd is ten opzichte van de gemiddelde gezondheidsindex (of elke vergelijkbare index die deze vervangt) voor het jaar 2004.

Art. 13.§ 1. Elke spoorwegonderneming stort aan de exploitant de passagiervergoedingen die moeten worden geïnd en ontvangen overeenkomstig artikel 12, § 1. § 2. De bepalingen en voorwaarden van de retrocessie bepaald in § 1, worden vastgesteld in een overeenkomst die zal worden gesloten tussen de exploitant en elke spoorwegonderneming die de toekenning van capaciteiten vraagt voor het vervoer van reizigers van en naar de luchthaven van Brussel-Nationaal. Deze bepalingen en voorwaarden behelzen de periodiciteit van de retrocessie, de methodes van het tellen van het aantal vervoerde reizigers, de zekerheden die door de spoorwegonderneming moeten worden gevestigd als waarborg voor haar retrocessieverplichting en de vergoeding voor de inning van de passagiervergoedingen die niet inbegrepen zijn in de prijs van het vervoersbewijs. § 3. Bij gebrek aan een overeenkomst tussen de exploitant en de spoorwegonderneming die een aanvraag tot capaciteit heeft ingediend tegen de bepalingen en voorwaarden van de in § 2 bedoelde overeenkomst binnen drie maand na deze aanvraag, kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, regels vaststellen betreffende de in § 2 bedoelde materies op voorstel van de spoorweginfrastructuurbeheerder. Deze regels zijn van toepassing tot de inwerkingtreding van een overeenkomst gesloten overeenkomstig § 2.

Art. 14.§ 1. De passagiervergoeding wordt geïnd en ontvangen vanaf de eerste dag van de maand volgend op de tweede verjaardag van de aanvangsdatum van de werken tot en met de laatste dag van de maand tijdens dewelke de exploitatie van de Infrastructuur door de exploitant eindigt, door het verstrijken van de termijn of anderszins. § 2. In afwijking van § 1, wordt het bedrag van de passagiervergoeding met de helft verminderd voor de periode vanaf de eerste dag van de maand volgend op de tweede verjaardag van de aanvangsdatum van de werken tot en met de laatste dag van de maand van de ingebruikname van de Infrastructuur. Afdeling 3. - Bijdrage van de spoorwegondernemingen

Art. 15.§ 1. Elke spoorwegonderneming die gebruik maakt van de spoorweginfrastructuur voor het binnenlands vervoer van reizigers dient een jaarlijkse bijdrage te betalen, « bijdrage van de spoorwegondernemingen » genoemd, gelijk aan het hoogste van beide onderstaande bedragen : - 0,5 % van de omzet (exclusief BTW) die door de betrokken spoorwegonderneming werd gerealiseerd op het binnenlands vervoer van reizigers op de spoorweginfrastructuur tijdens het kalenderjaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de bijdrage verschuldigd is; en - 1.887.000 euro geïndexeerd op basis van de gemiddelde gezondheidsindex (of elke vergelijkbare index die deze vervangt) voor het kalenderjaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de bijdrage verschuldigd is ten opzichte van de gemiddelde gezondheidsindex voor het jaar 2004 vermenigvuldigd met de in § 3 bedoelde verdeelsleutel. § 2. De bijdrage van de spoorwegondernemingen wordt ontvangen door de spoorweginfrastructuurbeheerder. De spoorweginfrastructuurbeheerder stort de ontvangen bedragen aan de exploitant binnen twintig werkdagen vanaf de ontvangst ervan.

Om zeker te zijn van de betaling van deze bijdrage, kan de spoorweginfrastructuurbeheerder aan de spoorwegondernemingen het verstrekken van een financiële waarborg opleggen. Deze staat in verhouding tot de bijdrage die de betrokken spoorwegonderneming verschuldigd is, en is transparant en niet-discriminerend. § 3. De in § 1 bedoelde verdeelsleutel is, voor de spoorwegonderneming die de bijdrage verschuldigd is, gelijk aan het quotiënt van (i) de omzet (exclusief BTW) die door deze spoorwegonderneming werd gerealiseerd op het binnenlands vervoer van reizigers op de spoorweginfrastructuur tijdens het kalenderjaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de bijdrage verschuldigd is op (ii) de som van de omzetcijfers (exclusief BTW) gerealiseerd op het binnenlands vervoer van reizigers op de spoorweginfrastructuur tijdens het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor de bijdrage verschuldigd is door de spoorwegondernemingen die de bijdrage verschuldigd zijn. § 4. Voor de berekening van het bedrag van de bijdrage van de spoorwegondernemingen, deelt elke spoorwegonderneming die de bijdrage verschuldigd is de infrastructuurbeheerder uiterlijk op 1 juni van het jaar waarvoor de bijdrage verschuldigd is, de omzet (exclusief BTW) mee die zij heeft gerealiseerd op het binnenlands vervoer van reizigers op de spoorweginfrastructuur tijdens het voorafgaande kalenderjaar, evenals de gegevens die de controle ervan moeten toelaten.

Op basis van de gegevens meegedeeld door de spoorwegondernemingen overeenkomstig het voorgaande lid, stelt de spoorweginfrastructuurbeheerder elke spoorwegonderneming die de bijdrage verschuldigd is, uiterlijk op 15 juni van elk jaar in kennis van het bedrag van de bijdrage die zij verschuldigd is voor het lopende jaar. § 5. De spoorwegonderneming die de bijdrage verschuldigd is, stort aan de infrastructuurbeheerder, uiterlijk op 30 juni van het lopende jaar, het bedrag van de bijdrage die hij voor dat jaar verschuldigd is.

Art. 16.§ 1. De in artikel 15 bedoelde bijdrage is verschuldigd vanaf het kalenderjaar van de tweede verjaardag van de aanvangsdatum van de werken tot en met : - het kalenderjaar van de negenendertigste verjaardag van de aanvangsdatum van de werken; of - indien dit gebeurt vóór dat jaar, het jaar tijdens welk de exploitatie van de Infrastructuur door de exploitant eindigt door het verstrijken van de termijn of anderszins. § 2. Het bedrag van de bijdrage die een spoorwegonderneming verschuldigd is voor het kalenderjaar van de tweede verjaardag van de aanvangsdatum van de werken wordt berekend pro rata van het aantal volledige maanden tussen de tweede verjaardag van de aanvangsdatum van de werken en 1 januari van het volgende jaar. HOOFDSTUK V. - Beheer van de Infrastructuur

Art. 17.Niettegenstaande artikel 3 verzekert de spoorweginfrastructuurbeheerder het beheer van het verkeer en de circulatie op de Infrastructuur.

Art. 18.§ 1. Elke overeenkomst bedoeld in artikel 24 van de wet van 4 december 2006 betreffende het gebruik van de spoorweginfrastructuur houdt voor de spoorweginfrastructuurbeheerder het recht in om : - de capaciteiten op te schorten of uit te sluiten die op de Infrastructuur of, bij gebreke daaraan, op andere relevante segmenten van de spoorweginfrastructuur zijn toegekend aan een spoorwegonderneming die, tijdens de geldigheidsperiode van deze capaciteiten, in gebreke blijft alle of een deel van haar verplichtingen krachtens de artikelen 12 tot 16 of krachtens overeenkomsten gesloten op basis van artikel 13, § 2, na een ingebrekestelling door de spoorweginfrastructuurbeheerder, na te komen; of - de capaciteiten niet te vernieuwen die op de Infrastructuur of, bij gebreke daaraan, op andere relevante segmenten van de spoorweginfrastructuur zijn toegekend aan een spoorwegonderneming die, tijdens de twee voorafgaande geldigheidsperiodes in gebreke is gebleven alle of een deel van voornoemde verplichtingen, na ingebrekestelling door de spoorweginfrastructuurbeheerder, na te komen. § 2. Het toezichthoudende orgaan beslecht, in uitvoering van zijn opdracht inzake de administratieve afhandeling van geschillen bedoeld in artikel 62, § 4, van voornoemde wet van 4 december 2006, de geschillen betreffende het gebruik door de beheerder van de spoorweginfrastructuur van het recht bedoeld in § 1, overeenkomstig de nadere regels bepaald in dit artikel of bepaald door de Koning krachtens dit artikel.

Art. 19.De netverklaring bedoeld in artikel 21 van voornoemde wet van 4 december 2006 vermeldt zowel de bepalingen van de artikelen 12 tot 16 als de bepalingen vastgesteld in uitvoering daarvan. HOOFDSTUK VI. - Diverse bepalingen

Art. 20.In de uitoefening van zijn opdrachten bedoeld in artikel 62, §§ 3 tot 5, van de wet van 4 december 2006 betreffende het gebruik van de spoorweginfrastructuur met betrekking tot materies bedoeld in de artikelen 18, § 1, en 19, past het toezichthoudende orgaan de artikelen 12 tot 19 toe.

Art. 21.Voor de toepassing van deze wet, verwijst elke verwijzing naar de exploitant ook naar de personen bedoeld in artikel 5 of de personen aangewezen door hen die overeenkomstig of krachtens directe overeenkomsten gesloten met de personen bedoeld in artikel 5, in hun plaats werden gesteld.

Art. 22.De spoorweginfrastructuurbeheerder stelt de spoorwegondernemingen die gebruik maken van de spoorweginfrastructuur voor het vervoer van reizigers per aangetekend schrijven met ontvangstbewijs in kennis van : - de aanvangsdatum van de werken binnen twintig dagen vanaf die datum of, voor de spoorwegondernemingen die op die datum geen gebruik maken van de spoorweginfrastructuur voor het vervoer van reizigers, binnen twintig dagen vanaf het eerste verzoek om capaciteit voor het vervoer van reizigers; - de datum van de ingebruikname van de Infrastructuur, uiterlijk twintig dagen voor deze datum of, voor de spoorwegondernemingen die op die datum geen gebruik maken van de spoorweginfrastructuur voor het vervoer van reizigers, binnen twintig dagen vanaf het eerste verzoek om capaciteit voor het vervoer van reizigers van of naar de luchthaven van Brussel-Nationaal; - de datum waarop de exploitatierechten van de exploitant vervallen, binnen twintig dagen vanaf die datum.

Art. 23.Artikelen 360 en 361 van de wet van 20 juli 2006 houdende diverse bepalingen, worden opgeheven.

TITEL III. - Rechtzettingen in verband met de verdeling van de goederen bij de splitsing van NMBS

Art. 24.In de wet van 20 juli 2006 houdende diverse bepalingen wordt een artikel 359bis ingevoegd dat als volgt luidt : « De Koning kan de gebruiksrechten preciseren die de NMBS Holding op ononderbroken en ondubbelzinnige wijze heeft behouden op activa bedoeld in de artikelen 3, § 1, 2°, en 14, § 1, 1°, van voornoemd koninklijk besluit van 14 juni 2004 teneinde de continuïteit te garanderen van de rechten en verbintenissen die voortvloeien uit contracten die zij vóór 1 januari 2005 met derden heeft gesloten. » Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 30 april 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting en Consumentenbescherming Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Mobiliteit R. LANDUYT De Staatssecretaris voor Overheidsbedrijven, B. TUYBENS Met 's Lands zegel gezegeld : De minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota's Stukken van de Kamer van volksvertegenwoordigers : 51-3055 - 2006/2007 Nr. 1 : Wetsontwerp.

Nr. 2 : Amendementen.

Nr. 3 : Advies van de Raad van State.

Nr. 4 : Verslag.

Nr. 5 : Tekst aangenomen door de commissie.

Nr. 6 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.

Integraal Verslag : 24 en 25 april 2007.

Stukken van de Senaat : 3-2434 - 2006/2007 Nr. 1 : Ontwerp geëvoceerd door de Senaat.

Nr. 2 : Verslag.

Nr. 3 : Beslissing om niet te amenderen.

Handelingen van de Senaat : 26 april 2007.

^