gepubliceerd op 14 juni 2005
Wet houdende instemming met het Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen, gedaan te Straatsburg op 18 december 1997
26 APRIL 2005. - Wet houdende instemming met het Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen, gedaan te Straatsburg op 18 december 1997 (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2.Het Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen, gedaan te Straatsburg op 18 december 1997, zal volkomen gevolg hebben.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 26 april 2005.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, K. DE GUCHT De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX Met s' Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota's (1) Zitting 2004-2005. Senaat.
Documenten. - Ontwerp van wet ingediend op 19 januari 2005, nr. 3-990/1. - Verslag namens de commissie, nr. 3-990/2.
Parlementaire Handelingen. - Bespreking en stemming. Vergadering van 3 maart 2005.
Kamer van volksvertegenwoordigers.
Documenten. - Ontwerp overgezonden door de Senaat, nr. 51-1650/1.
Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 51-1650/2.
Parlementaire Handelingen. - Bespreking en stemming. Vergadering van 17 maart 2005.
Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen, Straatsburg, 18 december 1997 Preambule De lid-Staten van de Raad van Europa en de andere Staten die dit Protocol hebben ondertekend, Verlangend de toepassing van het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen dat op 21 maart 1983 te Straatsburg is opengesteld voor ondertekening (hierna « het Verdrag » genoemd) te vergemakkelijken en, in het bijzonder de daarin geformuleerde doeleinden van een goede rechtsbedeling en de reclassering van gevonniste personen na te streven;
Zich ervan bewust dat veel Staten hun eigen onderdanen niet kunnen uitleveren;
Overwegende dat het wenselijk is het Verdrag in bepaalde opzichten aan te vullen;
Zijn het volgende overeengekomen :
Artikel 1.Algemene bepalingen 1. De in dit Protocol gebruikte termen en uitdrukkingen moeten worden uitgelegd in de zin van het Verdrag.2. De bepalingen van het Verdrag zijn van toepassing voor zover zij verenigbaar zijn met de bepalingen van dit Protocol.
Art. 2.Personen die uit de Staat van veroordeling zijn gevlucht 1. Wanneer een onderdaan van een Partij die is veroordeeld bij onherroepelijk vonnis, uitgesproken op het grondgebied van een andere Partij, zich aan de tenuitvoerlegging of verdere tenuitvoerlegging van de veroordeling in de Staat van veroordeling tracht te onttrekken door te vluchten naar het grondgebied van de eerstgenoemde Partij voordat hij de veroordeling heeft ondergaan, kan de Staat van veroordeling de andere Partij verzoeken de tenuitvoerlegging van de veroordeling over te nemen.2. Op verzoek van de Staat van veroordeling kan de Staat van tenuitvoerlegging voorafgaand aan de ontvangst van de stukken ter staving van het verzoek of aan de beslissing op het verzoek, de gevonniste persoon aanhouden of andere maatregelen nemen teneinde te verzekeren dat de gevonniste persoon op diens grondgebied blijft, in afwachting van een beslissing over het verzoek.Verzoeken tot voorlopige maatregelen moeten vergezeld gaan van de in artikel 4, derde lid, van het Verdrag genoemde inlichtingen. De strafrechtelijke positie van de gevonniste persoon zal niet worden verzwaard ten gevolge van een uit hoofde van dit lid in hechtenis doorgebrachte periode. 3. De instemming van de gevonniste persoon is voor de overdracht van de tenuitvoerlegging van de veroordeling niet vereist.
Art. 3.Gevonniste personen voor wie een bevel tot uitzetting of uitwijzing geldt. 1. Op verzoek van de Staat van veroordeling kan de Staat van tenuitvoerlegging, met inachtneming van de bepalingen van dit artikel, ermee instemmen een gevonniste persoon zonder de instemming van die persoon over te brengen, wanneer de tegen hem uitgesproken veroordeling of een daaruit voortvloeiende administratieve beslissing een bevel tot uitzetting of uitwijzing inhoudt of enige andere maatregel krachtens welke het aan die persoon na zijn invrijheidstelling niet langer is toegestaan op het grondgebied van de Staat van veroordeling te verblijven.2. De Staat van tenuitvoerlegging geeft zijn instemming als bedoeld in het eerste lid enkel nadat hij de mening van de gevonniste persoon in zijn overwegingen heeft betrokken.3. Voor de toepassing van dit artikel verstrekt de Staat van veroordeling de Staat van tenuitvoerlegging : a) een verklaring waarin de mening van de gevonniste persoon over zijn beoogde overbrenging is weergegeven, en b) een kopie van het bevel tot uitzetting of uitwijzing of enig ander bevel ten gevolge waarvan het aan die persoon na zijn invrijheidstelling niet langer is toegestaan op het grondgebied van de Staat van veroordeling te verblijven.4. Een krachtens de bepalingen van dit artikel overgebrachte persoon wordt noch vervolgd, noch veroordeeld, noch in hechtenis genomen met het oog op de tenuitvoerlegging van een veroordeling of een bevel tot aanhouding noch aan enige andere beperking van zijn vrijheid onderworpen voor enig ander voor de overbrenging gepleegd feit dan dat waarvoor de ten uitvoer te leggen veroordeling werd uitgesproken, behalve in de volgende gevallen : a) wanneer de Staat van veroordeling hierin toestemt : een verzoek om toestemming dient te worden overgelegd, vergezeld van alle relevante documenten en een rechterlijk proces-verbaal van de door de gevonniste persoon afgelegde verklaringen;de toestemming wordt gegeven indien het strafbare feit waarvoor deze wordt gevraagd op zich zelf een grond voor uitlevering zou zijn krachtens de wetgeving van de Staat van veroordeling of wanneer uitlevering uitsluitend vanwege de strafmaat zou worden uitgesloten; b) wanneer de gevonniste persoon, hoewel hij daartoe de mogelijkheid had, niet binnen de vijfenveertig dagen die op zijn definitieve invrijheidstelling volgden, het grondgebied van de Staat van tenuitvoerlegging heeft verlaten of indien hij na dit gebied te hebben verlaten daarin is teruggekeerd.5. Onverminderd de bepalingen van het vierde lid kan de Staat van tenuitvoerlegging de maatregelen nemen die nodig zijn voor de stuiting van de verjaring overeenkomstig zijn wet, waaronder begrepen het instellen van een verstekprocedure.6. Elke Verdragsluitende Staat kan door middel van een aan de Secretaris-generaal van de Raad van Europa gerichte verklaring aangeven dat hij de tenuitvoerlegging van veroordelingen onder de in dit artikel beschreven omstandigheden niet zal overnemen.
Art. 4.Ondertekening en inwerkingtreding. 1. Dit Protocol staat open voor ondertekening door de lid-Staten van de Raad van Europa en de andere Staten die het Verdrag hebben ondertekend.Het moet worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd. Een ondertekenaar kan dit Protocol niet bekrachtigen, aanvaarden of goedkeuren, indien hij niet eerder het Verdrag heeft bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd of dit gelijktijdig bekrachtigt, aanvaardt of goedkeurt. De akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring worden neergelegd bij de Secretaris-generaal van de Raad van Europa. 2. Dit Protocol treedt in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een periode van drie maanden na de datum van de nederlegging van de derde akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring.3. Ten aanzien van iedere ondertekenende Staat die zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring later neerlegt, treedt het Protocol in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van drie maanden na de datum van nederlegging.
Art. 5.Toetreding. 1. Elke Staat die geen lid-Staat is en die is toegetreden tot het Verdrag, kan toetreden tot dit Protocol na de inwerkingtreding ervan.2. Ten aanzien van elke toetredende Staat treedt het Protocol in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een periode van drie maanden na de datum van nederlegging van de akte van toetreding.
Art. 6.Territoriale toepassing. 1. Elke Staat kan op het tijdstip van ondertekening of bij nederlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding specificeren op welk grondgebied of welke grondgebieden dit Protocol van toepassing is.2. Elke Verdragsluitende Staat kan op een later tijdstip door middel van een aan de Secretaris-generaal van de Raad van Europa gerichte verklaring de toepassing van dit Protocol uitbreiden tot ieder ander in de verklaring gespecificeerd grondgebied.Ten aanzien van dat grondgebied treedt het Protocol in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een periode van drie maanden na de datum van ontvangst van die verklaring door de Secretaris-generaal. 3. Elke krachtens de twee vorige leden gedane verklaring kan met betrekking tot ieder in die verklaring gespecificeerd grondgebied worden ingetrokken door een aan de Secretaris-generaal gerichte kennisgeving.De intrekking wordt van kracht op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van drie maanden na de datum van ontvangst van die kennisgeving door de Secretaris-generaal.
Art. 7.Toepassing in de tijd.
Dit Protocol is van toepassing op de tenuitvoerlegging van veroordelingen die of voor of na de inwerkingtreding van het Protocol zijn uitgesproken.
Art. 8.Opzegging. 1. Elke Verdragsluitende Staat kan te allen tijde dit Protocol opzeggen door middel van een aan de Secretaris-generaal van de Raad van Europa gerichte kennisgeving.2. De opzegging wordt van kracht op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een periode van drie maanden na de datum van ontvangst van de kennisgeving door de Secretaris-generaal.3. Dit Protocol blijft evenwel van toepassing op de tenuitvoerlegging van veroordelingen van personen die overeenkomstig de bepalingen van zowel het Verdrag als dit Protocol zijn overgebracht voor de datum waarop een dergelijke opzegging van kracht wordt.4. Opzegging van het Verdrag heeft automatisch opzegging van dit Protocol ten gevolge.
Art. 9.Kennisgevingen.
De Secretaris-generaal van de Raad van Europa stelt de lid-Staten van de Raad van Europa, elke Ondertekenaar, elke Partij en elke andere Staat die is uitgenodigd toe te treden tot het Verdrag in kennis van : a) iedere ondertekening;b) de nederlegging van iedere akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding;c) iedere datum van inwerkingtreding van dit Protocol overeenkomstig de artikelen 4 en 5;d) iedere andere handeling, verklaring, kennisgeving of mededeling die betrekking heeft op dit Protocol. Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Protocol hebben ondertekend.
Gedaan te Straatsburg, op 18 december 1997, in de Engelse en de Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek, in een enkel exemplaar, dat zal worden neergelegd in het archief van de Raad van Europa. De Secretaris-generaal van de Raad van Europa doet hiervan een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift toekomen aan iedere lidstaat van de Raad van Europa, aan de andere Staten die het Verdrag hebben ondertekend en aan iedere Staat die is uitgenodigd tot het Verdrag toe te treden.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
VERKLARING VAN HET KONINKRIJK BELGIE op basis van artikel 2 van het Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen, gedaan te Straatsburg op 18 december 1997. "De Belgische Regering verklaart hetgeen volgt : België verbindt er zich toe artikel 3 van het Protocol niet toe te passen ingeval de gevonniste persoon op het tijdsstip van zijn aanhouding zijn gewone verblijfplaats had op het grondgebied van het Koninkrijk."