Etaamb.openjustice.be
Wet van 27 mei 2002
gepubliceerd op 24 oktober 2002

Wet houdende instemming met het Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Hongarije inzake politiesamenwerking en samenwerking inzake de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit, gedaan te Brussel op 4 november 1998 (2)

bron
ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking
numac
2002015118
pub.
24/10/2002
prom.
27/05/2002
ELI
eli/wet/2002/05/27/2002015118/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

27 MEI 2002. - Wet houdende instemming met het Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Hongarije inzake politiesamenwerking en samenwerking inzake de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit, gedaan te Brussel op 4 november 1998 (1) (2)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.Het Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Hongarije inzake politiesamenwerking en samenwerking inzake de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit, gedaan te Brussel op 4 november 1998, zal volkomen gevolg hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 27 mei 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, L. MICHEL De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota's (1) Zitting 2001-2002. Senaat.

Documenten. - Ontwerp van wet ingediend op 19 oktober 2001, nr. 2-930/1. - Verslag namens de commissie, nr. 2-930/2.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking, vergadering van 24 januari 2002. - Stemming, vergadering van 31 januari 2002. Kamer van volksvertegenwoordigers.

Documenten. - Tekst overgezonden door de Senaat, nr. 50-1619/1. - Verslag namens de commissie, nr. 50-1619/2. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 50-1619/3.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking, vergadering van 27 maart 2002. - Stemming, vergadering van 28 maart 2002.(2) Dit Verdrag treedt in werking op 1 september 2002

Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Hongarije inzake politiesamenwerking en samenwerking inzake de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIE en DE REGERING VAN DE REPUBLIEK HONGARIJE hierna genoemd de verdragsluitende partijen Zich baserend op de bezorgdheid om hun bilaterale betrekkingen te bevorderen; Geleid door de wens hun samenwerking op te voeren met eerbiediging van de internationale overeenkomsten die zijn onderschreven door de Verdragsluitende Partijen, inzonderheid het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden en de Protocollen bij dat Verdrag, alsmede het Verdrag van de Raad van Europa van 28 januari 1981 inzake de bescherming van personen ten opzichte van de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens;

Overwegende dat de internationale georganiseerde criminaliteit een ernstige bedreiging vormt voor de sociaal-economische ontwikkeling van de Verdragsluitende Partijen en dat de recente ontwikkelingen van de internationale georganiseerde criminaliteit, inzonderheid witwassen van geld, de werking van hun instellingen in gevaar brengen;

Vast besloten hun optreden tegen de georganiseerde criminaliteit te coördineren;

Overwegende dat de strijd tegen mensenhandel en tegen seksuele uitbuiting van kinderen, inzonderheid zoals bedoeld in artikel 34 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind van 20 november 1989, daaronder begrepen de productie, de verkoop, het verdelen of andere vormen van handel in pornografisch materiaal waarbij kinderen zijn betrokken, een zorg is van de Verdragsluitende Partijen, die van oordeel zijn dat de strijd tegen voornoemd handelen als een gemeenschappelijke taak moet worden beschouwd;

Overwegende dat de Regering en het Parlement van beide Verdragsluitende Partijen ernaar streven de illegale toegang tot en het illegaal verlaten van het grondgebied van de Staten en illegale migratie te beteugelen, alsmede de netwerken die bij deze illegale handelingen betrokken zijn te ontmantelen;

Overwegende dat de productie van en de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, zoals omschreven in het Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen opgemaakt te New York op 30 maart 1961 en in het Protocol van 25 maart 1972 tot wijziging van het Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen van 1961, in het Verdrag inzake psychotrope stoffen opgemaakt te Wenen op 21 februari 1971, alsmede in het Verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen dat op 20 december 1988 te Wenen is opgemaakt, een gevaar zijn voor de gezondheid en de veiligheid van de burgers;

Overwegende dat criminaliteit gerelateerd aan kernmateriaal en radioactief materiaal, zoals omschreven in artikel 7, § 1, van het Verdrag inzake externe beveiliging van kernmateriaal, ondertekend te Wenen en te New York op 3 maart 1980, eveneens een gevaar is voor de gezondheid en de veiligheid van de burgers;

Overwegende dat de strijd tegen met terrorisme verwante criminaliteit in de zin van het Europees Verdrag tot bestrijding van terrorisme van 27 januari 1977 noodzakelijk is met het oog op de verdediging van de democratische waarden en instellingen;

Overwegende dat enkel het harmoniseren van de relevante wetgeving niet volstaat om de criminaliteitsverschijnselen die in dit Verdrag worden behandeld voldoende doeltreffend te bestrijden;

Overwegende dat een doeltreffende bilaterale samenwerking, inzonderheid door middel van uitwisseling en verwerking van gegevens, onontbeerlijk is om die criminaliteitsverschijnselen te voorkomen en bestrijden;

Overwegende dat een dergelijke samenwerking een reeks gepaste maatregelen en een nauwe samenwerking tussen de Verdragsluitende Partijen vereist;

Hebben besloten dit verdrag te sluiten : ARTIKEL 1 Gebieden waarop wordt samengewerkt 1. Iedere Verdragsluitende Partij verbindt zich ertoe om, overeenkomstig haar nationaal recht, aan de andere Partij de meest ruime samenwerking te bieden op het stuk van de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit, daaronder begrepen mensenhandel en seksuele uitbuiting van kinderen, conform de regels gesteld en onder de voorwaarden vastgesteld in dit Verdrag.2. Voor de toepassing van het eerste lid werken de Verdragsluitende Partijen bij voorrang samen ter voorkoming, vervolging en bestrijding van inzonderheid de volgende zware misdrijven : - misdrijven tegen het leven, de lichamelijke integriteit en de gezondheid van personen; - misdrijven in verband met de productie van en de sluikhandel in verdovende middelen, psychotrope stoffen en precursoren; - illegale migratie; - proxenetisme, mensenhandel en seksuele uitbuiting van kinderen; - chantage, daaronder begrepen afpersing van geld met het oog op bescherming; - diefstal van, illegale handel en sluikhandel in wapens, munitie en explosieven; - diefstal van, illegale handel en sluikhandel in radioactief materiaal, kernmateriaal en andere gevaarlijke stoffen; - vervalsing van geld, waardepapieren en documenten; - witwassen van geld; - misdrijven tegen goederen, in het bijzonder diefstal van en sluikhandel in kunstwerken, historische voorwerpen en goederen welke tot het cultureel patrimonium behoren; - diefstal van en sluikhandel in motorvoertuigen. 3. De samenwerking tussen de Verdragsluitende Partijen heeft eveneens betrekking op : - de opsporing van verdwenen personen en hulp bij de identificatie van niet-geïdentificeerde lijken; - de opsporing op het grondgebied van een Verdragsluitende Partij van voorwerpen gestolen, verdwenen of verduisterd op het grondgebied van de andere Partij.

ARTIKEL 2 Middelen van samenwerking Overeenkomstig hun nationaal recht werken de Verdragsluitende Partijen samen op de in artikel 1 van dit Verdrag omschreven gebieden en zulks op de volgende wijze : a) uitwisseling van gegevens, inzonderheid gegevens over personen die betrokken zijn bij de georganiseerde criminaliteit, over banden tussen de daders van misdrijven, over de structuur van de organisaties en de groepen van misdadigers, over het typische gedrag van de daders van misdrijven en van de groepen van misdadigers, over de feiten en meer in het bijzonder over de datum en de plaats van het misdrijf en over de gebruikte methodes, over de aangevallen gebouwen, over de bijzondere omstandigheden alsmede over de strafrechtelijke bepalingen die zijn overtreden en over de genomen maatregelen;b) bijstand ter fine van de bestrijding van de strafbare feiten bedoeld in artikel 1, voor zover het verzoek of de uitvoering ervan krachtens het nationale recht van de aangezochte Verdragsluitende Partij niet zijn voorbehouden aan de gerechtelijke autoriteiten en het verzoek of de uitvoering ervan niet de toepassing van dwangmiddelen door de aangezochte Verdragsluitende Partij onderstelt;c) voorbereiding van de uitvoering van verzoeken tot rechtshulp in strafzaken. ARTIKEL 3 Uitwisseling van gegevens 1. De Verdragsluitende Partijen voorzien in een nauwe en voortdurende samenwerking en wisselen inzonderheid alle relevante en belangrijke gegevens uit.2. Deze samenwerking kan de vorm aannemen van permanent contact via verbindingsofficieren of attachés, hierna « verbindingsofficieren » genoemd, die door de daartoe bevoegde Minister(s) in iedere Verdragsluitende Partij worden aangewezen. ARTIKEL 4 Iedere Verdragsluitende Partij kan overeenkomstig het nationale recht en zonder een daartoe strekkend verzoek, aan de betrokken Verdragsluitende Partij gegevens meedelen die voor laatstgenoemde belangrijk kunnen zijn met het oog op de bijstand ter voorkoming en bestrijding van de misdrijven bedoeld in artikel 1 van dit Verdrag of ter voorkoming van andere bedreigingen van de openbare orde en de openbare veiligheid.

ARTIKEL 5 Ieder gegeven verstrekt en ieder bewijs geleverd door een Verdragsluitende Partij krachtens dit Verdrag kan door de andere Verdragsluitende Partij in het kader van procedures die ressorteren onder de bevoegdheid van de gerechtelijke autoriteiten enkel worden gebruikt nadat krachtens de geldende internationale bepalingen een verzoek om rechtshulp is ingediend.

ARTIKEL 6 1. De in artikel 12 van dit Verdrag omschreven bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Partijen werken overeenkomstig hun nationaal recht en in het kader van hun opdrachten en bevoegdheden op operationele wijze samen.De verzoeken om bijstand en de antwoorden op die verzoeken, alsmede alle andere informatie worden schriftelijk overgezonden. 2. Indien het onmogelijk is om het verzoek tijdig in te dienen door toedoen van de in artikel 12 bedoelde centrale organen, kan het bij wijze van uitzondering en enkel in dringende gevallen, door de territoriaal bevoegde plaatselijke autoriteit van de verzoekende Verdragsluitende Partij rechtstreeks worden toegezonden aan de territoriaal bevoegde plaatselijke autoriteit van de aangezochte Partij en kan laatstgenoemde daarop rechtstreeks antwoorden.In deze uitzonderlijke gevallen moet de territoriaal bevoegde verzoekende plaatselijke autoriteit het centrale orgaan dat in de aangezochte Verdragsluitende Partij bevoegd is voor de internationale samenwerking zo spoedig mogelijk in kennis stellen van het rechtstreekse verzoek en de dringende noodzakelijkheid met redenen omkleden. 3. De in het tweede lid bedoelde uitwisseling kan mondeling geschieden, op voorwaarde dat zij zo spoedig mogelijk schriftelijk wordt bevestigd.4. Een verzoek wordt als dringend beschouwd indien het volgen van de normale procedure via de centrale organen de opsporing kan belemmeren of in het gedrang brengen. ARTIKEL 7 1. Iedere Verdragsluitende Partij waarborgt de bescherming van gegevens en technische middelen die haar door de andere Verdragsluitende Partij worden verstrekt voor zover zij krachtens het nationale recht van die Verdragsluitende Partij als vertrouwelijk zijn omschreven en als zodanig moeten worden beschouwd.2. De gegevens, het materiaal en technische middelen die in het kader van dit Verdrag zijn verstrekt, mogen enkel aan een derde Partij worden doorgestuurd met de voorafgaande schriftelijke instemming van de Verdragsluitende Partij die hen heeft verstrekt. ARTIKEL 8 1. De Verdragsluitende Partijen kunnen voor bepaalde of onbepaalde duur verbindingsofficieren van een Verdragsluitende Partij aan de andere Verdragsluitende Partij detacheren.2. De detachering van die verbindingsofficieren strekt ertoe de samenwerking tussen de Verdragsluitende Partijen te bevorderen en te voorzien in permanente bijstand : a.in de vorm van gegevensuitwisseling met het oog op de voorkoming en bestrijding van de georganiseerde criminaliteit; b. terzake van de uitvoering van verzoeken om rechtshulp in strafzaken;c. voor de uitoefening van de taken van de autoriteiten belast met de controle aan de buitengrenzen en op de immigratie;d. voor de uitoefening van de taken van de autoriteiten belast met het voorkomen van bedreigingen voor de openbare orde.3. De taak van de verbindingsofficieren bestaat erin advies en bijstand te verlenen.Zij zijn niet bevoegd om autonoom politiemaatregelen uit te voeren. Zij verstrekken gegevens en voeren hun taken uit in het kader van de onderrichtingen die hen worden gegeven door de Verdragsluitende Partij van herkomst en door de Verdragsluitende Partij bij welke zij zijn gedetacheerd. Zij brengen op regelmatige tijdstippen verslag uit bij het centrale orgaan belast met politiesamenwerking van de Verdragsluitende Partij waarbij zij zijn gedetacheerd. 4. De bevoegde Ministers van de Verdragsluitende Partijen kunnen overeenkomen dat de verbindingsofficieren van een Verdragsluitende Partij gedetacheerd bij derde Staten eveneens de belangen van de andere Verdragsluitende Partij vertegenwoordigen.5. De verbindingsofficieren die gedetacheerd zijn met het oog op de uitvoering van dit Verdrag genieten, voor zover zij geen lid zijn van het diplomatiek korps, krachtens een in onderling overleg overeengekomen akkoord tussen de Verdragsluitende Partijen dezelfde rechten, verplichtingen, voorrechten en immuniteiten als de leden van het diplomatieke korps. ARTIKEL 9 Bescherming van persoonsgegevens 1. Krachtens dit Verdrag is de verwerking van persoonsgegevens onderworpen aan het respectieve nationale recht van iedere Verdragsluitende Partij, alsmede aan de volgende regels : a.wat de verwerking van persoonsgegevens krachtens dit Verdrag betreft, verbinden de Verdragsluitende Partijen zich ertoe de persoonsgegevens te beschermen conform het bepaalde in het Verdrag van de Raad van Europa van 28 januari 1981 inzake de bescherming van personen ten opzichte van de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens en Aanbeveling A (87) 15 van 17 september 1987 van het Comité van Ministers van de Raad van Europa die ertoe strekt het gebruik van persoonsgegevens voor politiële doeleinden te regelen; b. de ontvangende Verdragsluitende Partij mag de gegevens enkel gebruiken voor de doeleinden omschreven in dit Verdrag en onder de voorwaarden vastgesteld door de Verdragsluitende Partij die de gegevens verstrekt;c. conform het bepaalde in bovenstaand punt b) van de eerste paragraaf van dit artikel, mogen de persoonsgegevens enkel worden verstrekt aan de autoriteiten bevoegd voor de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit, aan de politieorganen bevoegd voor de bestrijding van het gebruik van verdovende middelen en psychotrope stoffen en terrorisme.Zij mogen enkel aan andere autoriteiten worden verstrekt met de voorafgaande instemming van de Partij die de gegevens heeft bezorgd. De Partijen bezorgen elkaar de lijst van bedoelde gebruikers; d. de Verdragsluitende Partij die de gegevens verstrekt moet erop toezien dat zij nauwkeurig, noodzakelijk en passend zijn met het oog op het gestelde doel.Indien zij zelf of ten gevolge van een vraag van de betrokken persoon vaststelt dat de verstrekte gegevens onjuist waren of niet hadden moeten worden verstrekt, stelt zij de ontvangende Verdragsluitende Partij daarvan onverwijld in kennis. Laatstgenoemde moet de gegevens verbeteren of vernietigen; e. een Verdragsluitende Partij mag niet aanvoeren dat een andere Verdragsluitende Partij onjuiste gegevens heeft versterkt om zich ten opzichte van een benadeeld persoon te onttrekken aan de aansprakelijkheid die haar krachtens het nationaal recht is opgelegd. Indien de ontvangende Verdragsluitende Partij omwille van het gebruik van onjuiste gegevens tot schadevergoeding is gehouden, moet de Verdragsluitende Partij die de gegevens heeft verstrekt de door de ontvangende Verdragsluitende Partij uitgekeerde bedragen volledig terugbetalen; f. het verstrekken, de ontvangst, het uitwissen en het vernietigen van de persoonsgegevens moeten door iedere Verdragsluitende Partij worden geregistreerd.De Verdragsluitende Partijen sturen elkaar de lijst van de autoriteiten of diensten die gemachtigd zijn om de registratie te raadplegen; g. de machtiging houdende toegang tot de gegevens ressorteert onder het nationale recht van de Verdragsluitende Partij tot welke de betrokken persoon zich richt.De gegevens kunnen enkel worden medegedeeld met de voorafgaande instemming van de Verdragsluitende Partij welke de gegevens heeft verstrekt; h. op het tijdstip waarop de gegevens worden medegedeeld, vermeldt de Verdragsluitende Partij die de gegevens verstrekt de termijnen binnen welke de gegevens krachtens haar nationaal recht moet worden vernietigd.Ongeacht die termijnen moeten de gegevens inzake de betrokken persoon worden vernietigd zodra zij niet langer noodzakelijk zijn. De Verdragsluitende Partij die de gegevens verstrekt moet onverwijld in kennis worden gesteld van de vernietiging van de gegevens en van de redenen die daaraan ten grondslag liggen. Als dit Verdrag ophoudt te bestaan moeten alle gegevens worden vernietigd. i. de Verdragsluitende Partijen moeten de gegevens op doeltreffende wijze beschermen tegen iedere ongeoorloofde toegang, iedere wijziging en iedere bekendmaking, alsmede tegen ieder verlies en toevallige of bewuste vernietiging.2. Iedere Verdragsluitende Partij wijst een controleautoriteit aan die, overeenkomstig het nationale recht, op haar grondgebied onafhankelijke controle uitoefent op de verwerking van persoonsgegevens op grond van dit Verdrag en nagaat of bedoelde verwerking de rechten van de betrokken persoon niet schendt.De controleautoriteiten zijn tevens bevoegd om de problemen inzake toepassing en uitlegging van dit Verdrag te onderzoeken wat de verwerking van persoonsgegevens betreft.

De controleautoriteiten kunnen overeenkomen om samen te werken in het kader van de opdrachten die hen krachtens dit Verdrag zijn toevertrouwd. 3. Indien persoonsgegevens worden verstrekt door toedoen van de verbindingsofficier bedoeld in artikel 8, is het bepaalde in dit Verdrag eveneens van toepassing. ARTIKEL 10 Weigeren van bijstand 1. Iedere Verdragsluitende Partij weigert bijstand in geval van politieke of militaire misdrijven of indien blijkt dat de bijstand strijdig is met de op haar grondgebied vigerende wettelijke bepalingen.2. Iedere Verdragsluitende Partij kan gedeeltelijk of volledig bijstand weigeren dan wel aan voorwaarden onderwerpen in geval van met politieke of militaire misdrijven samenhangende misdrijven of indien het verlenen van bijstand de soevereiniteit, de veiligheid, de openbare orde of andere essentiële belangen van de Staat in gevaar kan brengen of schenden. ARTIKEL 11 Andere gebieden waarop kan worden samengewerkt 1. De Verdragsluitende Partijen verbinden zich ertoe elkaar bijstand te verlenen op het stuk van beroepsopleiding alsmede technische bijstand inzake problemen die verband houden met de werking van de diensten belast met de toepassing van dit Verdrag.2. De Verdragsluitende Partijen verbinden zich ertoe praktische ervaringen uit te wisselen omtrent alle in dit Verdrag bedoelde materies, daaronder begrepen ervaringen met betrekking tot drugsverslaving.3. De informatie, gegevens, het materieel of de technische middelen die in het kader van dit Verdrag zijn overgedragen kunnen enkel aan een derde Partij worden overgedragen met de schriftelijke instemming van de Verdragsluitende Partij die ze heeft overgedragen. ARTIKEL 12 Centrale organen 1. De centrale organen bevoegd voor de uitvoering van dit verdrag zijn : Voor de Republiek Hongarije : - het Ministerie van Binnenlandse Zaken; - het Nationale Commissariaat van de Politie; - het Nationale Commando van de Grenswacht; - het Ministerie van Financiën; - de Nationale Wacht van Douane en Accijnzen; - de Dienst van de minister zonder Portefeuille belast met de burgerlijke diensten van de nationale veiligheid; - gelet op de productie van en de sluikhandel in verdovende middelen, het Ministerie van Volksgezondheid.

Voor het Koninkrijk België : - de Algemene Politiesteundienst. 2. De bevoegde Minister(s) van iedere Verdragsluitende Partij stelt de andere Verdragsluitende Partij langs diplomatieke weg in kennis van alle wijzigingen aan de centrale organen die krachtens dit Verdrag bij de samenwerking zijn betrokken.3. De modaliteiten van de onderlinge bijstand alsmede de andere bepalingen inzake de uitvoering van dit Verdrag kunnen worden geregeld door middel van overeenkomsten tussen de bevoegde Ministers van de Verdragsluitende Partijen. ARTIKEL 13 Overleg 1. De bevoegde Ministers van de Verdragsluitende Partijen voorzien in de oprichting van een Gemengde Commissie samengesteld uit vertegenwoordigers van de twee Verdragsluitende Partijen.Zij stellen elkaar in kennis van de naam van de personen aangewezen voor de Gemengde Commissie en voor de organen belast met de uitvoering van dit Verdrag. 2. De Gemengde Commissie is ermee belast de krachtens dit Verdrag geregelde samenwerking te bevorderen en te evalueren.Zij vergadert om de twee jaar om beurt in de Republiek Hongarije en in het Koninkrijk België. Iedere Verdragsluitende Partij kan voorstellen om buitengewone vergaderingen te beleggen. 3. In geval van noodzaak kan de Gemengde Commissie subcommissies oprichten of beroep doen op deskundigen die ermee worden belast een of andere samenwerkingsopdracht uit te werken. ARTIKEL 14 De kosten die worden gemaakt in het kader van de uitvoering van dit Verdrag worden respectievelijk gedragen door iedere Verdragsluitende Partij, behoudens andersluidende bepaling tussen de behoorlijk gemachtigde vertegenwoordigers van de Verdragsluitende Partijen.

ARTIKEL 15 Regeling van geschillen 1. De regeling van ieder geschil betreffende de uitlegging of de toepassing van dit Verdrag ressorteert onder de bevoegdheid van de krachtens artikel 13 ingestelde Gemengde Commissie.2. Geschillen die niet door de Gemengde Commissie zijn opgelost worden langs diplomatieke weg geregeld. ARTIKEL 16 Slotbepalingen 1. Dit Verdrag treedt in werking wanneer de Verdragsluitende Partijen elkaar schriftelijk en langs diplomatieke weg ervan in kennis hebben gesteld dat de nationale juridische formaliteiten vereist voor de inwerkingtreding van dit Verdrag zijn vervuld.2. Dit Verdrag treedt in werking de eerste dag van de derde maand te rekenen van de datum waarop de laatste van bedoelde kennisgevingen is ontvangen.3. Dit Verdrag is gesloten voor onbeperkte duur.Het kan te allen tijde door een van beide Verdragsluitende Partijen worden opgezegd door middel van een schriftelijke kennisgeving die langs diplomatieke weg aan de andere Verdragsluitende Partij wordt gericht. De opzegging heeft uitwerking zes maanden na de ontvangst van de kennisgeving door de andere Partij. 4. Iedere Verdragsluitende Partij kan aan de andere Verdragsluitende Partij voorstellen doen toekomen die ertoe strekken dit Verdrag te wijzigen.De Verdragsluitende Partijen brengen in gemeen overleg wijzigingen aan in dit Verdrag.

Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.

Gedaan te Brussel op 4 november 1998 in twee oorspronkelijke exemplaren, elk in de Nederlandse, Franse en Hongaarse taal, de drie teksten zijnde gelijkelijk authentiek.

Voor de Regering van het Koninkrijk België : Voor de Regering van de Republiek Hongarije :

^