gepubliceerd op 23 september 2016
Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en het Groothertogdom Luxemburg betreffende de samenwerking en de wederzijdse administratieve bijstand op het gebied van de sociale zekerheid, opgemaakt te Brussel op 5 februari 2015 (2)
27 JUNI 2016. - Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en het Groothertogdom Luxemburg betreffende de samenwerking en de wederzijdse administratieve bijstand op het gebied van de sociale zekerheid, opgemaakt te Brussel op 5 februari 2015 (1)(2)
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.
Art. 2.De Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en het Groothertogdom Luxemburg betreffende de samenwerking en de wederzijdse administratieve bijstand op het gebied van de sociale zekerheid, opgemaakt te Brussel op 5 februari 2015, zal volkomen gevolg hebben.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 27 juni 2016.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, D. REYNDERS De Minister van Werk, K. PEETERS De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE BLOCK De Minister van Pensioenen, D. BACQUELAINE De Minister van Zelfstandigen, W. BORSUS De Staatssecretaris voor Bestrijding van de sociale fraude, Ph. DE BACKER Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, K. GEENS _______ Nota's (1) Kamer van Volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be): Stukken: 54-1667 Integraal verslag: 20/04/2016. (2) Datum van inwerkingtreding: 01/10/2016. OVEREENKOMST TUSSEN HET KONINKRIJK BELGI" EN HET GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG BETREFFENDE DE SAMENWERKING EN DE WEDERZIJDSE ADMINISTRATIEVE BIJSTAND OP HET GEBIED VAN DE SOCIALE ZEKERHEID DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGI" EN DE REGERING VAN HET GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG Hierna "de overeenkomstsluitende Partijen" genoemd, Wensende een diepgaande samenwerking te ontwikkelen tussen de voor de sociale zekerheid bevoegde autoriteiten, instellingen en organen, voornamelijk met het oog op een betere toepassing en nadere uitwerking van de communautaire regels, meer in het bijzonder de bepalingen van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels en, voor zover nodig, de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 1408/71, van 14 juni 1971, betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen;
Om het vrij verkeer en de rechten van de sociaal verzekerden te waarborgen, en de houdbaarheid van de socialezekerheidsstelsels te verzekeren;
De wil hebbende de functionele samenwerking te versterken en uit te breiden en bij te werken, gelet op de ontwikkeling van de technologieën en van de databases in het kader van het beheer van de sociale zekerheid;
De wens hebbende fraude en de risico's op fouten te voorkomen en zich ervan te vergewissen dat de personen de prestaties ontvangen waarop ze daadwerkelijk recht hebben;
Zich schikkend naar de bepalingen van artikel 8, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 883/2004, dat bepaalt dat twee lidstaten van de Europese Unie onderling, voor zover daaraan behoefte bestaat, overeenkomsten kunnen sluiten welke op de beginselen en de geest van deze verordening berusten;
De wens hebbende bovendien de Resolutie (1999/C125/01) van de Europese Raad van 22 april 1999 over een gedragscode ter verbetering van de samenwerking tussen de autoriteiten van de lidstaten bij de bestrijding van uitkerings- en premiefraude in de sociale zekerheid en zwartwerk, en met betrekking tot de grensoverschrijdende terbeschikkingstelling van werknemers wat hen betreft, uit te voeren;
Zich ervan bewust zijnde dat een administratieve samenwerking tussen instellingen zich opdringt, in het bijzonder in het kader van grensoverschrijdende situaties; zijn het volgende overeengekomen: TITEL l. - ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1 Definities § 1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst wordt verstaan onder: a. "verordening": verordening (EG) nr.883/2004 van het Europees Parlement en van de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels; b. "toepassingsverordening": verordening (EG) nr.987/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels; c. "verbindingsorgaan": het orgaan of de organen bedoeld in artikel 88 van de toepassingsverordening zoals gedefinieerd in punt b. § 2. Voor de toepassing van deze Overeenkomst verstaat met onder "bevoegde autoriteit" en "bevoegde instelling", naast de als dusdanig door de verordening gedefinieerde autoriteiten en instellingen: a. als bevoegde autoriteit, de minister(s) belast met de toepassing van de reglementering betreffende de prestaties bedoeld in artikel 3;b. als bevoegde instellingen, de organen belast met de inning en de invordering van de socialezekerheidsbijdragen, alsook de organen belast met de betaling en de invordering van de prestaties bedoeld in artikel 3. § 3. De andere in deze Overeenkomst gebruikte termen en uitdrukkingen hebben de betekenis die daaraan respectievelijk in de verordening, in de toepassingsverordening of in de nationale wetgeving, al naargelang, wordt gegeven.
Artikel 2 Persoonlijk toepassingsgebied Deze Overeenkomst is van toepassing op de personen die behoren tot het persoonlijk toepassingsgebied van de verordening, alsook op de personen die in aanmerking komen voor een prestatie bedoeld in artikel 3, paragraaf 2, van deze Overeenkomst.
Artikel 3 Materieel toepassingsgebied § 1. Deze Overeenkomst is van toepassing: a. wat België betreft, op de prestaties die tot het materieel toepassingsgebied van de verordening behoren, voor zover ze krachtens de Belgische nationale wetgeving tot de bevoegdheid van de federale overheid behoren;b. wat Luxemburg betreft, op de prestaties die tot het materieel toepassingsgebied van de verordening behoren en in de Luxemburgse nationale wetgeving overeenstemmen met de prestaties bedoeld in punt a. § 2. Ze is tevens van toepassing: a. wat België betreft, op de wettelijke, niet-contributieve, inkomensgebonden prestaties die aan behoeftige personen worden toegekend en die niet onder paragraaf 1 van dit artikel vallen, voor zover ze krachtens de Belgische nationale wetgeving tot de bevoegdheid van de federale overheid behoren;b. wat Luxemburg betreft, op de wettelijke, niet-contributieve prestaties bedoeld in de vorige paragraaf en die in de Luxemburgse nationale wetgeving overeenstemmen met de prestaties bedoeld in punt a. § 3. De prestaties bedoeld in paragraaf 2 van dit artikel worden vermeld in de bijlage die, voor zover nodig, wordt bijgewerkt per gewone briefwisseling tussen de bevoegde autoriteiten.
TITEL II. - ALGEMENE PRINCIPES VAN DE SAMENWERKING Artikel 4 Werking van de wederzijdse administratieve bijstand § 1. Iedere bevoegde instelling van een van de overeenkomstsluitende Partijen kan zich wenden tot een instelling van de andere Partij, rechtstreeks of door bemiddeling van het verbindingsorgaan, voor een aanvraag tot informatie of inlichtingen voor de behandeling en de regeling van een dossier waarmee ze belast is. § 2. De bevoegde instelling die van een bevoegde instelling van de andere overeenkomstsluitende Partij een informatieaanvraag ontvangt geeft daaraan zo snel mogelijk gevolg, en in ieder geval ten laatste binnen de drie maanden. § 3. Wanneer de eerste bevoegde instelling om een dringend antwoord op vragen over duidelijke punten en feitelijke gegevens verzoekt, met vermelding van de redenen voor de spoedbehandeling, probeert de bevoegde instelling waaraan de aanvraag gericht werd daarop binnen de vermelde termijn te antwoorden.
De antwoorden op de behoorlijk verantwoorde dringende aanvragen moeten binnen een termijn van hoogstens 10 dagen meegedeeld worden, tenzij de bevoegde instellingen een andere termijn overeenkomen. § 4. Onverminderd de bepaling in het eerste lid van dit artikel, brengt het bevoegde orgaan van één van de overeenkomstsluitende Partijen, zonder voorafgaand verzoek en voor zover mogelijk, het bevoegde orgaan van de andere overeenkomstsluitende Partij op de hoogte van wijzigingen in de gegevens die van belang zijn voor de behandeling van dossiers van individuele gevallen waarmee laatstgenoemd orgaan belast is.
Artikel 5 Bescherming van persoonsgegevens § 1. Met het oog op de toepassing van deze Overeenkomst mogen de instellingen van beide overeenkomstsluitende Partijen persoonsgegevens meedelen, met inbegrip van de gegevens over de inkomens van personen die gekend moeten zijn, krachtens hun wetgeving, voor de invordering van de aan de bevoegde instelling van een van de overeenkomstsluitende Partijen verschuldigde bedragen, voor de vastlegging van het bedrag van de verschuldigde bijdragen of heffingen, en voor de toelaatbaarheid tot de prestaties bedoeld in artikel 3. § 2. Bij het meedelen van persoonsgegevens door de instelling van een overeenkomstsluitende Partij moet de wetgeving betreffende de bescherming van de gegevens van deze overeenkomstsluitende Partij, en, in voorkomend geval, het systeem van voorafgaande toestemming, worden nageleefd. § 3. Op het bewaren, verwerken of verspreiden van persoonsgegevens door de bevoegde instelling van de andere overeenkomstsluitende Partij, waaraan deze gegevens meegedeeld worden, is de wetgeving betreffende de bescherming van de gegevens van deze overeenkomstsluitende Partij van toepassing. § 4. De in dit artikel bedoelde gegevens mogen niet voor andere doeleinden gebruikt worden dan voor de toepassing van de respectievelijke wetgevingen van de overeenkomstsluitende Partijen, inzonderheid voor de regels betreffende het bepalen van de toepasbare wetgeving en het verifiëren, voor zover nodig, van de toelaatbaarheid van de betrokken personen tot de in artikel 3 bedoelde prestaties. § 5. Voor de bezorgde inlichtingen en documenten geldt de regeling voor de bescherming van persoonsgegevens die van toepassing is op het grondgebied van iedere overeenkomstsluitende Partij, krachtens de nationale en internationale regels en krachtens de regels van de Europese Unie.
Artikel 6 Overdracht van gegevens § 1. De bevoegde instelling van een overeenkomstsluitende Partij kan een bevoegde instelling van de andere Partij of ieder ander door haar aangeduid orgaan verzoeken haar bestanden te bezorgen om ze samen te brengen, te doorzoeken, te vergelijken, te benutten, gegevens daaruit op het halen en ze te gebruiken door middel van gelijk welk automatisch of halfautomatisch proces. § 2. De aanvraag van de bevoegde instelling bedoeld in paragraaf 1 van dit artikel heeft tot doel fraude en fouten op het gebied van prestaties, bijdragen en onderwerping vast te stellen en heeft inzonderheid betrekking op het controleren en verifiëren van de burgerlijke staat, de verblijfplaats, de schatting van de inkomsten, het al dan niet uitoefenen van een beroepsactiviteit, de gezinssamenstelling of het bestaan van een prestatie om de onterechte cumulatie ervan te voorkomen, zoals voorzien in titels III en IV. § 3. Voor iedere in het kader van dit artikel uitgevoerde handeling moeten de principes op het gebied van finaliteit en proportionaliteit en de bepalingen van artikel 7 nageleefd worden. § 4. De bevoegde instelling waaraan de aanvraag bedoeld in paragraaf 1 van dit artikel wordt gericht, bezorgt de gevraagde bestanden op de datum of volgens de periodiciteit die beide bevoegde instellingen zijn overeengekomen. § 5. De samenwerkingsakkoorden die overeenkomstig artikel 20 van titel VI van deze Overeenkomst worden afgesloten tussen bevoegde instellingen, zullen een bepaling bevatten die uitdrukkelijk de finaliteit vastlegt van de gegevensoverdrachten tussen bevoegde instellingen, en alle andere bepalingen die nodig zijn met het oog op de naleving van de regeling voor de bescherming van persoonsgegevens die van toepassing is op het grondgebied van iedere overeenkomstsluitende Partij, krachtens de nationale en internationale regels en krachtens de regels van de Europese Unie.
Artikel 7 Informatie over de evolutie van de wet- en regelgeving De bevoegde autoriteiten informeren elkaar rechtstreeks en regelmatig over de fundamentele wijzigingen aangebracht in de wets- en regelgevingsbepalingen die vallen onder het toepassingsgebied van deze Overeenkomst.
TITEL III. - SAMENWERKING BETREFFENDE DE PRESTATIES Artikel 8 Toetredings- en toelaatbaarheidsvoorwaarden afhankelijk van het verblijf § 1. De bevoegde instelling van een overeenkomstsluitende Partij die de voorwaarden moet onderzoeken waaronder een persoon, wegens zijn verblijf op haar grondgebied, ofwel kan toetreden tot een socialebeschermingsregeling ofwel een prestatie kan genieten, kan, indien ze het nodig acht, de instelling van de andere overeenkomstsluitende Partij om inlichtingen vragen om zich te vergewissen van het daadwerkelijk verblijf van deze persoon op het grondgebied van de ene of de andere overeenkomstsluitende Partij. § 2. De bevoegde instelling waaraan de inlichtingen gevraagd worden, moet de relevante inlichtingen waarover ze beschikt verschaffen, die de onzekerheid over het verblijf van de betrokken persoon kunnen wegnemen.
Artikel 9 Schatting van de bestaansmiddelen § 1. De bevoegde instelling van een overeenkomstsluitende Partij waarvan de wetgeving toepasbaar is, kan, indien ze het nodig acht, een bevoegde instelling van de andere overeenkomstsluitende Partij inlichtingen vragen over de bestaansmiddelen en inkomens van alle aard die een persoon, die onderworpen is aan deze wetgeving en in dat opzicht bijdragen verschuldigd is, eventueel ontvangt op het grondgebied van de laatste overeenkomstsluitende Partij. § 2. De bepalingen van paragraaf van dit artikel zijn op dezelfde manier van toepassing wanneer de bevoegde instelling het recht van een persoon op een inkomensgebonden prestatie onderzoekt.
Artikel 10 Cumulatie van prestaties § 1. Iedere bevoegde instelling die de voorwaarden inzake de toelaatbaarheid van een persoon tot een prestatie onderzoekt of een prestatie uitbetaalt, kan, indien ze het nodig acht, een bevoegde instelling van de andere overeenkomstsluitende Partij inlichtingen vragen om zich ervan te vergewissen dat de persoon die deze prestatie geniet of zou kunnen genieten, overeenkomstig de wetgeving van laatstgenoemde overeenkomstsluitende Partij, geen prestatie ontvangt waarvan de cumulatie met de eerste prestatie verboden is of zou zijn. § 2. De bevoegde instelling waaraan de inlichtingen gevraagd werden, moet de inlichtingen die het recht op de eerste prestatie al dan niet bevestigen, meedelen.
Artikel 11 Bepaling van het recht op uitbetaling van socialezekerheidsprestaties De bevoegde instellingen van een overeenkomstsluitende Partij kunnen de bevoegde instellingen van de andere overeenkomstsluitende Partij alle andere dan in de vorige artikelen voorziene inlichtingen vragen, voor zover deze inlichtingen het hen mogelijk maken zich ervan te vergewissen dat de socialezekerheidsprestaties daadwerkelijk verschuldigd zijn.
Artikel 12 Verificatie bij een aanvraag voor een prestatie en de uitbetaling ervan § 1. Op verzoek van de bevoegde instelling van een overeenkomstsluitende Partij die een aanvraag voor een prestatie onderzoekt of deze prestatie moet uitbetalen, voert de bevoegde instelling van de andere overeenkomstsluitende Partij elk onderzoek uit dat noodzakelijk is voor het verifiëren van het recht van de persoon die bedoelde prestatie aanvraagt. De bevoegde instelling waaraan de aanvraag wordt gericht, controleert de inlichtingen betreffende de aanvrager of zijn gezinsleden en bezorgt ze samen met alle andere daarbij horende documenten aan de bevoegde instelling. § 2. De bevoegde instelling waaraan de aanvraag wordt gericht, verzamelt en verifieert de gegevens op dezelfde manier als voor het onderzoeken van een prestatieaanvraag krachtens de wetgeving die ze toepast. § 3. De in paragraaf 1 van dit artikel bedoelde inlichtingen omvatten inzonderheid de inlichtingen betreffende de burgerlijke staat, de bestaansmiddelen en de verblijfplaats waarvan de toekenning van prestaties afhangt. § 4. Indien met zekerheid vastgesteld wordt dat de prestaties onrechtmatig ontvangen werden door personen wier woonplaats zich op het grondgebied van de andere overeenkomstsluitende Partij bevindt of wier woonplaats verondersteld wordt zich op dat grondgebied te bevinden, zal dit feit aan de bevoegde instelling van de andere overeenkomstsluitende Partij meegedeeld worden . In geval van twijfel, zal dit feit worden meegedeeld aan de door de andere overeenkomstsluitende Partij aangeduide instelling. § 5. Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 1 van dit artikel, kan de bevoegde instelling van een overeenkomstsluitende Partij, zonder voorafgaande aanvraag, een bevoegde instelling van de andere overeenkomstsluitende Partij inlichten over iedere vastgestelde verandering in de overeenkomstig dit artikel bezorgde gegevens.
Artikel 13 Weigering van uitbetaling, uitstel van uitbetaling of afschaffing van prestaties Op basis van de gevraagde inlichtingen en de in deze Overeenkomst vermelde controles kan een bevoegde instelling van een overeenkomstsluitende Partij een prestatie weigeren, opschorten of afschaffen.
TITEL IV. - SAMENWERKING BETREFFENDE DE ONDERWERPING Artikel 14 Verificatie van de toepasselijke wetgeving en van de detacheringsvoorwaarden § 1. De overeenkomstsluitende Partijen geven volledige uitwerking aan de besluiten van de Administratieve commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels met betrekking tot de interpretatie van de artikelen van de verordening die betrekking hebben op de toepasselijke wetgeving. § 2. De overeenkomstsluitende Partijen verifiëren of alle detacheringsvoorwaarden, met inbegrip van alle elementen die bepalend zijn voor de juridische aard van de arbeidsrelatie, zoals toegelicht in de besluiten bedoeld in paragraaf 1, worden nageleefd in het kader van de detacheringsprocedure. § 3. Wanneer de instelling van de overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied waarvan de werknemer is gedetacheerd elementen bijeenbrengt op basis waarvan kan worden aangetoond dat de detachering onterecht is gebeurd, inzonderheid ten aanzien van de bepalingen van de in de vorige paragrafen bedoelde besluiten, wendt het verbindingsorgaan van deze overeenkomstsluitende Partij zich tot de bevoegde instelling die de detachering heeft toegelaten en bezorgt ze haar alle bijeengebrachte elementen.
De instelling die de detachering heeft toegelaten dient dan de bezorgde elementen te verifiëren en zich, binnen een termijn van een maand, uit te spreken over het behoud of de intrekking van de detachering. § 4. Wanneer de bevoegde instelling geen antwoord geeft binnen de termijn van een maand, brengt het verbindingsorgaan de bevoegde autoriteiten daarvan op de hoogte. § 5. De regels voor de toepassing van dit artikel kunnen verder worden uitgewerkt aan de hand van samenwerkingsakkoorden tussen bevoegde instellingen, overeenkomstig artikel 20 van titel VI van deze Overeenkomst.
Artikel 15 Vastleggen van het recht op invordering van de socialezekerheidsbijdragen De bevoegde instellingen en controle- en inspectiediensten van een overeenkomstsluitende Partij kunnen de bevoegde instellingen van de andere overeenkomstsluitende Partij of het door deze Partij aangeduid orgaan alle inlichtingen vragen op basis waarvan ze met zekerheid kunnen vaststellen dat de socialezekerheidsbijdragen daadwerkelijk aan de instelling van deze overeenkomstsluitende Partij verschuldigd zijn.
Artikel 16 Uitwisselingen van statistische gegevens De verbindingsorganen bezorgen elkaar jaarlijks de statistische gegevens waarover ze beschikken betreffende de detachering van werknemers op het grondgebied van de andere overeenkomstsluitende Partij. Deze gegevens worden elektronisch uitgewisseld.
TITEL V. - SAMENWERKING BETREFFENDE DE CONTROLES Artikel 17 Algemene principes voor de samenwerking betreffende de controles De bevoegde instellingen van een overeenkomstsluitende Partij zorgen voor een ondersteuning bij de door de bevoegde instellingen van de andere overeenkomstsluitende Partij uitgevoerde controleacties. In dit verband kunnen ze personeelsleden uitwisselen voor het verzamelen van de voor de uitoefening van hun controleopdracht nuttige inlichtingen.
Ze verlenen elkaar bijstand overeenkomstig de wetgevingen die op het grondgebied van elke overeenkomstsluitende Partij van toepassing zijn om de geldigheid van documenten en attesten te bepalen, en met het oog op iedere andere vorm van wederzijdse bijstand en samenwerking.
Artikel 18 Nadere regels voor de gezamenlijke controles § 1. In het kader van een door de personeelsleden op het grondgebied van één van de overeenkomstsluitende Partijen uitgevoerde controle kunnen de personeelsleden van de andere overeenkomstsluitende Partij aanwezig zijn bij deze controle voor het juist vaststellen van de socialezekerheidsbijdragen, voor het onderzoeken van de detacheringsvoorwaarden, voor het verifiëren van de cumulatie van prestaties zoals voorzien in titels III en IV van deze Overeenkomst, overeenkomstig de wetgeving die geldt op het grondgebied waar de controle gebeurt. § 2. De personeelsleden van een van de overeenkomstsluitende Partijen nemen enkel als waarnemer deel aan de op het grondgebied van de andere overeenkomstsluitende Partij uitgevoerde controles en moeten steeds in staat zijn hun hoedanigheid te verantwoorden. § 3. De periodiciteit van deze controles, het aantal personeelsleden die nodig zijn voor de goede uitvoering van de controles alsook de nadere regels voor de evaluatie ervan zijn kunnen verder worden uitgewerkt aan de hand van samenwerkingsakkoorden tussen bevoegde instellingen, overeenkomstig artikel 20 van titel VI van deze Overeenkomst.
Artikel 19 Controle op arbeidsonderbrekingen § 1. Wanneer een werknemer die onderworpen is aan de wetgeving van een overeenkomstsluitende Partij en die woont op het grondgebied van de andere overeenkomstsluitende Partij in arbeidsonderbreking is, dan kan de bevoegde instelling van de eerste overeenkomstsluitende Partij, met toepassing van de toepassingsverordening, de bevoegde instelling van de andere overeenkomstsluitende Partij verzoeken om over te gaan tot de controlemaatregelen die zijn voorzien bij de wetgeving van deze andere overeenkomstsluitende Partij. De daartoe verzochte bevoegde instelling gaat onverwijld over tot de uitvoering van de gevraagde controlemaatregelen en brengt de verzoekende bevoegde instelling op de hoogte van de vaststellingen die ze heeft gedaan. § 2. Bovendien kan de bevoegde instelling van een overeenkomstsluitende Partij, die zich wenst te vergewissen van de verantwoording van een arbeidsonderbreking van een werknemer die onderworpen is aan de wetgeving die ze toepast en die woont op het grondgebied van de andere overeenkomstsluitende Partij, een geneesheer van haar keuze die op het grondgebied van laatstgenoemde Partij zijn praktijk heeft, de opdracht geven om thuis bij de werknemer een controlebezoek te doen.
TITEL VI. - NADERE UITVOERINGSREGELS Artikel 20 Samenwerking tussen bevoegde instellingen De bevoegde instellingen van de overeenkomstsluitende Partijen kunnen samenwerkingsakkoorden afsluiten om de nadere regels voor de uitvoering van deze Overeenkomst vast te leggen. Deze samenwerkingsakkoorden hebben betrekking op de in deze Overeenkomst beoogde aangelegenheden.
Artikel 21 Regeling van geschillen De bevoegde autoriteiten van beide overeenkomstsluitende Partijen zullen trachten de geschillen ingevolge de interpretatie of de uitvoering van deze Overeenkomst vriendschappelijk op te lossen.
TITEL VII. - OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN Artikel 22 Aanpassingsclausule De clausules van deze Overeenkomst blijven van toepassing voor zover ze geen afbreuk doen aan de bepalingen van de verordeningen bedoeld in artikel 1, paragraaf 1, sub a) en sub b), in geval van wijziging daarvan.
Artikel 23 Duur van de Overeenkomst Deze Overeenkomst wordt voor onbepaalde tijd gesloten. Ze kan worden opgezegd door een van de overeenkomstsluitende Partijen. De opzegging moet langs diplomatieke weg worden betekend. In dat geval stopt de Overeenkomst uitwerking te hebben bij het verstrijken van een periode van twaalf maanden vanaf de datum van opzegging.
Artikel 24 Opheffing Het Akkoord tussen het Koninkrijk België en het Groothertogdom Luxemburg betreffende de toepassing van artikel 51 van Verordening No. 3 van de Raad van de Europese Economische Gemeenschap inzake de sociale zekerheid van migrerende werknemers en de bijlage bij het akkoord, ondertekend te Luxemburg op 28 januari 1961, worden opgeheven op de datum van inwerkingtreding van deze Overeenkomst.
Artikel 25 Inwerkingtreding De twee overeenkomstsluitende Partijen betekenen elkaar langs diplomatieke weg de uitvoering van hun respectieve grondwettelijke en wettelijke formaliteiten vereist voor de inwerkingtreding van deze Overeenkomst. Deze Overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de derde maand die volgt op de datum van de laatste betekening.
TEN BLIJKE WAARVAN de behoorlijk daartoe gemachtigden deze Overeenkomst hebben ondertekend.
Opgemaakt te Brussel, op 5 februari 2015 in tweevoud, in de Franse en Nederlandse taal, beide teksten zijnde gelijkelijk rechtsgeldig.